HR, 29-05-2007, nr. 02956/06
ECLI:NL:HR:2007:BA1761
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
29-05-2007
- Zaaknummer
02956/06
- LJN
BA1761
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2007:BA1761, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 29‑05‑2007
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2007:BA1761
Arrest gerechtshof: ECLI:NL:GHARN:2006:AV2321
ECLI:NL:HR:2007:BA1761, Uitspraak, Hoge Raad, 29‑05‑2007; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHARN:2006:AV2321, Bekrachtiging/bevestiging
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2007:BA1761
- Vindplaatsen
Conclusie 29‑05‑2007
Inhoudsindicatie
Miljoenenfraude bij Aegon 1997-2002 door registeraccountant en financieel directeur. Klacht in cassatie over het afwijzen van het horen van getuigen. HR: 81 RO.
Nr. 02956/06
Mr. Vellinga
Zitting: 20 maart 2007 (bij vervroeging)
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Verdachte is door het Gerechtshof te Arnhem bij arrest van 22 februari 2006 wegens 1 primair. 'medeplegen: van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, dan wel opzettelijk zodanig geschrift afleveren of voorhanden hebben, terwijl hij wist dat dit geschrift bestemd is voor zodanig gebruik, meermalen gepleegd' en 2. primair 'medeplegen van: verduistering, gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd' veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren.
2. Er bestaat samenhang met de zaak met nummer 02957/06 tegen de medeverdachte [medeverdachte 1]. In beide zaken zal ik vandaag concluderen.
3. Namens verdachte heeft mr. N.A. de Leon - van den Berg, advocaat te Utrecht, één middel van cassatie voorgesteld.
4. Het middel houdt in dat het hof het verzoek tot het horen van [betrokkene 1], [betrokkene 2], [betrokkene 3] en [betrokkene 4] als getuigen ten onrechte heeft afgewezen dan wel onbegrijpelijk dan wel ontoereikend heeft gemotiveerd.
5. De stukken van het geding houden het volgende in. Bij fax van 29 april 2005 verzoekt de raadsman van de verdachte de Advocaat-Generaal om oproeping van -voorzover hier van belang- de getuigen [betrokkene 2] en [betrokkene 3] en de deskundige [betrokkene 4] voor de terechtzitting van het Hof van 11 mei 2005. Bij het verzoek wordt aangevoerd dat de getuige [betrokkene 2] heeft deelgenomen aan het leiderschapsprogramma, in het kader daarvan heeft kunnen afstuderen op het onderdeel Human Capital en als zodanig kan verklaren over de omvang de kosten en het resultaat van dat programma. De getuige [betrokkene 3] heeft mede gestalte gegeven aan het creatieve proces van het leiderschapsprogramma. Hij zou kunnen uitleggen welke activiteiten zijn verricht, welke omvang deze hadden etc. De getuige [betrokkene 4] zou als deskundige kunnen verklaren over de toegevoegde waarde van het Human Capital-programma voor [A] en wat daarvoor de investeringen mochten zijn. Een en ander zou dan kunnen worden afgezet tegenover de kosten die door de verdachte in rekening zijn gebracht en duidelijk kunnen maken dat het hier reële kosten betreft.
6. Per brief van 9 mei 2005 deelt de Advocaat-Generaal de raadsman mee dat hij het verzoek met betrekking tot de getuigen [betrokkene 1](1), [betrokkene 2] en [betrokkene 3] afwijst, omdat deze getuigen wellicht kunnen verklaren over de activiteiten, maar niet over de vervalste geschriften en/of de verduisterde geldbedragen en dat hij het verzoek om de deskundige [betrokkene 4] te horen afwijst, omdat hij het Hof zeer wel in staat acht zich zelfstandig een oordeel te vormen omtrent de materie waarover de verdediging de deskundige wil horen.
7. Aan de verdachte is ten laste gelegd - kort gezegd- ten eerste dat hij gebruik heeft gemaakt van valse facturen door die facturen te fiatteren waardoor zij werden uitbetaald door zijn werkgever, terwijl aan die facturen geen prestaties ten grondslag lagen of die facturen verwezen naar diensten ter zake waarvan zijn werkgever geen verplichting(en) was aangegaan jegens de indiener van die bedragen en ten tweede dat hij geld van zijn werkgever heeft verduisterd.
8. Tegenover de politie heeft de verdachte bekend dat hij een groot bedrag aan [A] heeft onttrokken. Dit bedrag bestond uit een bedrag van 4,3 miljoen gulden waarvoor geen echte werkzaamheden voor [A] waren verricht en een bedrag van 21.7 miljoen gulden, vermeld in contracten "waarvan het bestaansrecht juridisch wat zwak onderbouwd is." (bewijsm. 3; verklaring van 15 oktober 2002). In hoger beroep - terechtzitting van 11 mei 2005 - verklaart de verdachte dat het in die verklaring ging over door de [medeverdachte 1]-organisatie opgestelde facturen met betrekking tot andere facilitaire werkzaamheden. Op zeven-jaars-basis zou het om een bedrag van 14 miljoen gulden gaan, maar de verdachte kon niet meer precies opgeven welke dat precies zouden zijn geweest. Vervolgens houdt het proces-verbaal van die terechtzitting in:
"De voorzitter merkt op dat door de onderzoekers is vastgesteld dat een totaalbedrag van 40 miljoen gulden aan de [A] Organisatie zou zijn onttrokken. Het resterende bedrag - 26 miljoen gulden - is enerzijds verdeeld in contracten waarvan het bestaansrecht juridisch zwak is onderbouwd, 21,7 miljoen gulden en daarnaast contracten zonder echte dekking, 4,3 miljoen gulden.
Verdachte verklaart hieromtrent - zakelijk weergegeven -:
Het laatstgenoemde bedrag heeft te maken met marges, waar geen facturen tegenover zijn te zetten. [Medeverdachte 1] heeft producties ingekocht en prestaties verricht. Daar heb je dan een bruto-winst marge op. Bij verzekeraars is geen sprake van BTW-afdracht. Op het feit dat er toch BTW moest worden afgedragen ben ik nooit door een accountant attent gemaakt.
Ik wist natuurlijk niet hoe [medeverdachte 1] zijn administratie had ingericht; dat is zijn zaak. Volgens mij klopt het allemaal, markttechnisch gezien.
Ik wijs u ook op het "grijze kostencircuit" van [A]. Ik heb als getuige [betrokkene 5] opgegeven die in mijn boeken heeft gekeken en ook in de administratie van [A] en hierover onder ede kan verklaren; hij begreep onmiddellijk wat er in de [A]-boeken was gebeurd.
Ongeveer 40% van de facturen werd niet op de juiste kostenplaats geboekt.
Ik mocht die facturen tekenen. Het werd beoordeeld door mijn baas en mijn mensen die nog steeds op hoge posities binnen [A] zitten. Men wist het dus.
De kosten die ik maakte werden helemaal niet weggesmoezeld, die werden een op een gerapporteerd binnen de [A] Organisatie
(...)
In het politie-onderzoek word je gedwongen om antwoord te geven, Ik heb meerdere malen te kennen gegeven dat men mij niet moest vastnagelen op bepaalde cijfers. Die 4,3 miljoen gulden was de winstmarge.
Ik heb ten behoeve van de medewerkers contante betalingen gedaan.
Men moet maar aan de betreffende medewerkers gaan vragen wat ze allemaal hebben gekregen.
(...)
De voorzitter stelt vervolgens aan de orde de brief van de raadsman, gedateerd 29 april 2005 met betrekking tot het verzoek een aantal getuigen te horen.
De raadsman van verdachte licht het verzoek tot het horen van een aantal getuigen toe en verklaart - zakelijk weergegeven -:
Het verdedigingsbelang dient voorop te staan.
De vraag is of de getuigenverklaringen van belang kunnen zijn voor de door het hof te nemen beslissingen in de strafzaak van mijn cliënt.
Beslissingen die van belang kunnen zijn, zijn in ieder geval beslissingen met betrekking tot de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, beslissingen ten aanzien van het bewijs en beslissingen ten aanzien van de strafmaat.
Ik verwijs naar het vonnis van de rechtbank, waarin redelijk uitvoerig gemotiveerd is waarom cliënt een straf zou verdienen zoals die door de rechtbank is opgelegd. Die laatste motivering wordt door mijn cliënt fel bestreden. Volgens cliënt was er binnen [A] een dusdanige cultuur dat hij feitelijk niet anders kon dan handelen zoals hij gehandeld heeft. Allerlei zaken heeft hij moeten bedekken en toedekken, anders moeten boeken. Het was zijn hoofdtaak bij [A] om bepaalde zaken op- dan wel weg te poetsen.
(...)
Voor wat betreft [betrokkene 1], [betrokkene 2] en [betrokkene 3] verwijs ik naar hetgeen door mr Speijdel is gezegd in de zaak tegen [medeverdachte 1], hoewel beide zaken niet gevoegd zijn maar wel gelijktijdig worden behandeld. [Betrokkene 5] is door mijn cliënt in het bezit gesteld van het volledige dossier inclusief alle stukken die destijds onder cliënt privé in beslag genomen zijn en op basis daarvan heeft deze man zich volledig ingelezen in de zaak en komt hij tot conclusies die de stellingen van mijn cliënt onderschrijven. Hij kan ook uitleggen waarom mijn cliënt gehandeld heeft zoals hij gehandeld heeft.
Cliënt heeft gehandeld in opdracht van zijn Ieidinggevenden, feitelijk onder druk van zijn leidinggevenden en dat zijn nu juist de verantwoordelijken voor de aangifte en voor het feit dat mijn cliënt hier terecht staat. In die zin is cliënt van mening dat hetgeen hem wordt verweten feitelijk niet aan hem zou moeten worden verweten, doch aan een aantal andere mensen.
Andere verzoeken heb ik niet.
De advocaat-generaal verklaart vervolgens - zakelijk weergegeven -:
Ik heb mijn reactie schriftelijk aan de raadslieden kenbaar gemaakt. Het is jammer dat dergelijke verzoeken weliswaar formeel op tijd, zo kort voor de zitting binnen komen. De mogelijkheden om dan goed te reageren zijn op die manier beperkt. (...)
Voor wat betreft de getuigen [betrokkene 2], [betrokkene 1] en [betrokkene 3] ben ik van mening dat die getuigen niet voor het bewijs van belang zijn; dat verzoek dient in zoverre te worden afgewezen.
Voor de getuigen [betrokkene 4] en [betrokkene 5] geldt het zelfde; het hof is heel wel in staat een zelfstandig oordeel te vormen.
(...)
De raadsman verklaart - zakelijk weergegeven -:
Ik persisteer bij hetgeen ik al heb aangevoerd.
[Betrokkene 1] is inderdaad al eerder door de verdediging gehoord. Bij gelegenheid van dat verhoor was de verdediging niet in het bezit van een omvangrijke hoeveelheid stukken. (...)
Cliënt heeft een groot belang, namelijk een gevangenisstraf van vier jaar.
(...)
Het onderzoek wordt hierop onderbroken voor beraad.
Na hervatting van het onderzoek deelt de voorzitter als beslissing van het hof mede dat
(...)
• het hof het verzoek tot het horen als getuige van [betrokkene 1], [betrokkene 2], [betrokkene 3] en [betrokkene 4] afwijst, nu naar het oordeel van het hof hun verklaringen redelijkerwijs niet van belang zijn voor enige in verband met het tenlaste gelegde te nemen beslissing nu naar het oordeel van het hof op zich aannemelijk is geworden dat er aanzienlijke uitgaven zijn gedaan voor personeelsactiviteiten en dergelijke;"
9. Het voorgaande komt op het volgende neer. Verdachtes raadsman heeft verzocht genoemde getuigen te horen, kort gezegd over de kosten die zijn gemoeid met een door de verdachte ten behoeve van [A] opgezet opleidingsprogramma. De Advocaat-Generaal van het Hof wijst deze verzoeken af omdat de getuigen [betrokkene 1], [betrokkene 2] en [betrokkene 3] niet kunnen verklaren over de vervalste geschriften of de verduisterde geldbedragen, terwijl het Hof voor wat betreft de materie waarover [betrokkene 4] kan verklaren ook zonder deze getuige te horen in staat is zich zelfstandig een oordeel te vormen.
Ter terechtzitting van het Hof d.d. 11 mei 2005 wordt de verdachte vervolgens ondervraagd over de bedragen die aan de [A]-organisatie zouden zijn onttrokken, totaal ca. 40 miljoen gulden. Een bedrag van 14 miljoen gulden schrijft de verdachte toe aan activiteiten bestaande in door de [medeverdachte 1]-organisatie aan [A] geleverde diensten. Over het resterende bedrag van 26 miljoen gulden heeft hij op 15 oktober 2002 (zie bewijsmiddel 3) tegenover de politie verklaard dat daarvan een bedrag van 21,7 miljoen gulden is onderbouwd met contracten waarvan het bestaansrecht juridisch zwak is onderbouwd, terwijl 4,3 miljoen gulden betrekking heeft op uitgaven voor [A] waarvoor geen echte werkzaamheden zijn verricht. Voorts verklaarde hij toen dat hij via facturen die hij deed boeken in de [medeverdachte 1]-organisatie, een groot bedrag aan [A] heeft onttrokken, dat dat geld dat hij zich ten onrechte heeft toegeëigend, voor een groot deel zit in een schilderijencollectie en voorts in de verbouwing van zijn huis alsmede in de inrichting en verbouwing van zijn appartement in Zwitserland.
Ter terechtzitting van 11 mei 2005 verklaart de verdachte dat het bedrag van 4,3 miljoen gulden heeft te maken met transacties waar geen facturen tegenover zijn te zetten. Het zou gaan om een bruto-winstmarge op door [medeverdachte 1] ingekochte producties en door deze verrichte prestaties. Die 4,3 miljoen gulden was volgens de verdachte de winstmarge waaruit ten behoeve van medewerkers contante betalingen zijn gedaan. Het geld van de woning uit Zwitserland zou zijn betaald uit een lening die [medeverdachte 1] uit zijn winstmarge aan de verdachte had verstrekt. Volgens de verdachte is voor de facturen die bij hem langs kwamen door [medeverdachte 1] wel degelijk gewerkt, zij het dat de omschrijvingen op die facturen slaan op het grijze circuit bij [A]. Volgens de verdachte werd 40% van de facturen niet op de juiste kostenplaats geboekt.
Vervolgens licht verdachtes raadsman het verzoek tot het horen van - onder meer - genoemde getuigen toe. Daarbij gaat hij niet in op de redenen voor de Advocaat-Generaal om het verzoek af te wijzen, maar betoogt hij wel dat de verdachte zich zeer heeft gestoten aan de motivering die de Rechtbank aan de door haar opgelegde straf heeft gegeven.
10. Voor een goed overzicht geef ik de centrale overwegingen van de rechtbank ten aanzien van de strafoplegging hier weer:
"Door het plegen van de bewezen verklaarde feiten waarin verdachte de sturende factor was, heeft verdachte dat vertrouwen [vertrouwen bij de bestuurders van [A] en bij zijn directe medewerkers; WHV] in grove mate geschonden en zijn de belangen van zijn werkgever op grote schaal geschaad.
Niet alleen heeft hij zijn werkgever voor grote geldbedragen benadeeld, maar ook kan het vertrouwen dat in deze en andere verzekeringconcerns wordt gesteld door de langdurige en omvangrijke valsheid in geschrifte en verduistering worden aangetast. Anderzijds houdt de rechtbank rekening met de zeer ingrijpende gevolgen die het ontdekken van de strafbare feiten voor verdachte hebben gehad.
Hij is zijn werk kwijt, zijn maatschappelijke positie is sterk aangetast en op zijn huidige en toekomstige vermogen zal zijn enorme schuld worden verhaald. Gelet op de grote ernst van de feiten zal de rechtbank niet meegaan in het advies van de reclassering gedaan in haar rapport d.d. 3 mei 2004 en herhaald door de raadsman van verdachte ter terechtzitting om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen die conform is aan het voorarrest plus een voorwaardelijke straf met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde elektronisch toezicht."
11. Kennelijk heeft verdachtes raadsman hier het oog op de overweging, dat de verdachte de sturende factor was bij het plegen van de bewezenverklaarde feiten. Ter toelichting op de door verdachte ervaren aanstootgevendheid van de strafmotivering wijst verdachtes raadsman er immers op dat er naar verdachtes inzien binnen [A] een zodanige cultuur heerste dat hij feitelijk niet anders kon handelen dan hij gedaan heeft.
Voor wat betreft het belang van het horen van de getuigen [betrokkene 1], [betrokkene 2] en [betrokkene 3] verwijst verdachtes raadsman naar hetgeen de raadsman van de tegelijkertijd met verdachte terechtstaande medeverdachte [medeverdachte 1] heeft gezegd. Vervolgens herhaalt verdachtes raadsman nog eens dat zijn cliënt heeft gehandeld in opdracht van zijn leidinggevenden, feitelijk onder druk van zijn leidinggevenden en dat dezen nu juist de personen zijn die verantwoordelijk zijn voor de aangifte tegen de verdachte.
12. Het middel is gebaseerd op de stelling dat de getuigen konden verklaren omtrent verdachtes bewering dat vrijwel al hetgeen is terug te voeren tot zijn valsheid in geschrift is teruggevloeid in het vermogen van [A] en daarom het horen van die getuigen anders dan in het oordeel van het Hof besloten ligt, met het oog op het voor de strafmaat van belang zijnde bedrag van de benadeling van belang was.
13. Noch in hetgeen de verdachte heeft verklaard, noch in hetgeen verdachtes raadsman ter toelichting op het verzoek de getuigen te horen heeft betoogd kan die stelling worden gelezen. Verdachte geeft in zijn verklaring immers niet een nadere uiteenzetting hoe al de door middel van valsheid in geschrift aan [A] onttrokken gelden in het vermogen van [A] zijn teruggevloeid, het horen van de getuigen is niet verzocht om daaromtrent te verklaren en verdachtes raadsman heeft betoogd dat verdachte door de wijze van motivering van de straf door de Rechtbank was geraakt omdat hij niet anders heeft kunnen handelen dan hij heeft gedaan en niet omdat al het aan [A] onttrokken geld in het vermogen van [A] is teruggevloeid. Het middel mist dus feitelijke grondslag.
14. Aan de verwijzing van verdachtes raadsman naar hetgeen zijn confrère in de zaak van de medeverdachte [medeverdachte 1] kan worden voorbijgegaan.(2) Ook als dit anders zou zijn doet dit overigens aan hetgeen hiervoor onder 13 is uiteengezet niet af. Ook de raadsman van [medeverdachte 1] stelt immers dat bedoelde getuigen kunnen verklaren over de omvang van het Human Capital-program en de daaraan te relateren kosten.
15. Het middel faalt en kan worden afgedaan met de in art. 81 RO bedoelde motivering.
16. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 Deze getuige wordt in de brief van de raadsman niet genoemd.
2 Vgl. HR 18 oktober 1994, NJ 1995, 101, rov. 8 ten aanzien van gevoerde verweren.
Uitspraak 29‑05‑2007
Inhoudsindicatie
Miljoenenfraude bij Aegon 1997-2002 door registeraccountant en financieel directeur. Klacht in cassatie over het afwijzen van het horen van getuigen. HR: 81 RO.
29 mei 2007
Strafkamer
nr. 02956/06
KM/AM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 22 februari 2006, nummer 21/003504-04, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1947, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. N.A. de Leon-van den Berg, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer B.C. de Savornin Lohman als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 29 mei 2007.