NJ 2003, 711
Meineed ten overstaan van de Commissie Van Traa. Tevergeefs beroep op niet-ontvankelijkheid OM. Geen schending nemo tenetur-beginsel.
HR 08-07-2003, ECLI:NL:PHR:2003:AF5456, m.nt. G. Knigge
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
8 juli 2003
- Magistraten
W.J.M. Davids, F.H. Koster, J.P. Balkema, B.C. de Savornin Lohman, W.A.M. van Schendel
- Zaaknummer
00816/02
- Conclusie
A-G Machielse
- Noot
G. Knigge
- LJN
AF5456
- JCDI
JCDI:ADS65387:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2003:AF5456, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 08‑07‑2003
ECLI:NL:PHR:2003:AF5456, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑07‑2003
- Wetingang
Essentie
Meineed ten overstaan van de Parlementaire Enquête Commissie (PEC) opsporingsmethoden.
1. Het beroep op niet-ontvankelijkheid van het OM vanwege onrechtmatigheden bij de aangifte van meineed faalt, aangezien het verweer louter is gebaseerd op jegens een ander — en dus niet jegens de verdachte — begane onrechtmatigheden. Een situatie zoals in het Karman-arrest (NJ 1999, 567) doet zich in casu niet voor.
2. Op verhoren door een parlementaire enquêtecommissie is art. 6 EVRM niet van toepassing, nu die verhoren niet strekken tot de ‘determination of a criminal charge’. Het gebruik in de strafzaak (meineed) ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.