NJ 2004, 364
Meineed in proces-verbaal?
HR 21-01-2003, ECLI:NL:HR:2003:AE8845, m.nt. D.H. de Jong
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
21 januari 2003
- Magistraten
Mrs. C.J.G. Bleichrodt, A.M.J. van Buchem-Spapens, J.P. Balkema, B.C. de Savornin Lohman, E.J. Numann
- Zaaknummer
01654/01
- Conclusie
A-G Wortel
- Noot
D.H. de Jong
- LJN
AE8845
- JCDI
JCDI:ADS159946:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2003:AE8845, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑01‑2003
ECLI:NL:HR:2003:AE8845, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 21‑01‑2003
- Wetingang
Essentie
Hoewel een verbalisant in een ambtsedig proces-verbaal een selectie mag maken van datgene wat in redelijkheid relevant kan worden geacht, kan in bijzondere gevallen het niet opnemen van bepaalde feiten tot gevolg hebben dat hetgeen wel is opgenomen een valse verklaring in de zin van art. 207 Sr oplevert. 's Hofs oordeel dat sprake was van een dergelijk bijzonder geval is ontoereikend gemotiveerd.1
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 12 juni 2001, nummer 22/002454–00, in de strafzaak tegen R.S. M., adv. mr. J.M. Sjöcrona en mr. D.V.A. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.