NJB 2007, 31
HR, 28-11-2006, nr. 03294/05
HR 28-11-2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ0264
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
28 november 2006
- Magistraten
Mrs. Koster, Van Dorst en De Hullu
- Zaaknummer
03294/05
- Conclusie
A-G Machielse
- LJN
AZ0264
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2006:AZ0264, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑11‑2006
ECLI:NL:HR:2006:AZ0264, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 28‑11‑2006
- Wetingang
Essentie
Vooropgesteld wordt door de Hoge Raad dat verklaringen en mededelingen van de raadsman die ter terechtzitting als zodanig optreedt, niet kunnen gelden als wettige bewijsmiddelen. Gewezen wordt op HR 15 september 1980, NJ 1981, 13 en HR 8 januari 2002, NJ 2002, 340.
De klacht van het middel houdt in dat twee passages uit het pleidooi (de pleitnota) van de verdediger als bewijsmiddel zijn gebruikt. De Hoge Raad zet uiteen waarom de klachten niet opgaan. De eerste klacht betreft de passage uit het pleidooi ‘dat de verdachte heeft te gelden als naïef, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.