NJ 2003, 419
Onnodige inverzekeringstelling en ontvankelijkheid OM.
HR 15-04-2003, ECLI:NL:HR:2003:AF4333, m.nt. J.M. Reijntjes
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
15 april 2003
- Magistraten
C.J.G. Bleichrodt, A.M.J. van Buchem-Spapens, J.P. Balkema, A.J.A. van Dorst, B.C. de Savornin Lohman
- Zaaknummer
00801/02
- Conclusie
A-G Machielse
- Noot
J.M. Reijntjes
- LJN
AF4333
- JCDI
JCDI:ADS145537:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2003:AF4333, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑04‑2003
ECLI:NL:HR:2003:AF4333, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 15‑04‑2003
- Wetingang
Sv art. 57; Sv art. 348; Sv art. 349; Sv art. 358 lid 3
Essentie
Een eventuele onnodige inverzekeringstelling, omdat het verhoor door de politie daaraan voorafgaand had kunnen geschieden, kan niet tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie leiden, omdat het onnodig in verzekering stellen van een verdachte niet tot het oordeel kan leiden dat aan het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak tekort is gedaan.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 9 november 2001, nummer 21/000209–01, in de strafzaak tegen J.G.P. B., adv. G.G.J. Knoops te Amsterdam.
Hof:
De uitspraak
Het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.