NJ 2000, 633
Toelichting op verzoek getuige te horen door advocaat in raadkamer in strijd met openbaarheid onderzoek ter terechtzitting.
HR 04-04-2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5346, m.nt. A.C. 't Hart
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
4 april 2000
- Magistraten
Haak, Bleichrodt, Corstens, Orie, Balkema
- Zaaknummer
112957
- Conclusie
A-G Jörg
- Noot
A.C. 't Hart
- LJN
AA5346
- JCDI
JCDI:ADS145638:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2000:AA5346, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑04‑2000
ECLI:NL:HR:2000:AA5346, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 04‑04‑2000
- Wetingang
EVRM art. 6 lid 1; GW art. 121; Sv art. 269; RO art. 20
Essentie
Na een onderbreking van het onderzoek op de openbare terechtzitting, tijdens welke onderbreking de raadsvrouwe in aanwezigheid van de procureur-generaal haar verzoek tot het horen van een getuige in raadkamer heeft toegelicht, is het onderzoek op de openbare zitting hervat. Het onderzoek is dus niet in zijn geheel openbaar geweest. Dit verzuim moet, nu uit de parlementaire geschiedenis niet anders kan worden afgeleid dan dat de wetgever een strikte handhaving heeft beoogd van wettelijke uitzonderingen op het beginsel dat terechtzittingen met uitzonderingen van de gevallen bij de wet bepaald in het openbaar plaatsvinden, leiden tot nietigheid.