Hof Arnhem, 22-02-2006, nr. 21-003504-04
ECLI:NL:GHARN:2006:AV2321
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
22-02-2006
- Zaaknummer
21-003504-04
- LJN
AV2321
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2006:AV2321, Uitspraak, Hof Arnhem, 22‑02‑2006; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2007:BA1761, Bekrachtiging/bevestiging
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2007:BA1761
Uitspraak 22‑02‑2006
Inhoudsindicatie
Uitspraak in de strafzaak tegen V., de voormalig financieel directeur van Aegon Nederland N.V., en zijn medeverdachte T. Het hof acht bewezen dat zij beiden zich op grote schaal ten nadele van Aegon hebben schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift en verduistering van gelden. De onttrokken gelden zijn voor privé-doeleinden aangewend. Het hof veroordeelt V. tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren en T tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren en zes maanden. De raadsman van V. heeft betoogd dat de aangifte van Aegon slechts tot doel had om op een goedkope manier van V. af te komen en om de verzekeraar van Aegon tot uitkering te bewegen van een groter bedrag aan schadeloosstelling dan het werkelijk gefraudeerde bedrag. Het hof vindt voor dit betoog geen enkele feitelijke grondslag.
Partij(en)
Parketnummer: 21-003504-04
Uitspraak d.d.: 22 februari 2006
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te Arnhem
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Almelo van 27 mei 2004 in de strafzaak tegen
[VERDACHTE],
geboren te [geboorteplaats in 1947,
wonende te [woonplaats].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 11 mei 2005, 19 oktober 2005 en 8 februari 2006 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, vernietigen omdat het zich met de inhoud daarvan niet kan verenigen. Het hof zal daarom opnieuw recht doen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is na wijziging van de tenlastelegging tenlastegelegd dat:
(zie voor de inhoud van de dagvaarding bijlage IIa en voor de tenlastelegging na wijziging bijlage IIb)
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
- 1.
primair.
hij in of omstreeks na te noemen perioden in ieder geval in of omstreeks de periode 27 februari 1997 tot en met 4 februari 2002, in de gemeenten Den Haag en/of Amersfoort en/of Huizen, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van na te noemen valse of vervalste geschriften - elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als waren die geschriften echt en onvervalst en die geschriften opzettelijk heeft afgeleverd en voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat die geschriften bestemd waren voor zodanig gebruik:
- d.
in de periode 1 augustus 2000 tot en met 31 december 2000, facturen/declaraties van Findiever groep aan Aegon Nederland N.V., betrekking hebbend op “contract Bolz”; en
- e.
in de periode 27 februari 1997 tot en met 3 augustus 1998, facturen/declaraties van Findiever groep aan Aegon Nederland N.V., betrekking hebbend op “V.C.A.G.”, onderscheidenlijk “B.U.V.C.”
en
in de periode 1 juli 1997 tot en met 10 mei 1999, facturen van Management Adviesgroep Hejo aan Aegon Nederland N.V., betrekking hebbend op “B.U.V.C.”; en
- f.
in de periode 9 februari 1998 tot en met 31 juli 2000, facturen van Hejo Management & Adviesgroep, betrekking hebbend op “project Inzell” onderscheidenlijk “KMG”
en
in de periode 10 december 1998 tot en met 30 augustus 2000, facturen van Findiever groep aan Aegon Nederland N.V. betrekking hebbend op “Inzell” onderscheidenlijk “Kamerbeekgroep” onderscheidenlijk “KMG” onderscheidenlijk “Spectrum”
en
in de periode 4 oktober 1999 tot en met 20 november 2000, facturen van HHT groep aan Aegon Nederland N.V., betrekking hebbend op “project Inzell” onderscheidenlijk “project KMG” onderscheidenlijk “project Knelpunt/KMG”
en
in de periode 2 februari 2000 tot en met 24 december 2001, facturen van Facility Management Veros int. aan Aegon Nederland N.V., betrekking hebbend op “Spectrum” onderscheidenlijk “KMG” onderscheidenlijk “Insel 2”
en
in de periode 2 juli 2000 tot en met 23 oktober 2000, facturen van Zyte Groep aan Aegon Nederland N.V., betrekking hebbend op “KMG”
en
in de periode 10 oktober 2000 tot en met 4 februari 2002 facturen van Hercla Advies aan Aegon Nederland N.V., betrekking hebbend op “Amerfina”,
bestaande dat voorhanden hebben en afleveren en gebruik maken hierin dat die geschriften door hem, verdachte, in zijn hoedanigheid van directeur Financiën Aegon Nederland N.V. ter uitbetaling werden gefiatteerd en vervolgens aan (een) medewerker(s) van de afdeling Financiën Aegon Nederland N.V. werd(en) ter hand gesteld voor verdere administratieve verwerking en uitbetaling en bestaande die valsheid of vervalsing telkens daarin dat die facturen/declaraties waren opgemaakt met vermelding van prestaties/diensten/afspraken die niet hadden plaatsgevonden en onder verwijzing naar projecten/prestaties/diensten ter zake waarvan Aegon Nederland N.V. jegens de afzenders van die facturen/declaraties (direct of indirect) geen verplichtingen, in ieder geval niet de verplichting tot betaling van de daarin gefactureerde bedragen, was aangegaan;
- 2.
primair.
hij in of omstreeks de periode van 27 februari 1997 tot en met 4 februari 2002 in de gemeenten Den Haag en/of Huizen en/of Hengelo (O) en/of Enschede, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander meermaIen, telkens opzettelijk een geldbedrag, dat toebehoorde aan Aegon Nederland N.V., en welke geldbedragen verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als directeur Financiën Aegon Nederland N.V. onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Verweer
Op de in deze zaak gehouden terechtzittingen heeft verdachte omstandig betoogd dat het gebruik maken van valse facturen, hetgeen verdachte op zich heeft toegegeven, een werkwijze is die binnen Aegon Nederland niet alleen als geoorloofd en als gebruikelijk werd ervaren, maar zelfs werd aangestuurd door de directie en daarmee bestendig beleid was binnen de vennootschap. Binnen Aegon Nederland N.V. bestond aldus een cultuur van creatief boekhouden, maar van verduistering van geldbedragen door verdachte was geen, of slechts in geringe mate, sprake omdat voor de facturen reële tegenprestaties werden verricht.
Het hof overweegt in dit verband het volgende. Verdachte heeft op 15 oktober 2002 bij de politie, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
“Het resterende bedrag, groot 26 miljoen gulden, dat ten onrechte uit de Aegon organisatie is getrokken, wordt enerzijds verdeeld in contracten waarvan het bestaansrecht juridisch wat zwak onderbouwd is: 21,7 miljoen gulden en de contracten zonder echte dekking: 4,3 miljoen gulden. De 4,3 miljoen gulden heeft betrekking op uitgaven voor Aegon waarvoor geen echte werkzaamheden zijn verricht. Deze opbrengsten vielen in een rekening-courant systeem ten gunste van [medeverdachte] en mijzelf. Afboekingen werden verricht middels kasopnamen en privé-uitgaven. Dit model werkte met een verdeelsleutel 50 - 50%. Er zijn ook privé-vermengingen geweest. Ik heb middels facturen, die ik deed boeken in de [medeverdachte] organisatie een bedrag van 1,0 miljoen gulden onttrokken. Daar waren geen contracten van. Op de vraag waar het geld dat ik mij ten onrechte heb toe-geëigend, is gebleven, kan ik antwoorden dat een groot gedeelte zit in de schilderijencollectie van Ton Schulten en de verbouwing van mijn huis in Huizen. Ook de inrichting en verbouwing van mijn appartement in Zwitserland is daar van betaald.”
In het dossier bevinden zich voorts enkele e-mail- en faxberichten, gevoegd als bijlagen bij het proces-verbaal, code 02.004-RHV-Z2, in de wettelijke vorm opgemaakt door A.J.M. van Eldijk, hoofdinspecteur van politie werkzaam bij het Interregionaal Fraudeteam Oost-Nederland, door hem gesloten en getekend op 15 december 2003.
Die mail- en faxberichten zijn afkomstig van verdachte en gericht aan [medeverdachte] en behelzen, voor zover hier van belang, zakelijk weergegeven het volgende:
- 1.
het als I-E-9-3-23 genummerde e-mailbericht, gedateerd 7 april 2002, 19:12:37 uur:
“Zoals ik je vertelde, bestond de mogelijkheid dat ik bij Aegon ga stoppen. Ik heb besloten het met ingang van 1 mei 2002 voor gezien te houden. Voor ons belangrijk de zaken op een rij te krijgen: Ik bespreek morgen dat je een brief krijgt waarin bevestigd wordt dat Hercla geen enkele verplichting meer heeft inzake terugbetaling van de leningen groot Fl. 11 miljoen. Neem voor mij mee een kopie van alle facturen die dit bedrag ondersteunen. Ik kan me voorstellen dat je niet blij bent met mijn stoppen. De aflossing van de RC zal geen probleem geven m.i. Toch ga ik je een klein beetje helpen: ik wil nog geleverd hebben VVV-bonnen voor een totaal bedrag van euro 50.000,=. Dit bedrag bruteer ik ten behoeve van jou. Na ontvangst retour Terschelling zie ik gaarne euro 10.000 in mijn pocket komen.”
- 2.
het als I-E-9-3-26 genummerde faxbericht, verzonden 19 april 2002 te 22.14 uur:
“Hallo [medeverdachte], je krijgt het druk. Stap 1: heb je overgeboekt een bedrag van sw. frcs. 465.205. Dit bedrag in je administratie afboeken als een lening/vooruitbetaling. Komt er een vraag over dan kan ik altijd nog het bedrag terug transferen. Stap 2: moet je boeken als een garantie ivm. verhuuractiviteiten. Stap 3: Chf 1.800.000. Deze kan je handhaven. Je moet boeken op huis, inboedel en verbouwing. De opzet met Hercla advies inzake verhuurkosten kan niet meer. Is te link. Tevens dien je op Aegon papier ultimo 2001 kwijting te verkrijgen voor geleverde diensten etc. Raadpleeg maar even een juridisch vriendje. Ik teken de documenten. [verdachte].”
Uit de hiervoor aangehaalde passages blijkt dat verdachte en [medeverdachte] onderling een verdeelsleutel zijn overeengekomen, krachtens welke gelden van Aegon onderling werden verdeeld. Ter dekking van de aan Aegon onttrokken gelden werden facturen ingediend door [medeverdachte] en de door betaling van die facturen onttrokken geldbedragen zijn aangewend voor privé-doeleinden. Daarvan kan bezwaarlijk anders worden gesteld dan dat dit absoluut niet geschied kan zijn ten behoeve van Aegon Nederland N.V., dan wel dat dit door deze vennootschap placht te worden aanvaard. Het hof leidt uit de hiervoor genoemde en andere berichtenwisselingen tussen verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] af, dat er tussen beiden een gerichte samenwerking bestond, waarin het de betrokkenen volkomen duidelijk was, dat er op grote schaal gefraudeerd werd tot wederzijds voordeel.
Ter terechtzitting heeft de raadsman van verdachte aangevoerd dat het doen van aangifte door Aegon slechts tot doel had om enerzijds op een goedkope manier van verdachte af te komen en anderzijds om de verzekeraar van Aegon Nederland N.V. tot uitkering te bewegen van een groter bedrag aan schadeloosstelling dan het werkelijk gefraudeerde bedrag dat aanzienlijk lager is dan het in de aangifte genoemde bedrag.
Het hof overweegt dat het betoog van de raadsman omtrent de motieven van Aegon tot het doen van aangifte op geen enkele wijze ook maar enige grondslag vindt in de feiten die het hof zijn gebleken uit het onderzoek met betrekking tot het tenlastegelegde.
Onafhankelijkheid van het OM bij de opsporing
Zijdens de verdediging is aangevoerd dat de officier van justitie in strijd met de door hem in acht te nemen onpartijdigheid heeft gehandeld door zich in verregaande mate te laten leiden door de aangeefster Aegon Nederland N.V. In het bijzonder beklaagt de verdediging zich erover dat de officier van justitie de door verdachte aangereikte stukken met eigen cijfers en gegevens ter weerlegging van de beweerde fraude voor commentaar heeft voorgelegd aan Aegon.
Het hof overweegt hierover het volgende. Het hof onderschrijft dat de officier van justitie te allen tijde zijn objectiviteit, onafhankelijkheid en professionaliteit moet bewaren en bewaken, maar er is geen enkele indicatie dat het openbaar ministerie daar in het onderhavige geval in is tekortgeschoten. Het enkele feit dat de officier van justitie de door verdachte als ontlastend gepresenteerde gegevens laat verifiëren door de aangeefster, is zelfs een aanwijzing voor het tegenovergestelde, nu de aangifte was onderbouwd met een intern onderzoeksrapport van de afdeling Speciale Zaken van Aegon Nederland N.V. met talrijke bijlagen (in totaal ongeveer 2.000 pagina’s). Gelet op de complexe aard van de zaak en de eigen kennis van zaken in dezen van de aangeefster, heeft de officier van justitie juist ook in het belang van verdachte recht gedaan aan het beginsel van hoor en wederhoor door aangeefster zelf ook in de gelegenheid te stellen om te reageren op de stellingen van verdachte. Nu aangeefster daarbij tot de conclusie kwam, dat de inhoud van de door verdachte overgelegde ordners geen verandering bracht in het standpunt van Aegon dat tot de aangifte had geleid, was de officier van justitie niet gehouden het schriftelijke commentaar van aangeefster op die ordners aan het dossier toe te voegen, althans is verdachte door het achterwege blijven daarvan niet in zijn belangen geschaad. Ook overigens is niet gebleken van feiten of omstandigheden die zouden moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie.
Het hof stelt overigens vast dat de raadsman geen conclusie heeft verbonden aan het verweer, zodat het reeds hierom moet worden verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven
ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde:
Medeplegen van:
Opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, dan wel opzettelijk zodanig geschrift afleveren of voorhanden hebben, terwijl hij wist dat dit geschrift bestemd is voor zodanig gebruik, meermalen gepleegd.
ten aanzien van het onder 2 primair bewezenverklaarde:
Medeplegen van:
Verduistering, gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
Het hof acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep dezelfde straf gevorderd. Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden.
Verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] hebben zich samen gedurende een aantal jaren schuldig gemaakt aan een omvangrijke professionele fraude, waarbij verdachte in ernstige mate misbruik heeft gemaakt van zijn sleutelpositie van financieel directeur bij Aegon Nederland N.V. Daarnaast heeft verdachte ook misbruik gemaakt van zijn specifieke beroepsdeskundigheid als registeraccountant. Hierdoor heeft hij niet alleen op grove wijze de financiële belangen van zijn werkgeefster benadeeld maar ook het vertrouwen van de samenleving in de verzekeringswereld geschaad. Het totale nadeel is door Aegon in haar aangifte becijferd op bijna 40 miljoen gulden ofwel 18 miljoen euro. Het hof is zich er van bewust dat Aegon Nederland N.V. een aanmerkelijk risico van reputatieschade heeft genomen door er voor te kiezen om aangifte doen en de door haar geconstateerde fraude niet slechts intern af te doen. Door het doen van aangifte heeft Aegon Nederland N.V. bijgedragen aan de instandhouding van de integriteit van het bedrijfsleven in het algemeen en de verzekeringsbranche in het bijzonder. Vorenstaande feiten rechtvaardigen een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof zal de duur daarvan enigszins matigen op grond van het feit dat verdachtes maatschappelijke positie door deze affaire ernstig is aangetast. Verder zal verdachte geconfronteerd worden met verhaalsacties op zijn huidige en toekomstige vermogen. Gelet op de ernst van de feiten is een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan eventueel gekoppeld de bijzondere voorwaarde van elektronisch toezicht niet aan de orde.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 47, 57, 225, 321 en 322 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De voorlopige hechtenis
heft op het tegen verdachte verleende en geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door
mr Y.A.J.M. van Kuijck, voorzitter,
mr J.M.J. Denie en mr R. den Ouden, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr H.G. Kuipers, griffier,
en op 22 februari 2006 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr Y.A.J.M. van Kuijck is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.