RvdW 2006, 805
Beslaglegging op vermeend crimineel vermogen onder vertegenwoordigster van minderjarige erfgenaam.
HR 05-09-2006, ECLI:NL:HR:2006:AU6712
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
5 september 2006
- Magistraten
Mrs. W.J.M. Davids, G.J.M. Corstens, A.J.A. van Dorst, J.W. Ilsink, H.A.G. Splinter-van Kan
- Zaaknummer
01233/05B
- Conclusie
A-G Knigge
- LJN
AU6712
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht / Voorfase
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2006:AU6712, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑09‑2006
ECLI:NL:HR:2006:AU6712, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 05‑09‑2006
Beroepschrift, Hoge Raad, 23‑06‑2005
- Wetingang
Sr art. 33a lid 2 onder a; Sr art. 36b lid 1 onder 4; Sr art. 69; Sr art. 420bis; Sv art. 94; Sv art. 94a lid 2; Sv art. 94a lid 3; Sv art. 552f; BW (oud) art. 1:353; BW (oud) art. 4:1079; BW (oud) art. 4:1092; BW (oud) art. 4:1103; EVRM art. 6
Essentie
1. Art 420bis Sr is ook van toepassing in geval van verkrijging van zaken en/of vermogensrechten door erfopvolging.
2. Onderzoek naar het vermogen van een overleden persoon strijdt niet met art. 69 Sr, terwijl ook art. 6 EVRM zich niet verzet tegen een dergelijk onderzoek.
3. Art. 420bis Sr moet aldus worden uitgelegd dat de (zuivere dan wel benificiaire) aanvaarding van een nalatenschap tot gevolg heeft dat de erfgenaam tot de nalatenschap behorende goederen voorhanden heeft in de zin van deze wetsbepaling. Daarnaast is vereist dat de erfgenaam weet ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.