NJ 2008, 550
HR, 02-10-2007, nr. 01703/06 P
HR 02-10-2007, ECLI:NL:HR:2007:BA5825, m.nt. P.A.M. Mevis
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
2 oktober 2007
- Magistraten
Mrs. G.J.M. Corstens, J.P. Balkema, W.A.M. van Schendel, J.W. Ilsink, H.A.G. Splinter-van Kan
- Zaaknummer
01703/06 P
- Conclusie
A-G Wortel
- Noot
P.A.M. Mevis
- LJN
BA5825
- JCDI
JCDI:ADS154787:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht / Voorfase
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2007:BA5825, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 02‑10‑2007
ECLI:NL:HR:2007:BA5825, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 02‑10‑2007
Beroepschrift, Hoge Raad, 06‑10‑2006
- Wetingang
Essentie
HR herhaalt algemene overwegingen uit NJ 1994, 408 ten aanzien van het vervallen van het recht tot strafvervolging in het geval van een ontbonden rechtspersoon. De ontnemingprocedure moet in samenhang worden bezien met de vervolging in de hoofdzaak (vgl. NJ 2000, 56). Het recht tot strafvervolging, daaronder begrepen de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, komt niet aan het OM te ontvallen, indien de strafvervolging is aangevangen ruim voor de datum waarop volgens opgave van de Kamer van Koophandel de betrokkene is ontbonden.
Samenvatting
De vervolging vangt aan op het moment ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.