HR, 15-05-2007, nr. 00806/06
ECLI:NL:HR:2007:AZ6126
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
15-05-2007
- Zaaknummer
00806/06
- LJN
AZ6126
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2007:AZ6126, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑05‑2007
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2007:AZ6126
ECLI:NL:HR:2007:AZ6126, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 15‑05‑2007; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2007:AZ6126
Beroepschrift, Hoge Raad, 26‑05‑2006
- Vindplaatsen
Conclusie 15‑05‑2007
Inhoudsindicatie
Medeplegen, bewuste nauwe samenwerking. Geklaagd wordt over de bewijsvoering van het medeplegen van de diefstal door verdachte van 4 (gelijktijdig gestolen) BMW’s en 1 (daarvoor gestolen) Mercedes. Het hof heeft – naast de vaststelling omtrent het gebruik dat verdachte van de gestolen BMW X5 heeft gemaakt - vastgesteld dat de (gestolen) Mercedes- waarin later die nacht verdachte inzittende bleek te zijn - reeds zeer korte tijd na de diefstal van die BMW's door een aantal getuigen tezamen met 3 van die BMW’s is gezien, terwijl nog weer korte tijd later voor de Mercedes en 1 van de BMW's zonder te betalen benzine is getankt. Voorts blijkt uit ‘s hofs vaststellingen dat de inzittenden van de BMW’s en de Mercedes elkaar kenden en tijdens hun nachtelijke tocht contact met elkaar hadden, terwijl een aantal van hen –onder wie verdachte – “altijd samen zijn“. Uit een en ander, in samenhang beschouwd met de overige bewijsvoering, heeft het hof kunnen afleiden dat tussen verdachte en zijn mededaders sprake was van een voor een bewezenverklaring van het medeplegen vereiste mate van bewuste en nauwe samenwerking. CAG: anders.
Nr. 00806/06
Mr. Vellinga
Zitting: 9 januari 2007
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch heeft bij arrest van 28 september 2005 behoudens voor wat betreft de strafoplegging bevestigd een vonnis van de Rechtbank te Breda waarbij de verdachte wegens (kort gezegd) drie gekwalificeerde diefstallen, (medeplegen van) opzetheling, en belediging van politieagenten is veroordeeld. Het heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden.
2. Namens verdachte heeft mr. G.J. Woodrow, advocaat te Tilburg, één middel van cassatie voorgesteld.
3. Het middel klaagt over de ontoereikendheid van het bewijs van, zo begrijp ik uit de toelichting, de onder 2 primair bewezenverklaarde diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
4. Ten laste van de verdachte is onder 2 primair bewezenverklaard dat hij:
"in de periode van 9 januari 2004 tot en met 10 januari 2004 te Tilburg tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een loods aan de Insulindestraat 1D heeft weggenomen een personenauto merk BMW, type X5, kleur blauw en een personenauto merk BMW, type 325 CI, kleur zwart en een personenauto merk BMW, type 520 IA, kleur blauw en een personenauto merk BMW, type 323I, kleur grijs, toebehorende aan [bedrijf A], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;"
5. Het onder 3 bewezenverklaarde feit is voor de beoordeling van het middel van belang. Deze bewezenverklaring luidt dat de verdachte:
"3.
in de periode van 9 januari 2004 tot en met 10 januari 2004 te Tilburg, tezamen en in vereniging met anderen, een personenauto merk Mercedes, type S320 CDI, kenteken [00-AA-BB], voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemde personenauto wisten, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;"
6. Het Hof heeft de door de Rechtbank gebezigde bewijsmiddelen overgenomen (met uitzondering van bewijsmiddel 8.1.8) en deze bewijsmiddelen aangevuld. Daarnaast heeft het Hof een nieuwe bewijsoverweging gegeven.
7. De gebezigde bewijsmiddelen luiden (voorzover voor de beoordeling van het middel relevant):
De bewijsmiddelen van de Rechtbank genummerd 8.1.6. tot en met 8.1.22 met uitzondering van bewijsmiddel 8.1.8:
8.1.6. Een proces-verbaal van de politie Midden- en West-Brabant, PL2066/04-007593, inhoudende een verklaring die op 10 januari 2004 is afgelegd tegenover de verbalisant [verbalisant 3] door de aangever [aangever 1], inhoudende:
"Als bevoegd persoon doe ik namens de benadeelde aangifte van inbraak. Ik ben als chef garage werkzaam bij de [bedrijf B]. Aan de Insulindestraat Id heeft de [bedrijf B] een loods alwaar auto's gepoetst worden van BMW dealer [bedrijf A], gevestigd aan de [a-straat 1] te [plaats A].
Op 9 januari 2004 te 23.23 uur was alles in en aan het pand intact en afgesloten. Er was op dat moment niemand in het bedrijf aanwezig. Op vrijdag 9 januari 2004, om omstreeks 16.30 uur, heeft de laatste werknemer de genoemde loods verlaten. Op zaterdag 10 januari 2004, om omstreeks 01.30 uur, werd ik gebeld door de politie met de mededeling dat er ingebroken was in de loods van [bedrijf B] aan de Insulindestraat Id te Tilburg. De alarmmelding bij de politie kwam om 00.01 uur binnen en bij de alarmcentrale zelf om 23.26 uur.
Toen ik bij de loods aankwam, zag ik dat de deuren van de loods helemaal open stonden. Ik zag dat de dwarsbalk linksvoor in de loods lag. Het hangslot was doorgeknipt en lag achter de rechterdeur van de loods.
In de loods stonden acht BMW's van garagebedrijf [bedrijf A]. Inmiddels heb ik begrepen dat er vier BMW's weggenomen zijn. De sleutels van de auto's zaten op de auto's.
De volgende goederen werden ontvreemd:
- BMW X5 blauw [0[01]CC-DD]
- BMW 323i grijs [03-GG-HH]
- BMW 325i zwart [02-EE-FF]
- BMW 520i blauw (nieuw, dus nog niet voorzien van kenteken)
De weggenomen goederen zijn eigendom van de benadeelde [bedrijf A]. De benadeelde gaf aan niemand het recht of toestemming tot het plegen van dit feit."
8.1.7. Een proces-verbaal van de politie Midden- en West-Brabant, PL2065/04-007659, inhoudende het relaas van eigen waarnemingen en bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], inhoudende:
"Op 10 januari 2004 omstreeks 02.10 uur ontvingen wij verbalisanten de melding dat een ontvreemd voertuig door de gemeente Tilburg reed. De positie van het voertuig werd voortdurend door de meldkamer aan de zoekende eenheden doorgegeven. Het ging om een BMW X5 voorzien van het kenteken [01-CC-DD]. Deze X5 was een paar uur eerder ontvreemd uit een bedrijf samen met nog 3 andere BMW's.
Dit voertuig werd door ons stilstaand aangetroffen op de Jules de Beerstraat. Wij naderden dit voertuig van de voorzijde. Wij zagen dat het hier ging om 2 auto's en minimaal 5 verdachten. De voorste auto was een grijze BMW met daarin op de bestuurdersstoel en op de stoel rechtsvoor een persoon. Of er nog iemand op de achterbank van deze grijze BMW zat was niet waar te nemen. Wij zagen dat van deze auto de stadslichten brandden. Bij nadering vluchtte deze auto met hoge snelheid weg in de richting van de Henri Blomjousstraat. Hoewel dit vermoedelijk ook een ontvreemd voertuig was kozen wij voor de X5 waarvan wij dat zeker wisten. De grijze BMW werd vrijwel direct na wegrijden gesignaleerd door collega's die het voertuig na een korte achtervolging kwijtraakten door de hoge snelheden. Naar hun proces-verbaal van bevindingen wordt verwezen.
De tweede auto was de bedoelde ontvreemde BMW X5. Wij zagen dat in dit voertuig 3 personen zaten. Ik [verbalisant 1] blokkeerde de weg van dit voertuig door de dienstauto op enkele meters schuin voor deze X5 te zetten. Ik riep de inzittenden luid aan: "Politie, aangehouden, blijven zitten.". De bestuurder liet aanvankelijk zijn handen zien maar voordat hij uit de auto gepraat kon worden maakte hij het portier open en rende weg in de richting Kraaivenstraat. Ik [verbalisant 1] stond ondertussen naast de X5 en sprak de twee inzittenden aan. De twee verdachten werkten mee, werden aangehouden, overgebracht naar het regiobureau, voorgeleid en ingesloten. [Medeverdachte 4] zat rechts achter in de auto. [Medeverdachte 3] zat rechtsvoor in de auto. Deze X5 werd inbeslaggenomen."
8.1.9. Een proces-verbaal van de politie Midden- en West-Brabant, PL2065/04-007593 inhoudende de verklaring die op 11 januari 2004 is afgelegd tegenover de verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] door de getuige [getuige 4], luidende:
"Ik werk als pompbediende bij Total benzinepomp Moergestel aan de Rijksweg 58 nabij Moergestel. Op zaterdag 10 januari 2004 omstreeks 01.00 uur, zag ik vanuit onze shop dat bij pomp 5 een BMW stond om te tanken. De bestuurder bleef zitten en de passagier stapte uit. Ik gaf die pomp nog niet vrij. De BMW X5 (jeepmodel) stond bij de vrachtwagen dieselpomp. Die pomp gaf ik ook niet vrij omdat daar 130 liter per minuut uitkomt en die pomp niet voor personenauto's geschikt is. De bestuurder van de BMW X5 kwam naar binnen in de shop omdat ik de vrachtautopomp waar zijn auto stond niet vrij gaf. Hij kwam naar binnen en zei dat hij moest tanken. Hij sprak gebrekkig Nederlands. Hij zag er wel netjes uit en zover ik weet droeg hij een bruine lederen jas. Die bestuurder van de X5 is wel 3 maal binnen in onze shop geweest en heeft voor beide BMW's het tanken betaald. Toen de bestuurder van die X5 de eerste maal binnenkwam heb ik hem verwezen naar pomp 6. Ik had de kentekens van die auto's al genoteerd. Ik weet dat van die X5 het kenteken begon met [01]. Ik had op de scanner kentekens gehoord van gestolen BMW's. Ik heb die kentekens genoteerd op een briefje dat ik bij de videoband heb meegegeven aan de politie. Een BMW de cabrio die 2e BMW dus die bij pomp 5 stond begon met het kenteken: [JJ-KK-04]. De camerabewaking werkte bij ons benzinetankstation en is volgens de richtlijnen aangesloten. De 2de keer dat die bestuurder het tankstation binnenkwam van de X5 kwam hij afrekenen voor zijn eigen pomp 6 en dat was € 14,--. Dat bedrag betaalde hij met munten van € 2,--. Ik zei hem dat pomp 5 ook nog moest afrekenen. Ik wist dat ze bij elkaar hoorden. Ze hadden namelijk contact met elkaar. Hij komt zelf wel betalen zei die bestuurder van de X5. Hij betaalde vervolgens toch die € 10,-- in munten van € 2,--. Hij, de bestuurder van die X5, ging naar buiten en kwam even later weer de shop in en nu voor de 3e maal en betaalde nog eens € 9,82 voor de BMW cabrio, die nogmaals had bijgetankt. De X5 bestuurder moet duidelijk op de videoband van onze shop staan, tijdens het afrekenen.
De bestuurder van die X5 zag er verzorgd uit. Ik denk dat hij 1.70 meter was. Hij had zwart krullend kort haar. Hij was licht getint. Hij had een Marokkaans/Turks uiterlijk. Hij sprak gebrekkig Nederlands. Ik schat hem 25 à 30 jaar. Hij had een bruine lederen jack aan. Het betalen door die bestuurder van de X5 staat er in ieder geval goed op. De videoband heb ik stopgezet nadat ik via de scanner had vernomen dat de BMW's, waaronder de X5 zat, waren gestolen. Er werden drie kentekens van doorgegeven. Ik concludeerde dat de X5, omdat deze contact had met de BMW cabrio, ook een der gestolen auto's kon zijn. De BMW cabrio was voorzien van het kenteken [JJ-KK-04]. De bestuurder van die cabrio bleef in die auto zitten en droeg een petje."
8.1.10. Een proces-verbaal van de politie Midden- en West-Brabant, PL2065/04-007659 inhoudende de verklaring die op 21 januari 2004 is afgelegd tegenover de verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] door de getuige [getuige 4], luidende:
"Als aanvulling van mijn eerdere verklaring kan u nog het navolgende verklaren. Op zaterdag 10 januari omstreeks 00.50 uur hoorde ik 4 keer de bel overgaan. Ik hoorde 4 belletjes dit betekent dat er dus 4 auto's achter elkaar de oprit opreden. Dit was omstreeks 00.50 uur.
Ik ging toen naar voren om de pompen vrij te geven en de mensen te laten tanken. Ik zag dat er 2 auto's bij de pompen stonden. Een van de auto's was een BMW X5. De andere was een donkerkleurige BMW. De X5 stond bij pomp 10. Dit is een pomp voor vrachtauto's. Ik wenkte naar deze bestuurder dat hij ergens anders moest gaan staan. Ik weet ook niet hoeveel personen in de X5 zaten. Ik weet wel dat er in de andere BMW meer personen zaten. Er zaten minimaal 2 personen in. Een van de personen uit de donker BMW is namelijk binnen geweest en heeft gezegd dat hij nog een keer moest tanken. Hij had al een keer getankt en dat heeft de persoon op foto 1 betaald. Ik weet niet zeker wie van de andere personen op de foto's bij welke auto hoorden. Ik zag dat de personen van de X5 en die van de andere BMW bij elkaar hoorden. Ik zag namelijk dat ze met elkaar praten. Ook het feit dat de man op foto 1 voor de andere BMW betaalde bevestigde mijn vermoeden. De persoon op foto 1 heeft dus in het totaal 3 keer betaald 1 keer voor de X5 en 2 keer voor de andere BMW. Hij betaalde allemaal met muntjes van € 2,--. Ik had op dat moment niet in de gaten dat het hier om gestolen auto's ging. Ongeveer 15 minuten later hoorde ik op de scanner dat er 4 BMW's gestolen waren in Tilburg. Ik hoorde ook kentekens genoemd worden over de scanner. Aangezien ik altijd alle kentekens noteer van auto's die komen tanken had ik de kentekens van die 2 eerder genoemde BMW's dus ook genoteerd. Deze kwamen over een met de genoemde kentekens zodat ik meteen de politie heb gebeld en de videoband bewaard. Ik weet niet waar de andere 2 auto's zijn gebleven die rond 00.50 uur (bij die 4 belletje) zijn binnen gereden. Die andere 2 hebben in ieder geval niet getankt. Ik moet nog opmerken dat de tijdstippen op de videoband en op de printjes een uur terug geteld moeten worden. De bewakingsmonitor staat nog op zomertijd."
8.1.11. Een proces-verbaal van de politie Midden- en West-Brabant, PL2061/04-007650, inhoudende de verklaring die op 10 januari 2004 is afgelegd tegenover de verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9] door de getuige [getuige 3], luidende:
"U vraagt mij omtrent hetgeen er zich op 9 januari 2004 omstreeks 24.00 uur heeft afgespeeld op de parkeerplaats tegenover de woningen aan de Lavendel te Oisterwijk. Op vrijdagavond 9 januari 2004 omstreeks 24.00 uur reed ik samen met een viertal vrienden per fiets over de Lavendel via de parkeerplaats in de richting van de Mark. Op dat moment kwamen er een drietal BMW's en een Mercedes aanrijden uit de richting van de molen over de Langvennen Noord. Deze vier auto's stopte op de parkeerplaats welke gelegen is achter het wijkgebouw. De Mercedes betrof een 320 CDI van de S-klasse en was zilvergrijs van kleur. Verder was er een zilvergrijze BMW 323i, een donkere (zwart of blauw) BMW X-5 en een BMW van de 3- serie cabrio. Alle vier de auto's kwamen met hoge snelheid aanrijden en stopten op voornoemde parkeerplaats. In eerste instantie bleven alle inzittenden in de auto's zitten maar kort daarna stapte diverse personen uit de auto's. Ik heb in ieder geval een stuk of vier personen gezien. Door een van deze personen werd tegen ons met een buitenlands accent gezegd dat we voor ons moesten kijken en door moesten fietsen. Dit was de eerste keer dat we deze groep tegen kwamen.
Omstreeks 04.00 uur of 04.30 uur kwamen we weer terug van het stappen in Tilburg en stond ik nog even wat te kletsen met twee vrienden onder de overkapping van het flatgebouw bij het winkelcentrum aan het Pannenschuurplein. Ik zag toen dat de Mercedes en de BMW cabrio die voorheen op de parkeerplaats achter het wijkgebouw stonden, op het parkeerhaventje bij de ingang van het schoolplein aan de Lavendel stonden. Bij het langsfietsen gooiden ze drie lege pizzadozen over de omheining van de school. Een vriend van mij heeft vervolgens 112 gebeld gebeld. Kort daarop reden de BMW cabrio en de Mercedes weg via de Zoom de Pannenschuurlaan op in de richting van de molen. Er werd wederom redelijk gehaast gereden."
8.1.12. Een proces-verbaal van de politie Midden- en West-Brabant, PL2065/04-007659, inhoudende de verklaring die op 11 januari 2004 is afgelegd tegenover de verbalisant [verbalisant 4] door de getuige [getuige 1], luidende:
"Op vrijdag 9 januari 2004 omstreeks 23.45 uur stonden wij met onze fietsen met zijn vijven, ikzelf, [getuige 2], [betrokkene 1], [getuige 3], en [betrokkene 2] die ik niet met achternaam ken, in Oisterwijk op de Lavendel en zagen wij vier auto's rijden over een parkeerplaats achter het wijkgebouw de Panneschuur, dat was op het Panneschuurplein. Het betrof drie zwarte BMW's en een zilvergrijze Mercedes. Die BMW's betroffen onder andere een X5 (jeepmodel) en nog een 3 serie BMW cabrio en nog een nieuwe BMW model mij onbekend. Die vier auto's waren voorzien van Nederlandse gele kentekenplaten. Ze parkeerden die auto's op die parkeerplaats van het wijkgebouw Panneschuur. Wij stapten inmiddels op onze fietsen en fietsten ook in die richting. We fletsten over die parkeerplaats tussen die auto's die twee aan twee links en rechts van ons geparkeerd stonden. Aan de rechtse zijde van ons stapte uit een van die geparkeerde BMW's en wel die X5 een man uit, die riep terwijl we naar die auto's keken: "niet kijken en doorfietsen." dan wel woorden van die strekking. Dat was een buitenlandse man type Marokkaan. Ik schat die jongen begin 20 jaar. Het was donker en ik heb zijdelings gekeken naar hem. Ik denk dat het de bestuurder was van die X5, die zo naar ons riep. Het viel op dat het heel nieuwe dure auto's waren met jonge mensen en we vertrouwden het niet. We zijn uitgegaan naar Tilburg en toen we de nacht zaterdag 10 januari 2004 terug wilden met de taxi hoorde we van [betrokkene 2], die dat weer van [betrokkene 3] via diens scanner had, dat de dure auto's die wij hadden gezien mogelijk gestolen waren.
Die nacht om ongeveer 04.30 uur fietsten we, ikzelf, [getuige 2] en [getuige 3], verder naar huis en kwamen langs de basisschool De Kajuit op het Panneschuurplein en daar stonden de Mercedes en de Cabrio BMW, die we eerder die nacht hadden gezien. Uit die BMW cabrio stapte een man en ik zag dat hij die 3 pizzadozen over het hek gooide van die Kajuit-school."
8.1.13. Een proces-verbaal van de politie Midden- en West-Brabant, PL2065/04-007659, inhoudende de verklaring die op 11 januari 2004 is afgelegd tegenover de verbalisant [verbalisant 5] door de getuige [getuige 2], luidende:
"Op vrijdag 9 januari 2004, omstreeks 22.00 uur, was ik bij [getuige 3] thuis. Omstreeks 23.45 uur gingen we weg richting Tilburg. Toen we voor de deur stonden zag ik van rechts vier auto's aankomen. Het viel me op dat de snelheid voor die plaats behoorlijk hoog was en dat ze dicht bij elkaar reden. Het waren een BMW X5, een Mercedes S-klasse, een BMW 323 en een BMW cabriolet. De BMW X5 was zwart, de Mercedes was zilvergrijs, de kleur van de andere auto's kan ik niet met zekerheid zeggen. Ik zag dat ze de parkeerplaats opreden. Ik zag dat de BMW X5 en mogelijk de Mercedes, rechts van de parkeerplaats opreden en de andere twee BMW's links erop. Ik zag dat er een blanke man uit een auto die rechts stond stapte. Volgens mij droeg deze man een muts of een petje met een donkere kleur. Ik zag niet uit welke auto hij kwam. Verder zag ik niemand uitstappen. We fietsten de parkeerplaats over waar de auto's stonden. Er werd toen gezegd in slecht Nederlands:"Niet kijken, doorfietsen'. Of woorden van gelijke strekking. We fietsten naar het station en pakten de trein naar Tilburg.
Op zaterdag 10 januari 2004, omstreeks 04.00 uur waren we terug op het station in Oisterwijk. Daar pakten we de fiets weer en reden we richting huis. We reden via Pannenschuurlaan. We reden over de Lavendel langs de Kajuit, dit is een openbare basisschool, en daar zagen we de BMW cabriolet en die Mercedes die ik eerder noemde. Ik zag dat de koplampen van beide voertuigen aan waren. Ik zag dat er een man van buitenlandse afkomst uit de BMW stapte. Deze had een getinte huidskleur. Naar mijn idee een Turks of Marokkaans uiterlijk. Ik zag dat hij drie pizzadozen over het hek bij de Kajuit gooide. Terwijl dat [getuige 1] belde zag ik dat beide auto's wegreden."
8.1.14. Een proces-verbaal van de politie Midden- en West-Brabant, PL2065/04-007659 inhoudende de verklaring die op 10 januari 2004 is afgelegd tegenover de verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] door de verdachte [medeverdachte 3], luidende:
"Ik heb mijn vriend [medeverdachte 4] gebeld gehad gisteren zaterdag 10 januari 2004 in de nacht omstreeks 01.30 uur. Ik wilde naar de stad. Hij verscheen een momentje later. We gingen stappen en kwamen mij van gezicht en stappen bekenden tegen. Hij zat in een BMW X5 3 liter diesel.
Ik stapte voor in die auto en mijn vriend [medeverdachte 4] stapte achterin. We reden via de Broekhovenseweg via de Veestraat, Korvel, Korenbloem, Ringbaan-West, Hasselt-rotonde bij Smarius het Industrieterrein op en daar werden we door de politie aangehouden.
Toen we daar op dat Industrieterrein waren kort voor de aanhouding stonden we stil en voor ons stond een andere auto namelijk een Mercedes S 320. De politie had een pistool gericht op ons en ik zag dat die Mercedes wegreed. We bleven zitten en de chauffeur naaide er plots tussenuit. Mijn vriend en ik werden aangehouden."
8.1.15. Een proces-verbaal van de politie Midden- en West-Brabant, PL2065/04-007659, inhoudende de verklaring die op 23 januari 2004 is afgelegd tegenover de verbalisanten [verbalisant 10] en [verbalisant 11], door de verdachte [medeverdachte 3], luidende:
"Ik wil nu nader verklaren over de Bloemisterijstraat te Tilburg, waar ik samen met mijn maat [medeverda[medeverdachte 4] in de auto gestapt ben. Dit was op zaterdag 10 januari 2004, om ongeveer half twee of kwart voor twee 's nachts.
Terwijl ik stond te wachten op [medeverdachte 4] kwam er een BMW 3 cabrio aan rijden. Ik stond te wachten op de Bloemisterij straat tussen de Matterhomstraat en de Warmoestraat. Ik zag dat de BMW 3 cabrio uit de Matterhornstraat, de Bloemisterijstraat kwam in rijden, in mijn richting. Ik zag dat de chauffeur van de BMW 3 cabrio, [medeverdachte 5] was. Naast hem zat ene [medeverdachte 1], van wie ik de achternaam niet ken.
Ik zag dat de BMW voor mij stopte. Ik stond aan de zijde van de Matterhornstraat en de BMW stopte ook aan die zijde. [medeverdachte 5] vroeg aan mij, wat ik ging doen. Ik vertelde hem dat ik samen met [medeverdachte 4] naar de stad wilde gaan. [medeverdachte 5] vertelde mij dat ik even moest wachten omdat we dan met z'n allen naar de stad zouden gaan. Vlak hierna kwam er een BMW X5, dit is een jeep, ook de Matterhornstraat uit rijden en die stopte achter de BMW 3 cabrio, waar [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] in zaten. De chauffeur van de Jeep is een Turkse jongen. Hij zat alleen in de auto. Ik weet niet hoe die jongen heet. Toen ik vertelde dat ik met hen mee zou gaan, zei [medeverdachte 5] tegen mij dat ik mijn fiets weg moest zetten. Ik zette mijn fiets thuis neer en toen ik terug kwam zag ik dat er een grijze Mercedes S-type uit de Matterhornstraat kwam rijden en in onze richting kwam rijden. Ik zag dat die auto langs de jeep en de cabrio reed en vlak hierna zijn auto draaide. Hij draaide de auto ter hoogte van de Warmoestraat. De Mercedes ging langs de jeep staan maar stond dus met zijn neus in tegenover gestelde richting.
Toen de Mercedes stopte, zag ik dat [medeverdachte 2] achter het stuur zat. Naast hem op de bijrijdersstoel, zat [verdachte]. [verdachte] heeft de bijnaam "G" of "Spiderman". Ik zag dat de jeep en de Mercedes naast elkaar stonden, en dat de ramen aan de bestuurderszijdes open waren. In de Mercedes zaten [medeverdachte 2] en [verdachte]. In de Jeep zat de Turkse jongen. Ik zag en hoorde dat deze drie personen met elkaar aan het praten waren terwijl ze in de auto zaten. [medeverdachte 5] stond tussen de twee eerder genoemde autos in en was ook met de eerder genoemde personen in gesprek. In de BMW 3 cabrio, die voor de jeep stond, zat [medeverdachte 1].
Op een bepaald moment zag en hoorde ik dat die Mercedes voor mij onverwacht hard weg reed en dat hij links af de Matterhornstraat in reed. Op dat moment liep [medeverdachte 5] al terug naar die cabrio. Toen [medeverdachte 4] terug kwam van zijn fiets wegzetten, stapte wij, [medeverdachte 4] en ik, in de jeep. Die Turkse jongen zat toen nog steeds achter het stuur.
Ik weet niet precies hoe die anderen het hadden afgesproken, maar we reden wat rond met de jeep en we kwamen elkaar allemaal weer tegen vlak bij het Pater van de Elzenplein.
We hebben wat rond gereden rondom het Pater van de Elzenplein, de Vogeltjesbuurt, onder andere de Korhoenstraat en de Merelstraat. Hierna zijn we weer terug gereden naar het Pater van de Elzenplein en door gereden naar de flat aan de Dolemietenlaan. Deze is gelegen in het Groenewoud. Toen wij daar aan kwamen, stond [medeverdachte 5] daar al met die cabrio. We zijn met de jeep achter de cabrio gaan staan. Ik denk dat we daar hooguit vijf minuten gestaan hebben met de twee genoemde auto's. Hierna zijn we terug gereden naar het Pater van de Elzenplein, waar we de Mercedes ook weer tegen kwamen. Toen we daar aan kwamen met de drie genoemde auto's, werd er van chauffeurs gewisseld. Ik bleef met [medeverdachte 4] in de jeep zitten. De chauffeur, de Turkse jongen, stapte uit de jeep en ging als bijrijder in de Mercedes zitten. De bijrijder van de Mercedes, [verdachte], ging als chauffeur bij ons in de jeep zitten. [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] bleven in de cabrio zitten.
Ik heb al eerder verklaard dat we de Ringbaan west volgden en dat we bij de grote rotonde rechtdoor reden, de brug over en bij de Opel-garage gingen we links af het industrieterrein op. Vervolgens weer links en de eerste of tweede straat, rechts. Dat was de straat waar we later werden aangehouden. Toen we daar aan kwamen stond de Mercedes er al.
Voor mijn gevoel wist ik wel dat die auto's gestolen waren."
8.1.16. Een proces-verbaal van de politie Midden- en West-Brabant, PL2065/04-007659, inhoudende de verklaring die op 15 januari 2004 is afgelegd tegenover de verbalisanten [verbalisant 12] en [verbalisant 10], door de verdachte [medeverda[medeverdachte 4], luidende:
"Hoe [medeverdachte 3] en ik bij de BMW X5 zijn gekomen is goed verteld. Toen ik mijn fiets had gehaald en uit de poort kwam gelopen, zag ik dat er midden op de weg van de Jan Truijenlaan naast elkaar 3 "vette auto's" stil stonden. Dit betrof een BMW X5, een zilvergrijze Mercedes en een blauwe BMW. Van de BMW X5 weet ik dat hij met de voorzijde in de richting van het woonwagenkamp stond.
Ik zag dat [medeverdachte 3] aan het praten was met de bestuurder van de BMW X5. Plotseling ging [medeverdachte 3] haastig met zijn fiets richting zijn huis. Ik vroeg toen "Wat ga je doen?" [medeverdachte 3] antwoordde "Wacht, wacht". Toen [medeverdachte 3] terug kwam, zonder fiets, hoorde ik dat [medeverdachte 3] tegen de chauffeur van de BMW X5 riep:" Hij gaat ook mee". Hierbij wees [medeverdachte 3] volgens mij mij aan. [medeverdachte 3] zei vervolgens tegen mij : Breng je fiets maar naar huis". Dit heb toen ook gedaan. Ik ben toen teruggelopen. Ik zag toen dat de grijze Mercedes al was weggereden. Tevens zag ik dat [medeverdachte 3] al was ingestapt in de BMW X5. [medeverdachte 3] zat voorin. Ik ben toen rechts achterin gestapt. We zijn toen direct weggereden.
Terwijl een tijd in de buurt aan het rondcrossen waren, zijn we een aantal keer de andere twee auto's tegengekomen. Hiermee bedoel ik de zilvergrijze Mercedes en de blauwe BMW. Onderweg hebben wij nog een keer stilgestaan in de buurt van Broekhoven. Hier heeft de bestuurder van de BMW X5 nog gesproken met de bestuurder van de zilvergrijze Mercedes. Dit gesprek heeft maar kort geduurd.
De chauffeur gaf aan dat hij moest tanken. Op een gegeven moment komen we uit op het industrieterrein Kraaieven. Onderweg kwamen we dezelfde grijze Mercedes weer tegen. Deze kwam hard voorbij rijden. Toen we op dit industrieterrein aankwamen zag ik dat in de Jules de Beerstraat de grijze Mercedes aan de rechterzijde van de weg stil stond. Toen we daarachter ook stil gingen staan reed de Mercedes plotseling vol gas weg. Direct hierop zag ik dat er een politieauto aankwam.
Toen de politie kwam aanrijden raakte de chauffeur in paniek. Ik zag dat hij probeerde de sleutel van het contact om te draaien om de auto te starten. Dit lukte niet. Hierop is de chauffeur er tussenuit genaaid."
8.1.17 Een proces-verbaal van de politie Midden- en West-Brabant, PL2065/04-007659, inhoudende de verklaring die op 22 januari 2004 is afgelegd tegenover de verbalisanten [verbalisant 12] en [verbalisant 13], door de verdachte [medeverdachte 4], luidende:
"Ik heb ik gisteren bij de rechter inderdaad de naam genoemd waar ik het over had in mijn eerder opgenomen verklaring. Dit is de naam [medeverdachte 5]. [medeverdachte 5] was op het moment dat ik hem zag de bestuurder van een donkerblauwe BMW cabriolet. De echte naam van Spiderman is volgens mij [verdachte]. [verdachte] was de bestuurder van de BMW X5 waarin ik en [medeverdachte 3] zijn ingestapt. U vraagt mij of er ook een Italiaanse jongen bij was. Nu u het zegt. Deze jongen zat volgens mij naast [medeverdachte 5] in de BMW cabriolet. Dit is een vriend van [medeverdachte 5] en hij heet met zijn voornaam [medeverdachte 1]."
8.1.18 Een proces-verbaal van de politie Midden- en West-Brabant, PL2065/04-007659, inhoudende de verklaring die op 23 januari 2004 is afgelegd tegenover de verbalisanten [verbalisant 12] en [verbalisant 7], door de verdachte [medeverdachte 4], luidende:
"U vraagt mij of ik nog bijzonderheden kan vertellen over de avond dat ik ben ingestapt in de BMW X5. Ja, de eerste bestuurder van de BMW X5 was niet [verdachte] maar [medeverdachte 6], de Turkse jongen. Ik heb gezien dat [verdachte] in het begin in de grijze Mercedes zat. Op welke plaats hij zat weet ik niet meer. Op een gegeven moment reed de Mercedes weg en bleven wij met de BMW cabrio over. Wij zijn toen met deze twee auto's wat gaan rondrijden in de wijk Broekhoven. Hierna zijn we gereden naar de Dolomietenlaan of weide. Hier was de Mercedes niet bij aanwezig. Hier hebben wij zo'n 5 minuten stilgestaan, hooguit. Toen we op het Pater van den Elsenplein aankwamen zagen we de Mercedes weer. Hier hebben [verdachte] en [medeverdachte 6] gewisseld van auto. [verdachte] kwam toen bij ons in de auto zitten als bestuurder en [medeverdachte 6] ging in de Mercedes zitten."
8.1.19 Een proces-verbaal van de politie Midden- en West-Brabant, PL2065/04-007659, inhoudende de verklaring die op 26 januari 2004 is afgelegd tegenover de verbalisanten [verbalisant 12] en [verbalisant 13], door de verdachte [medeverdachte 4], luidende:
"U confronteert mij met de naam [medeverdachte 2]. Hij zou wel eens de bestuurder van de grijze Mercedes kunnen zijn. [medeverdachte 2] gaat om met [medeverdachte 5], [verdachte] en [medeverdachte 1]. Ook gaat [medeverdachte 2] om met [medeverdachte 3]. [verdachte] was de bestuurder van de BMW X5. [medeverdachte 3] zat er naast. En ik zat op de achterbank. Dit gesprek vond eigenlijk plaats tussen [medeverdachte 3] en [verdachte]."
8.1.20. Een proces-verbaal van de politie Midden- en West-Brabant, PL2060/04-006640 inhoudende de verklaring die op 9 januari 2004 is afgelegd tegenover de verbalisanten [verbalisant 14] en [verbalisant 15] door de aangever [aangever 2], luidende:
"Ik doe aangifte van inbraak. Ik ben bewoner van de woning aan de [b-straat 1] te [woonplaats]. Op 9 januari 2004 te 01.25 uur was alles in en aan de woning intact en afgesloten. Er was op dat moment iemand in de woning aanwezig. Op 9 januari 2004 te 01.30 uur bleek dat er was ingebroken.
0p vrijdag 9 januari 2004, omstreeks 1.25 uur, lagen mijn vrouw en ik in bed. Op een gegeven moment hoorden wij een hele harde knal/slag en onze hond sloeg aan. Daarom ben ik naar beneden gegaan en zag dat in de keuken een grote steen, uit onze zijtuin, op de grond lag. Ook zag ik dat het raam in de keuken ingegooid/vernield was. Dit is dus gebeurd met die steen. Toen ik de trap afliep, zag ik al meteen dat onze auto weg was, deze staat normaal altijd zo ver mogelijk op de oprit, bijna tegen de poort aan. Als wij de trap af lopen, kunnen wij via het raam van de voordeur op de oprit kijken. Ik zag dus dat de auto weg was. Ik keek hierna in de keuken en op mijn koffer lagen mijn autosleutels, die dus weg waren. Mijn vrouw heeft nog gehoord dat er door een man geroepen werd. Dit was met een Nederlands accent. Het was net of hij een hond riep: "Kom Hier," of woorden van gelijke strekking. Mijn vrouw hoorde hierna voetstappen en een auto met piepende banden wegrijden. De auto betreft een Mercedes S 320 CDI Sedan, kleur grijs, gekentekend: [00-AA-BB]. De auto is precies twee jaren oud. De weggenomen goederen zijn mijn eigendom. Ik gaf aan niemand het recht of toestemming tot het plegen van dit feit."
8.1.21. Een proces-verbaal van de politie Midden- en West-Brabant, district Tilburg, PL2065/04-046249, inhoudende de verklaring die op 10 januari 2004 is afgelegd tegenover de verbalisant [verbalisant 16] door de aangever [getuige 5], luidende:
"Als bevoegd persoon doe ik namens de benadeelde aangifte. Ik ben als medewerker in dienstbetrekking bij [bedrijf C] B.V. Ik ben als zodanig werkzaam bij het SHELL tankstation "Molenheide", dat is gelegen langs de Rijksweg A58 onder Gilze. Op 10 januari 2004, omstreeks 01.13 uur, werkte ik op bovengenoemd tankstation, toen daar een grijze Mercedes-Benz het terrein kwam oprijden. Een man, die als bestuurder van deze auto optrad, stapte uit en hing de slang in de tank van die auto. Nadat ik pomp 8 had vrijgegeven, liet de man een hoeveelheid benzine in de tank lopen. Vervolgens hing de man de slang terug en stapte hij in de auto en reed snel weg. De auto was van het merk Mercedes-Benz, voorzien van het kenteken [00-AA-BB]. De volgende goederen werden ontvreemd: 44,47 liter benzine met een waarde van 36,69 euro. De benadeelde gaf aan niemand het recht of toestemming tot het plegen van dit feit."
8.1.22. Een proces-verbaal van de politie Midden- en West-Brabant, district Til-burg, PL2065/04-007644, inhoudende de verklaring die op 10 januari 2004 is afgelegd tegenover de verbalisant [verbalisant 16] door de aangever [getuige 5], luidende:
"Als bevoegd persoon doe ik namens de benadeelde [bedrijf C] aangifte. Ik ben als medewerker in dienstbetrekking bij [bedrijf C] B.V. Ik ben als zodanig werkzaam bij het SHELL tankstation "Molenheide", dat is gelegen langs de Rijksweg A58 onder Gilze. Op 10 januari 2004, omstreeks 01.13 uur, werkte ik op bovengenoemd tankstation, toen daar een B.M.W. cabrio het terrein kwam oprijden. Ik zag dat een man, die als bestuurder van deze auto optrad, uitstapte en vervolgens de slang in de tank hing. Nadat ik pomp 10 had vrij gegeven, vulde de man de tank van de betreffende auto. Op een gegeven moment hing hij de slang weer terug en stapte hij in deze auto en reed snel weg in de richting van Breda. De door hem getankte benzine betaalde de man niet. De gebruikte auto was een zwarte personenauto, merk B.M.W. voorzien van het kenteken [JJ-KK-04]. De volgende goederen werden ontvreemd 47,08 liter benzine met een waarde van 55,51 euro. De benadeelde gaf aan niemand het recht of toestemming tot het plegen van dit feit."
De bewijsmiddelen die het Hof heeft toegevoegd zijn:
1. Een schriftelijk bescheid als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5º, van het Wetboek van Strafvordering, te weten de goederenbijlage behorende bij het in het beroepen vonnis onder 8.1.6 als bewijsmiddel opgenomen proces-verbaal van aangifte. Deze goederenbijlage houdt onder meer in:
"Benadeelde: [bedrijf A]
Soort: Personenauto
Merk: BMW
Type: X5
Kleur: Blauw
Gemerkt: [01-CC-DD]
Soort: Personenauto
Merk: BMW
Type: 325 CI
Kleur: Zwart
Gemerkt: [02-EE-FF]
Soort: Personenauto
Merk: BMW
Type: 520 IA
Kleur: Blauw
Bijzonderheid: Nieuwe auto (nog niet voorzien van kentekenplaten)
Soort: Personenauto
Merk: BMW
Type: 323 I
Kleur: Grijs
Gemerkt: [03-GG-HH]
Voor zover de in deze goederenbijlage vermelde type-aanduidingen van de ontvreemde auto's afwijken van de type-aanduidingen zoals in de aangifte genoemd en in bewijsmiddel 8.1.6 vermeld, komt de bewezenverklaring van de eerste rechter uitsluitend te berusten op de hierboven genoemde inhoud van de goederenbijlage."
2. Het proces-verbaal van regiopolitie Midden- en West-Brabant, PL2060/04-010955 opgemaakt en op 27 januari 2004 ondertekend door [verbalisant 17], agent van politie, inhoudende, als relaas van verbalisant:
"Op 13 januari 2004 heb ik een onderzoek ingesteld naar een te Tilburg geparkeerde BMW 520 I (het hof leest: BMW 325 CI), voorzien van het kenteken [JJ-KK-04]. Het kenteken behoort te zijn: [02-EE-FF]. Dit kenteken stond op naam van BMW-dealer [bedrijf A].
Bijzonderheden: de personenauto had geen wielen en velgen meer."
3. Het proces-verbaal van aangifte van regiopolitie Midden- en West-Brabant, PL2053/04-018023 opgemaakt en op 21 januari 2004 ondertekend door [verbalisant 7], agent van politie. Dit proces-verbaal houdt in:
"- als verklaring van [aangever 3], aangever:
Ik doe namens [bedrijf A] aangifte van diefstal van 4 velgen en banden. Deze waren afkomstig van een BMW 235ci (het hof leest: 325 CI), voorzien van het kenteken [02-EE-FF]. Deze auto was weggenomen en is teruggevonden zonder velgen en banden.
- als relaas van verbalisant:
Schade-omschrijving: mogelijke schade aan de onderkant van de BMW 325CI Cabrio, voorzien van het kenteken [02-EE-FF]."
8. Naar aanleiding van een verweer heeft het Hof overwogen:
"In hoger beroep is van de zijde van de verdachte nog het verweer gevoerd, dat geen bewijs voorhanden is waaruit volgt dat de verdachte het bij inleidende dagvaarding met parketnummer 02-001139-04 onder 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op 9 januari 2004, omstreeks 1.30 uur, werd bij een woninginbraak in Hilvarenbeek een grijze Mercedes S320 CDI, voorzien van het kenteken [00-AA-BB], gestolen.
Op 9 januari 2004, omstreeks 23.26 uur kwam bij de alarmcentrale de melding binnen van een inbraak in een bedrijfspand in Tilburg. Daarbij werden vier dure BMW's gestolen, te weten een BMW X5 (gekentekend [01-CC-DD]), een BMW 325 CI Cabriolet (gekentekend [02-EE-FF]), een BMW 323 I (gekentekend [03-GG-HH]) en een hagelnieuwe BMW 520 IA, die nog niet was voorzien van kentekenplaten.
Korte tijd later, om 23.45 uur/24.00 uur, zagen de getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] een BMW 323 I, een BMW X5 en een BMW Cabriolet uit de 3-serie rijden in Oisterwijk. Bij die auto's was ook een zilvergrijze Mercedes S320 CDI. De inzittenden van al deze auto's waren jonge mensen.
Weer enige tijd later, op 10 januari 2004 te 1.00 uur, hoorde de getuige [getuige 4] vier signalen, waaruit hij afleidde dat vier auto's kort achter elkaar het terrein van het benzinestation aan de A58 te Moergestel opreden. Twee van de vier auto's hebben niet getankt; de andere auto's waren volgens de getuige [getuige 4] een BMW Cabrio, voorzien van een kenteken waarvan de lettercombinatie [JJ-KK] was en de cijfercombinatie vermoedelijk [04], en een BMW X5, waarvan het kenteken begon met de cijfers [01]. Nadat voor beide auto's benzine was getankt, heeft de bestuurder van de BMW X5 voor beide auto's betaald. Ook overigens zag de getuige [getuige 4] dat de bestuurders van beide auto's contact met elkaar hadden.
Uit de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 1] (dossierpagina 376) volgt dat hij de persoon, die is afgebeeld op de foto's op de dossierpagina's 228-229, herkende als [medeverdachte 2]. Uit de verklaring van de getuige [getuige 4] (bewijsmiddel 8.1.10) leidt het hof af dat bedoelde persoon, [medeverdachte 2], de bestuurder was van de BMW X5, waarvan het kenteken begon met de cijfers [01].
Op 10 januari 2004 omstreeks 1.13 uur zag de getuige [getuige 5] (bewijsmiddelen 8.1.21 en 8.1.22; door de eerste rechter zijn de vindplaatsen in het dossier kennelijk abusievelijk verwisseld) dat de bestuurder van een Mercedes, voorzien van het kenteken [00-AA-BB], zonder daarvoor te betalen benzine tankte bij het tankstation aan de A58 onder Gilze. Tegelijkertijd werd bij dat tankstation zonder te betalen benzine getankt door de bestuurder van een BMW Cabrio, voorzien van het kenteken [JJ-KK-04].
Weer enige tijd later, op 10 januari 2004 omstreeks 2.10 uur, werd de BMW X5 aangetroffen op de Jules de Beerstraat te Tilburg. Bij die auto bevond zich op dat moment een grijze personen-auto. In het ambtelijk relaas van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (bewijsmiddel 8.1.7) relateren zij, dat vóór de BMW X5 een grijze BMW stond, die bij nadering met hoge snelheid wegreed. In het licht van de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] (bewijsmiddelen 8.1.14 tot en met 8.1.18) begrijpt het hof dat de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] een zilvergrijze Mercedes, type S320, ten onrechte hebben aangezien voor een grijze BMW.
Degene die op het moment van aantreffen op de bestuurdersplaats van de BMW X5 zat, kon zich aan zijn aanhouding onttrekken door te voet te vluchten. Volgens de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] was degene die gevlucht was ene [verdachte] (het hof begrijpt dat bedoeld wordt: [verdachte]). Volgens de medeverdachte [medeverdachte 3] had [verdachte] eerder als bijrijder in de grijze Mercedes S320 gezeten, samen met [medeverdachte 2] (het hof begrijpt dat bedoeld wordt: [medeverdachte 2], die eerder de bestuurder van de BMW X5 was geweest, toen getankt werd bij het benzinestation aan de A58 te Moergestel).
Later die nacht, om ongeveer 4.00/4.30 uur, zagen de hiervoor genoemde getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] opnieuw een BMW Cabrio en een Mercedes op een parkeerterrein in Oisterwijk. Volgens deze getuigen ging het om twee van de auto's, die zij de avond tevoren ook al in Oisterwijk hadden gezien. Opmerkelijk in dit verband is dat de BMW X5 en de BMW 323 I, die eerder die nacht door genoemde getuigen nog bij de BMW Cabrio en de Mercedes waren gezien, inmiddels door de politie waren opgespoord. De BMW X5 is om ongeveer 2.10 uur aangetroffen op de Jules de Beerstraat te Tilburg (bewijsmiddel 8.1.7) en de grijze BMW 323 I is om ongeveer 2.24 uur aangetroffen op de Rozemarijn te Oisterwijk (dossier-pagina 214). Overigens werd later die dag ook de gestolen BMW 520 IA in Oisterwijk aangetroffen (dossierpagina 201). De auto was toen voorzien van de kentekenplaten [LL-MM-05], die eerder in Oisterwijk waren gestolen vanaf een geparkeerde personenauto (dossierpagina 400). In de BMW X5 werden voorts de kentekenplaten [06-NN-OO] aangetroffen, die tussen 9 januari 2004 te 22.30 uur en 10 januari 2004 te 00.30 uur eveneens in Oisterwijk vanaf een geparkeerde personenauto waren weggenomen (dossierpagina 433).
Uit de verklaring die de medeverdachte [medeverdachte 3] op 16 februari 2004 ten overstaan van de politie heeft afgelegd (dossierpagina 273) volgt, dat "de groep", waarover eerder was gesproken, bestaat uit [medeverdachte 5], [medeverdachte 2], [verdachte] en [medeverdachte 1]. Het hof begrijpt dat bedoeld worden: [medeverdachte 5], [medeverdachte 2], [verdachte] en [medeverdachte 1]. [medeverdachte 3] verklaarde voorts dat zij altijd samen zijn en dat anderen af en toe meegaan.
Uit het gegeven dat [medeverdachte 2], nadat hij op 10 januari 2004 om ongeveer 1.00 uur bij een benzine-station aan de A58 te Moergestel brandstof had getankt in de op dat moment door hem bestuurde BMW X5, ook de benzine heeft betaald die tegelijkertijd was getankt in een BMW Cabrio met het kenteken [JJ-KK-04], waarvan uit de verklaring van [medeverdachte 3] volgt dat deze werd bestuurd door [medeverdachte 5], en het gegeven dat korte tijd later, om 1.13 uur, door de bestuurder van een zilvergrijze Mercedes met het kenteken [00-AA-BB] zonder te betalen benzine werd getankt op een tankstation aan de A58, waar op datzelfde moment zonder te betalen benzine werd getankt in een BMW Cabrio, voorzien van het kenteken [JJ-KK-04], ten aanzien waarvan uit onderzoek is gebleken dat voor deze auto oorspronkelijk het kenteken [02-EE-FF] was opgegeven, waaruit volgt dat het ging om de kort daarvoor in Tilburg gestolen BMW 325 CI Cabrio, kunnen zowel de bestuurder van de BMW X5, [medeverdachte 2], als de zilvergrijze Mercedes met het kenteken [00-AA-BB] in nauw verband worden gebracht met de (bestuurder/inzittende(n) van de) in Tilburg gestolen BMW 325 CI Cabrio. Tevens kan op grond van vorenstaand verband worden aangenomen dat de door [medeverdachte 2] bestuurde BMW X5, waarvan het kenteken, evenals dat van de korte tijd daarvoor in Tilburg gestolen BMW X5, begon met "[01]", die gestolen auto was.
Ook bestaat er een verband tussen [medeverdachte 2] en de verdachte. Vast staat immers dat de verdachte meereed in een zilvergrijze Mercedes S320, die op dat moment werd bestuurd door [medeverdachte 2] (die eerder de bestuurder was geweest van de BMW X5). Ten aanzien van de verdachte staat voorts vast dat hij vervolgens, nadat hij bijrijder was geweest in de door [medeverdachte 2] bestuurde Mercedes S320, met de persoon die op dat moment bestuurder was van de in de nacht van 9 op 10 januari 2004 in Tilburg gestolen BMW X5 van plaats is gewisseld, waarna hij, verdachte, als bestuurder in de BMW X5 heeft gereden met de medeverdachten
[medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] als passagiers en dat hij, verdachte, nog op de bestuurdersplaats van de BMW X5 zat op het moment dat deze auto door de politie werd aangetroffen op de Jules de Beerstraat te Tilburg.
Uit het vorenstaande leidt het hof af dat de verdachte met anderen bij toerbeurt gebruik heeft gemaakt van de korte tijd daarvoor gestolen BMW X5. Uit de verklaringen van de mede-verdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] volgt dat anderen gebruik maakten van de gestolen BMW 325 CI Cabrio. Nu de verdachte noch zijn mededaders aannemelijke verklaringen hebben afgelegd omtrent de wijze waarop zij in het bezit zijn gekomen van de gestolen BMW's, moet naar het oordeel van het hof worden aangenomen, mede in aanmerking nemende het relatief geringe tijdsverloop tussen de diefstal van die BMW's en de aanwezigheid van de verdachte in de BMW X5, dat de verdachte en zijn companen zich in vereniging hebben schuldig gemaakt aan de diefstal van die BMW's."
9. In de toelichting op het middel worden drie bezwaren aangevoerd tegen de bewijsmotivering. Allereerst wordt betoogd dat er geen bewijs is dat de verdachte in de grijze Mercedes zat toen de medeverdachte [medeverdachte 2] tankte en er dus geen verband bestaat tussen de verdachte en de inzittenden van de andere BMW's met wie [medeverdachte 2] contact had tijdens het tanken. Het tweede bezwaar is dat er geen verband bestaat tussen de inzittenden van de Mercedes en die van de gestolen BMW's anders dan dat zij kort na elkaar zijn gezien. Daarnaast wordt aangevoerd dat de verdachte pas in de BMW X5 is gaan zitten nadat deze auto was gestolen. Nu, aldus de toelichting op het middel, er geen verband is tussen de aanwezigheid van de verdachte in de Mercedes, de Mercedes op zich al niet in verband staat met de inbraak en de aanwezigheid van de verdachte in de BMW X5 ten hoogste wijst in de richting van heling, is het oordeel van het Hof dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal in de vereniging van de BMW's onbegrijpelijk.
10. Voor wat betreft verdachtes rol met betrekking tot de gestolen BMW's houden de gebezigde bewijsmiddelen het volgende in. Op 9 januari 2004 is een zilvergrijze Mercedes S 320, kenteken [00-AA-BB], gestolen van een oprit van een woning te [woonplaats]. Op 9 januari 2004 omstreeks 23.26 uur zijn vier BMW's, waaronder een BMW X5, gestolen uit een loods te Tilburg. Op 10 januari 2004 omstreeks 1.13 uur wordt door de bestuurder van genoemde Mercedes getankt bij een Shell-tankstation aan de Rijksweg A58 onder Gilze. Op hetzelfde tijdstip wordt getankt door de bestuurder van een gestolen BMW cabrio [JJ-KK-04].(1) Beide bestuurders rijden weg zonder te betalen. Zoals in de toelichting op het middel terecht wordt opgemerkt blijkt uit de bewijsmiddelen niet dat de verdachte ten tijde van het tanken in de Mercedes zit. Verdachte wordt voor het eerst gesignaleerd op 10 januari 2004 omstreeks 01.45 uur als inzittende van een grijze Mercedes S-type, als deze Mercedes stopt bij de BMW X5 nabij de Matterhornstraat te Tilburg. De Mercedes rijdt op een gegeven moment snel weg. Enige tijd later komen de Mercedes en de BMW X5 elkaar weer tegen op het Pater van de Elzenplein te Tilburg. Daar wisselen de bestuurder van de BMW X5 en de verdachte van auto. De verdachte gaat als bestuurder in de BMW X5 zitten. Vervolgens crosst de verdachte met de BMW X5 rond terwijl bij hem in de auto [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] zitten. In de Jules de Beerstraat ziet [medeverdachte 4] de Mercedes staan. Als de BMW X5 daar ook stil gaat staan rijdt de Mercedes plotseling vol gas weg. Er komt een politieauto aanrijden. De bestuurder van de BMW X5, verdachte dus, vlucht. [Medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] worden aangehouden.
11. Hoewel tot zover uit de bewijsmiddelen wel valt af te leiden dat de verdachte daadwerkelijk bemoeienis heeft gehad met één van de gestolen BMW's, maar niet dat hij deze tezamen met anderen gestolen heeft, acht het Hof dat laatste wel bewezen. Daartoe wijst het Hof er op dat de verdachte met anderen bij toerbeurt gebruik heeft gemaakt van de gestolen BMW X5, terwijl uit de verklaringen van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] volgt dat anderen gebruik maakten van de gestolen BMW 325 CI cabrio. Nu, aldus het Hof, verdachte noch zijn mededaders aannemelijke verklaringen hebben gegeven omtrent de wijze waarop zij in het bezit zijn gekomen van de gestolen BMW's, en er een relatief gering tijdsverloop was tussen de diefstal van de BMW's en de aanwezigheid van de verdachte in de BMW X5, moet worden aangenomen dat verdachte en zijn kompanen zich in vereniging hebben schuldig gemaakt aan de diefstal van de BMW's.
12. Het oordeel van het Hof acht ik onbegrijpelijk. Hoe de verdachte in het bezit is gekomen van de BMW X5 blijkt zonder meer uit de bewijsmiddelen: hij is daartoe in de gelegenheid gesteld doordat de bestuurder van de BMW X5 met hem van plaats wisselde. Daar heeft hij dus verder niet veel aan uit te leggen. Verder is van belang dat uit de bewijsmiddelen niet meer blijkt dan dat de verdachte het toneel betreedt pas ongeveer twee uren na de inbraak, en wel als bijrijder in een Mercedes en niet in een gestolen BMW. De omstandigheid dat de verdachte geen verklaring geeft voor het feit dat anderen in het bezit zijn van de BMW's, in het bijzonder de BMW X5, kan moeilijk redengevend zijn voor het feit dat hij bij het stelen van de BMW's betrokken is geweest. Dat geldt ook voor het feit dat die anderen geen aannemelijke verklaringen hebben afgelegd omtrent de wijze waarop zij in het bezit zijn gekomen van de gestolen BMW's.
13. De redenering van het Hof komt erop neer dat de verdachte de BMW's wel samen met anderen gestolen moet hebben tenzij hij voor het bezit van de gestolen BMW's, in het bijzonder de BMW X5, een redelijke verklaring kan geven. Uit de bewijsmiddelen volgt niet meer dan dat de verdachte omging met inzittenden van de gestolen BMW's en alleen in één van die auto's heeft gereden enkele uren nadat deze waren gestolen. Deze omstandigheden, die immers geen enkele relatie leggen met de gepleegde inbraak, zijn van onvoldoende gewicht, om samen met de omstandigheid dat de verdachte geen redelijke verklaring(2) heeft gegeven voor het feit dat hij enkele uren na de inbraak als bestuurder van één van de gestolen auto's is opgetreden, een bewezenverklaring ter zake van in vereniging plegen van diefstal met braak in van de BMW's te kunnen dragen. In wezen komt de redenering van het Hof dus neer op een omkering van de bewijslast die met het bewijsstelsel van het Wetboek van Strafvordering niet verenigbaar is.
14. Ik merk nog op dat het Hof overweegt dat [medeverdachte 2] eerder bestuurder van de BMW X5 was toen werd getankt bij het benzinestation aan de A58 te Moergestel. Deze overweging lijkt te strijden met de feitelijke comstatering van het Hof dat [medeverdachte 2] de bestuurder was van de Mercedes (bewijsmiddel 8.1.15, 8.1.19). De bewijsmiddelen houden niet in dat [medeverdachte 2] op enig moment bestuurder van de BMW X5 was. Verdachte wisselde met [medeverdachte 6] als eerste bestuurder van de BMW X5 (bewijsmiddel 8.1.18). Bewijsoverweging en bewijsmiddelen lopen op dit punt zodanig uiteen dat een extra bewijsoverweging op zijn plaats zou zijn geweestt.
15. Het middel slaagt. Aard en ernst van het bewezenverklaarde worden bij gebreke van het bewijs van het onderhavige feit in niet te verwaarlozen mate aangetast. Daarom noopt het middel tot vernietiging, zij het deels, van het bestreden arrest.
16. Ambtshalve merk ik het volgende op. Het bewijs van de onder 3 bewezenverklaarde opzetheling van de Mercedes motiveert het Hof als volgt:
"De verdachte maakte deel uit van een groep personen die met enige regelmaat door diefstal het bezit verwierf van auto's van het duurdere type en vervolgens gedurende enige tijd van die auto's gebruik maakte. In dit verband kan worden opgemerkt dat de verdachte bij zijn aanhouding op 29 januari 2004 optrad als de bestuurder van een gestolen Mercedes Benz CLK 320. Deze auto was in de nacht van 27 op 28 januari 2004 in Haaren ontvreemd. De inzittende van deze auto, [betrokkene 4], heeft na zijn aanhouding verklaard dat hij de verdachte had gevraagd hoe hij, verdachte, aan die auto kwam. Volgens [betrokkene 4] draaide de verdachte daar om heen. [betrokkene 4] wist toen dat die auto niet van de verdachte kon zijn.
Ook ten aanzien van de Mercedes S320 CDI, voorzien van het kenteken [00-AA-BB], hebben de verdachte, noch zijn mededaders aannemelijke verklaringen afgelegd omtrent de wijze waarop hij of zijn mededaders in het bezit van die auto waren gekomen. Hieruit moet naar het oordeel van het hof worden afgeleid dat zij wisten dat de auto, op het moment dat zij deze in hun bezit kregen, van diefstal afkomstig was."
17. Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat de verdachte deel uitmaakte van een groep personen die met enige regelmaat door diefstal het bezit verwierf van auto's van het duurdere type en vervolgens gedurende enige tijd van die auto's gebruik maakte. Ook al zou dat overigens anders zijn dan kan een en ander de bewezenverklaring van het voor heling vereiste opzet niet dragen. Wij kennen in het strafprocesrecht niet de regel "eens een heler, altijd een heler". Dat geldt ook voor hetgeen wordt overwogen over het optreden van de verdachte als bestuurder van een gestolen Mercedes op 29 januari 2004.
18. Dat verdachtes mededaders geen verklaring hebben gegeven voor de wijze waarop verdachte op 10 januari 2004 in het bezit van de gestolen Mercedes S 320 was, kan moeilijk bijdragen aan het bewijs van verdachtes opzet.
19. Voor het bewijs blijft dan over dat de bewuste nacht in en nabij Tilburg met de gestolen grijze Mercedes is gereden, dat de verdachte die nacht te Tilburg inzittende van een grijze Mercedes was en dat hij die nacht contact had met anderen die reden in een gestolen BMW X5. Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt niet dat de Mercedes waarin de verdachte zat de gestolen Mercedes was(3): het kenteken van de Mercedes of een andere omstandigheid waaruit kan volgen dat verdachte zat in de Mercedes die ruim vierentwintig uur eerder gestolen was, ontbreekt. Zowel het bewijs van het voor handen hebben als het bewijs van het opzet ontbreekt dus. Een deugdelijke bewijsredenering zou hierin mogelijk hebben kunnen voorzien, maar deze ontbreekt. Daartoe reken ik niet de overweging dat geen van de verdachten heeft verklaard dat er de bewuste nacht nog een andere Mercedes dan de gestolen Mercedes gebruikt werd.
20. Het is bestendige rechtspraak dat de Hoge Raad een uitspraak ambtshalve vernietigt wanneer het bewezenverklaarde opzet niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.(4) Daarom dient de bestreden uitspraak voor wat betreft het onder 3 bewezenverklaarde te worden vernietigd ook al wordt daarover niet geklaagd.
21. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik overigens niet aangetroffen.
22. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest voor wat betreft het onder 2 primair en 3 bewezenverklaarde en voor wat betreft de opgelegde straf, tot terugwijzing in zoverre naar het Hof teneinde op het bestaande hoger beroep in zoverre opnieuw te worden berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 Zie daarvoor het door het Hof toegevoegde bewijsmiddel 2, waaruit blijkt dat het echte kenteken van deze BMW cabrio was [02-EE-FF], dat op naam stond van de bestolen BMW-dealer [bedrijf A]. Deze auto had eerder die nacht, omstreeks 1.00 uur, getankt bij een Total-tankstation aan de Rijksweg 58 te Moergestel. Toen was door een eveneens tankende bestuurder van de gestolen (bewijsm. 8.1.6 jo. 8.1.9) BMW X5 met twee eurostukken betaald. Kennelijk wilde de bestuurder van de BMW cabrio meer benzine.
2 Die omstandigheid kan in zijn algemeenheid overigens wel aan het bewijs meewerken. Zie HR 3 juni 1997, NJ 1997, 584, rov. 6.2. Zie ook EHRM 8 februari 1996 NJ 1996, 725 Murray.
3 Zie daarover ook het pleidooi in hoger beroep.
4 Vgl. HR 23 september 2003, LJN AM5343; HR 24 februari 2004, NJ 2004, 477; HR 27 januari 2004, LJN AN9950 en HR 24 mei 2005, NJ 2005, 427. Zie hierover ook C.J. van der Wilt en M.K.T. Tjiong, Ambtshalve cassatie in strafzaken na invoering van de schriftuurverplichting, DD 2006, 16, met name pp. 311 en 318.
Uitspraak 15‑05‑2007
Inhoudsindicatie
Medeplegen, bewuste nauwe samenwerking. Geklaagd wordt over de bewijsvoering van het medeplegen van de diefstal door verdachte van 4 (gelijktijdig gestolen) BMW’s en 1 (daarvoor gestolen) Mercedes. Het hof heeft – naast de vaststelling omtrent het gebruik dat verdachte van de gestolen BMW X5 heeft gemaakt - vastgesteld dat de (gestolen) Mercedes- waarin later die nacht verdachte inzittende bleek te zijn - reeds zeer korte tijd na de diefstal van die BMW's door een aantal getuigen tezamen met 3 van die BMW’s is gezien, terwijl nog weer korte tijd later voor de Mercedes en 1 van de BMW's zonder te betalen benzine is getankt. Voorts blijkt uit ‘s hofs vaststellingen dat de inzittenden van de BMW’s en de Mercedes elkaar kenden en tijdens hun nachtelijke tocht contact met elkaar hadden, terwijl een aantal van hen –onder wie verdachte – “altijd samen zijn“. Uit een en ander, in samenhang beschouwd met de overige bewijsvoering, heeft het hof kunnen afleiden dat tussen verdachte en zijn mededaders sprake was van een voor een bewezenverklaring van het medeplegen vereiste mate van bewuste en nauwe samenwerking. CAG: anders.
15 mei 2007
Strafkamer
nr. 00806/06
IV/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 28 september 2005, nummer 20/007680-05, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Rijksinrichting voor jongens "Den Hey-Acker" te Breda.
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - behalve ten aanzien van de bewijsvoering en de strafoplegging - bevestigd een vonnis van de Rechtbank te Breda van 8 november 2004, waarbij de verdachte is veroordeeld ter zake van nummer 02/001139-04: 1 subsidiair "opzetheling", 2 primair "diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak", 3. "medeplegen van opzetheling", 4. "diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak", 5. "diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd" en ter zake van nummer 02/076645-04 "eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd". Het Hof heeft de verdachte veroordeeld tot vierentwintig maanden gevangenisstraf.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G.J. Woodrow, advocaat te Tilburg, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft het onder 2 primair en 3 bewezenverklaarde en wat betreft de opgelegde straf, en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof teneinde op het bestaande hoger beroep in zoverre opnieuw te worden berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige. De conclusie van de Advocaat-Generaal is aan dit arrest gehecht.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel klaagt erover dat de bewezenverklaring van feit 2 onvoldoende met redenen is omkleed.
3.2. Overeenkomstig de inleidende dagvaarding is ten laste van de verdachte onder 2 bewezenverklaard dat hij:
"in de periode van 9 januari 2004 tot en met 10 januari 2004 te Tilburg tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een loods aan de Insulindestraat 1D heeft weggenomen een personenauto merk BMW, type X5, kleur blauw en een personenauto merk BMW, type 325 CI, kleur zwart en een personenauto merk BMW, type 520 IA, kleur blauw en een personenauto merk BMW, type 323 I, kleur grijs, toebehorende aan [bedrijf A], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak."
3.3. De bewezenverklaring steunt op de bewijsmiddelen vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 7 en 8.
3.4. Het bestreden arrest houdt voorts, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"In hoger beroep is van de zijde van de verdachte nog het verweer gevoerd, dat geen bewijs voorhanden is waaruit volgt dat de verdachte het bij inleidende dagvaarding met parketnummer 02-001139-04 onder 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op 9 januari 2004, omstreeks 1.30 uur, werd bij een woninginbraak in Hilvarenbeek een grijze Mercedes S320 CDI, voorzien van het kenteken [00-AA-BB], gestolen.
Op 9 januari 2004, omstreeks 23.26 uur kwam bij de alarmcentrale de melding binnen van een inbraak in een bedrijfspand in Tilburg. Daarbij werden vier dure BMW's gestolen, te weten een BMW X5 (gekentekend [01-CC-DD]), een BMW 325 CI Cabriolet (gekentekend [02-EE-FF]), een BMW 323 I (gekentekend [03-GG-HH]) en een hagelnieuwe BMW 520 IA, die nog niet was voorzien van kentekenplaten.
Korte tijd later, om 23.45 uur/24.00 uur, zagen de getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] een BMW 323 I, een BMW X5 en een BMW Cabriolet uit de 3-serie rijden in Oisterwijk. Bij die auto's was ook een zilvergrijze Mercedes S320 CDI. De inzittenden van al deze auto's waren jonge mensen.
Weer enige tijd later, op 10 januari 2004 te 1.00 uur, hoorde de getuige [getuige 4] vier signalen, waaruit hij afleidde dat vier auto's kort achter elkaar het terrein van het benzinestation aan de A58 te Moergestel opreden. Twee van de vier auto's hebben niet getankt; de andere auto's waren volgens de getuige [getuige 4] een BMW Cabrio, voorzien van een kenteken waarvan de lettercombinatie [JJ-KK] was en de cijfercombinatie vermoedelijk [04], en een BMW X5, waarvan het kenteken begon met de cijfers [01]. Nadat voor beide auto's benzine was getankt, heeft de bestuurder van de BMW X5 voor beide auto's betaald. Ook overigens zag de getuige [getuige 4] dat de bestuurders van beide auto's contact met elkaar hadden.
Uit de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 1] (dossierpagina 376) volgt dat hij de persoon, die is afgebeeld op de foto's op de dossierpagina's 228-229, herkende als [medeverdachte 2]. Uit de verklaring van de getuige [getuige 4] (bewijsmiddel 8.1.10) leidt het hof af dat bedoelde persoon, [medeverdachte 2], de bestuurder was van de BMW X5, waarvan het kenteken begon met de cijfers [01].
Op 10 januari 2004 omstreeks 1.13 uur zag de getuige [getuige 5] (bewijsmiddelen 8.1.21 en 8.1.22; door de eerste rechter zijn de vindplaatsen in het dossier kennelijk abusievelijk verwisseld) dat de bestuurder van een Mercedes, voorzien van het kenteken [00-AA-BB], zonder daarvoor te betalen benzine tankte bij het tankstation aan de A58 onder Gilze. Tegelijkertijd werd bij dat tankstation zonder te betalen benzine getankt door de bestuurder van een BMW Cabrio, voorzien van het kenteken [JJ-KK-04].
Weer enige tijd later, op 10 januari 2004 omstreeks 2.10 uur, werd de BMW X5 aangetroffen op de Jules de Beerstraat te Tilburg. Bij die auto bevond zich op dat moment een grijze personenauto. In het ambtelijk relaas van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (bewijsmiddel 8.1.7) relateren zij, dat vóór de BMW X5 een grijze BMW stond, die bij nadering met hoge snelheid wegreed. In het licht van de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] (bewijsmiddelen 8.1.14 tot en met 8.1.18) begrijpt het hof dat de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] een zilvergrijze Mercedes, type S320, ten onrechte hebben aangezien voor een grijze BMW.
Degene die op het moment van aantreffen op de bestuurdersplaats van de BMW X5 zat, kon zich aan zijn aanhouding onttrekken door te voet te vluchten.
Volgens de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] was degene die gevlucht was ene [verdachte] (het hof begrijpt dat bedoeld wordt: [verdachte]). Volgens de medeverdachte [medeverdachte 3] had [verdachte] eerder als bijrijder in de grijze Mercedes S320 gezeten, samen met [medeverdachte 2] (het hof begrijpt dat bedoeld wordt: [medeverdachte 2], die eerder de bestuurder van de BMW X5 was geweest, toen getankt werd bij het benzinestation aan de A58 te Moergestel).
Later die nacht, om ongeveer 4.00/4.30 uur, zagen de hiervoor genoemde getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] opnieuw een BMW Cabrio en een Mercedes op een parkeerterrein in Oisterwijk. Volgens deze getuigen ging het om twee van de auto's, die zij de avond tevoren ook al in Oisterwijk hadden gezien. Opmerkelijk in dit verband is dat de BMW X5 en de BMW 323 I, die eerder die nacht door genoemde ge-tuigen nog bij de BMW Cabrio en de Mercedes waren gezien, inmiddels door de politie waren opgespoord. De BMW X5 is om ongeveer 2.10 uur aangetroffen op de Jules de Beerstraat te Tilburg (bewijsmiddel 8.1.7) en de grijze BMW 323 I is om ongeveer 2.24 uur aangetroffen op de Rozemarijn te Oisterwijk (dossier-pagina 214). Overigens werd later die dag ook de gestolen BMW 520 IA in Oisterwijk aangetroffen (dossierpagina 201). De auto was toen voorzien van de kentekenplaten [LL-MM-05], die eerder in Oisterwijk waren gestolen vanaf een geparkeerde personenauto (dossierpagina 400). In de BMW X5 werden voorts de kentekenplaten [06-NN-OO] aangetroffen, die tussen 9 januari 2004 te 22.30 uur en 10 januari 2004 te 00.30 uur eveneens in Oisterwijk vanaf een geparkeerde personenauto waren weggenomen (dossierpagina 433).
Uit de verklaring die de medeverdachte [medeverdachte 3] op 16 februari 2004 ten overstaan van de politie heeft afgelegd (dossierpagina 273) volgt, dat "de groep", waarover eerder was gesproken, bestaat uit [medeverdachte 5], [medeverdachte 2], [verdachte] en [medeverdachte 1]. Het hof begrijpt dat bedoeld worden: [medeverdachte 5], [medeverdachte 2], [verdachte] en [medeverdachte 1]. [medeverdachte 3] verklaarde voorts dat zij altijd samen zijn en dat anderen af en toe meegaan.
Uit het gegeven dat [medeverdachte 2], nadat hij op 10 januari 2004 om ongeveer 1.00 uur bij een benzinestation aan de A58 te Moergestel brandstof had getankt in de op dat moment door hem bestuurde BMW X5, ook de benzine heeft betaald die tegelijkertijd was getankt in een BMW Cabrio met het kenteken [JJ-KK-04], waarvan uit de verklaring van [medeverdachte 3] volgt dat deze werd bestuurd door [medeverdachte 5], en het gegeven dat korte tijd later, om 1.13 uur, door de bestuurder van een zilvergrijze Mercedes met het kenteken [00-AA-BB] zonder te betalen benzine werd getankt op een tankstation aan de A58, waar op datzelfde moment zonder te betalen benzine werd getankt in een BMW Cabrio, voorzien van het kenteken [JJ-KK-04], ten aanzien waarvan uit onderzoek is gebleken dat voor deze auto oorspronkelijk het kenteken [02-EE-FF] was opgegeven, waaruit volgt dat het ging om de kort daarvoor in Tilburg gestolen BMW 325 CI Cabrio, kunnen zowel de bestuurder van de BMW X5, [medeverdachte 2], als de zilvergrijze Mercedes met het kenteken [00-AA-BB] in nauw verband worden gebracht met de (bestuurder/inzittende(n) van de) in Tilburg gestolen BMW 325 CI Cabrio. Tevens kan op grond van vorenstaand verband worden aangenomen dat de door [medeverdachte 2] bestuurde BMW X5, waarvan het kenteken, evenals dat van de korte tijd daarvoor in Tilburg gestolen BMW X5, begon met "[01]", die gestolen auto was.
Ook bestaat er een verband tussen [medeverdachte 2] en de verdachte. Vast staat immers dat de verdachte meereed in een zilvergrijze Mercedes S320, die op dat moment werd bestuurd door [medeverdachte 2] (die eerder de bestuurder was geweest van de BMW X5). Ten aanzien van de verdachte staat voorts vast dat hij vervolgens, nadat hij bijrijder was geweest in de door [medeverdachte 2] bestuurde Mercedes S320, met de persoon die op dat moment bestuurder was van de in de nacht van 9 op 10 januari 2004 in Tilburg gestolen BMW X5 van plaats is gewisseld, waarna hij, verdachte, als bestuurder in de BMW X5 heeft gereden met de medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] als passagiers en dat hij, verdachte, nog op de bestuurdersplaats van de BMW X5 zat op het moment dat deze auto door de politie werd aangetroffen op de Jules de Beerstraat te Tilburg.
Uit het vorenstaande leidt het hof af dat de verdachte met anderen bij toerbeurt gebruik heeft gemaakt van de korte tijd daarvoor gestolen BMW X5. Uit de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] volgt dat anderen gebruik maakten van de gestolen BMW 325 CI Cabrio. Nu de verdachte noch zijn mededaders aannemelijke verklaringen hebben afgelegd omtrent de wijze waarop zij in het bezit zijn gekomen van de gestolen BMW's, moet naar het oordeel van het hof worden aangenomen, mede in aanmerking nemende het relatief geringe tijdsverloop tussen de diefstal van die BMW's en de aanwezigheid van de verdachte in de BMW X5, dat de verdachte en zijn companen zich in vereniging hebben schuldig gemaakt aan de diefstal van die BMW's."
3.5.1. In die nadere bewijsoverweging heeft het Hof verantwoording afgelegd van zijn oordeel dat en waarom het aan de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen de gevolgtrekking heeft verbonden dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan. Of die gevolgtrekking juist is kan in cassatie niet worden onderzocht. De toetsing in cassatie is beperkt tot de vraag of het onder 2 bewezenverklaarde uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
3.5.2. De klachten van het middel komen erop neer dat de bewijsvoering van het "medeplegen" van de diefstal door de verdachte tekortschiet, nu niet is vastgesteld dat de verdachte van meet af aan in de Mercedes heeft gezeten, geen verband is vastgesteld tussen de inzittenden van de Mercedes en die van de gestolen BMW's, terwijl de enkele omstandigheid dat de verdachte pas in de BMW X5 heeft plaatsgenomen nadat deze was gestolen, het oordeel dat de verdachte de bewezenverklaarde diefstal heeft "medegepleegd" niet kan dragen.
De klachten falen.
Het Hof heeft - naast de vaststelling omtrent het gebruik dat de verdachte van de gestolen BMW X5 heeft gemaakt - vastgesteld dat de (gestolen) Mercedes - waarin later die nacht de verdachte inzittende bleek te zijn - reeds zeer korte tijd na de diefstal van die BMW's door een aantal getuigen tezamen met drie van die BMW's is gezien, terwijl nog weer korte tijd later voor de Mercedes en één van de BMW's zonder te betalen benzine is getankt. Voorts blijkt uit 's Hofs vaststellingen dat de inzittenden van de BMW's en de Mercedes elkaar kenden en tijdens hun nachtelijke tocht contact met elkaar hadden, terwijl een aantal van hen - onder wie de verdachte - "altijd samen zijn". Uit een en ander, in samenhang beschouwd met hetgeen de bewijsvoering overigens inhoudt, heeft het Hof kunnen afleiden dat tussen de verdachte en zijn mede-daders sprake was van een voor een bewezenverklaring van het plegen van de diefstal door twee of meer verenigde personen vereiste mate van bewuste en nauwe samenwerking.
3.6. Het middel faalt derhalve.
4. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman, J.W. Ilsink, J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 15 mei 2007.
Beroepschrift 26‑05‑2006
Hoge Raad der Nederlanden
Postbus 20303
2500 EH 's‑Gravenhage
Per fax: 070-36117484
Inzake: [verdachte]/OM cassatie 71060193
Uw ref: griffienummer 00806/06
Tilburg, 26 mei 2006
Geeft eerbiedig te kennen:
[verdachte], geboren op [geboortedatum] 1985, wonende te [woonplaats], dat verzoeker van cassatie tegen hem betreffend arrest d.d. 28 september 2005 gewezen door het gerechtshof te 's Hertogenbosch in de zaak met parketnummer 20-007680-05, het navolgende middel van cassatie voordraagt:
Middel:
Verzuim van vormen waarvan niet naleving nietigheid medebrengt en/ of schending van het recht, in het bijzonder van de artikelen 310, 311 Sr juncto 47 Sr, doordat het gerechtshof ten onrechte verdachte [verdachte] heeft veroordeeld ter zake van het medeplegen van diefstal door middel van braak, althans dat de motivering van het gerechtshof met betrekking tot de bewezenverklaring onbegrijpelijk is.
Toelichting:
Via een lange omweg komt het gerechtshof in zijn overwegingen omtrent het bewijs tot navolgende conclusie: ‘Nu de verdachte noch zijn mededaders aannemelijke verklaringen hebben afgelegd omtrent de wijze waarop zij in het bezit zijn gekomen van de gestolen BMW's, moet naar het oordeel van het hof worden aangenomen, mede in aanmerking nemende het relatief geringe tijdsverloop tussen de diefstal van die BMW's en de aanwezigheid van de verdachte in de BMW X5, dat de verdachte en zijn companen zich in vereniging hebben schuldig gemaakt aan de diefstal van die BMW's.’
Op weg naar deze conclusie legt het gerechtshof een aantal verbanden tussen gebeurtenissen in de nacht van de diefstallen op basis waarvan uiteindelijk het hier bovenvermelde geconcludeerd wordt.
Naar de mening van de verdediging wordt een aantal verbanden ten onrechte gelegd omdat de daaraan ten grondslag liggende gebeurtenissen niet met elkaar te verenigen zijn, waardoor de overwegingen van het gerechtshof innerlijk tegenstrijdig zijn, althans in ieder geval niet kunnen leiden tot de conclusie dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de betreffende diefstallen van de BMW's.
Het gerechtshof gaat uit van de volgende aaneenschakeling van gebeurtenissen:
- —
op 9 januari 2004, omstreeks 23.26 uur kwam bij de alarmcentrale de melding binnen van een inbraak in een bedrijfspand in Tilburg. Daarbij werden vier dure BMW's gestolen.
- —
om 23.45/24.00 uur zagen getuigen drie BMW's en bij die auto's was ook een Mercedes S320 CDI
- —
op 10 januari 2004 te 1.00 uur zouden 4 auto's het terrein van een benzinestation zijn opgereden, waarvan er twee hebben getankt, zijnde een BMW cabrio (kenteken [JJ-KK-04]) en een BMW XS (kenteken [01]-?), hetgeen de bestuurder van de BMW XS afrekende, zijnde verdachte [medeverdachte 2] zulks volgens de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1].
- —
op 10 januari 2004 omstreeks 1.13 uur zag getuige [getuige 5] dat een Mercedes voorzien van kenteken [00-AA-BB] tankte zonder te betalen alsook tegelijkertijd een BMW cabrio voorzien van kenteken [JJ-KK-04].
- —
op 10 januari 2004 omstreeks 2.10 uur werd de BMW X5 aangetroffen in Tilburg. De bestuurder wist te ontkomen, maar volgens de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] zou [verdachte] (waarvan het hof begrijpt dat bedoeld wordt: [verdachte], verdachte) de bestuurder geweest zijn.
- —
op 10 januari 2004 om ongeveer 4.00/4.30 uur zagen getuigen opnieuw een BMW Cabrio en een Mercedes, die zij eerder de avond ook al hadden gezien.
Omdat volgens de verklaringen van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] verdachte [verdachte] —verzoeker tot cassatie— eerder als bijrijder in de grijze Mercedes S320 had gezeten, samen met verdachte [medeverdachte 2], stelt het gerechtshof dat er een verband is tussen hen beiden. Daarvoor constateerde het hof dat er verband was tussen zowel [medeverdachte 2] als bestuurder van de BMW X5 als de Mercedes met kenteken [00-AA-BB] en de in Tilburg gestolen BMW 325 CI cabrio.
Uit het bovenstaande leidde het hof af dat verdachte [verdachte] met anderen bij toerbeurt gebruik heeft gemaakt van de korte tijd daarvoor gestolen BMW X5. Vervolgens komt het hof tot de conclusie dat verdachte en zijn companen zich in vereniging hebben schuldig gemaakt aan de diefstal van die BMW's, zoals hiervoor in het begin van het middel gesteld.
Ten aanzien van verdachte [verdachte] is van belang te constateren dat hij op enig moment in de nacht van 10 januari 2004 kan worden aangemerkt als de passagier in een Mercedes, en dat hij op enig moment van de Mercedes zou zijn overgestapt naar de BMW X5 om deze te gaan besturen.
Dat hij op enig moment passagier is geweest in een Mercedes, waardoor er mogelijk een verband is tussen hem en verdachte [medeverdachte 2], wil niet zeggen dat er vervolgens een verband is tussen hem en de diefstal van de BMW's, omdat niet uit enig bewijsmiddel blijkt dat verdachte reeds in de Mercedes zat toen verdachte [medeverdachte 2] kennelijk contact had met de andere BMW's (bijvoorbeeld tijdens het tanken zonder te betalen). Bovendien bestaat er geen enkel verband tussen de gestolen BMW's en de Mercedes, anders dan dat door getuigen kort na de melding van de inbraak er drie BMW's in Oisterwijk gezien zijn waarbij een Mercedes tevens aanwezig was. Deze omstandigheid is echter niet redengevend omdat er geen bewijsmiddelen voorhanden zijn dat de Mercedes iets te maken heeft met de inbraak zelf.
Daarnaast kan uit de omstandigheid dat verdachte [verdachte] op enig moment bestuurder is geweest van de BMW X5 niet worden afgeleid dat hij ook verantwoordelijk was voor de diefstal van het voertuig, dan wel dat hij daarbij betrokken was. Op grond van getuigenverklaringen staat immers vast dat hij eerst na de diefstal in het voertuig heeft plaatsgenomen om er in te rijden. Maar hij was niet de enige, ook medeverdachte [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] hadden plaatsgenomen in de BMW X5, zij het als passagiers. De verdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] zijn überhaupt niet vervolgd wegens diefstal van de auto, omdat die handelingen slechts kunnen strekken tot de kwalificatie heling. En dat geldt uiteraard ook voor verdachte [verdachte]. Ten onrechte stelt het hof derhalve dat op basis van de aanwezigheid van [verdachte] in de BMW X5 geconcludeerd kan worden dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de BMW's. De motivering is bovendien innerlijk tegenstrijdig omdat diezelfde conclusie niet wordt getrokken ten aanzien van medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4].
Aangezien er geen verband is tussen de aanwezigheid van [verdachte] in een Mercedes en de diefstallen, de Mercedes op zich al niet in verband staat met de inbraak en de aanwezigheid in de BMW X5 ten hoogste wijst in de richting van heling, is het hof's oordeel dat verdachte [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging van de BMW's onbegrijpelijk.
Deze schriftuur wordt ondertekend en ingediend door mr [advocaat], advocaat te [plaats], aldaar kantoorhoudende aan de [adres], die verklaart tot deze ondertekening en indiening bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd door verzoeker van cassatie.
[plaats], 26 mei 2006
[advocaat]