HR, 25-06-1996, nr. 102140
ECLI:NL:HR:1996:ZD0493
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
25-06-1996
- Zaaknummer
102140
- LJN
ZD0493
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:1996:ZD0493, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 25‑06‑1996; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:1996:41
- Wetingang
art. 338 Wetboek van Strafvordering
- Vindplaatsen
Uitspraak 25‑06‑1996
Inhoudsindicatie
Deelneming aan criminele organisatie, art. 140.1 Sr. 1. Recht op contra-expertise o.g.v. art. 67 (oud) Algemene wet inzake de douane en de accijnzen. 2. Verlof van Rb a.b.i. art. 111.1 Sv vereist voor indienen van rogatoir verzoek tot doen van huiszoeking ter inbeslagneming in België. 3. Feit van algemene bekendheid dat deelneming aan organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van valsheid in geschrift en het gebruikmaken van valse of vervalste geschriften naar Belgisch recht strafbaar is.
25 juni 1996
Strafkamer
nr. 102.140
SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 27 januari 1995 alsmede tegen alle op de terechtzitting van dit Hof gegeven beslissingen in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1955, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden einduitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep – met vernietiging van een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Haarlem van 29 juli 1993 – de inleidende dagvaarding nietig verklaard voor zover het primair telastegelegde betrekking heeft op, kort gezegd, het oogmerk van overtreden van artikel 172 van de Algemene wet inzake de douane en de accijnzen, en de verdachte ter zake van ‘’deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven’’ veroordeeld tot achttien maanden gevangenis straf, waarvan zes maanden voorwaardelijk.
2. Het cassatieberoep
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr G.J. Hubers, advocaat te Dordrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. De conclusie van het Openbaar Ministerie
De Advocaat-Generaal Meijers heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
4. Bewezenverklaring en bewijsvoering
4.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard:
dat de verdachte, zijnde Nederlander, in de periode van 1 mei 1988 tot en met 23 oktober 1989 in Nederland en in België opzettelijk heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk had:
- -
het opzettelijk gebruik maken of doen gebruik maken van valse geschriften, te weten- opgaven Benelux 50 waarop telkens in strijd met de waarheid was vermeld als omschrijving van de goederen (rubriek 11): blend solvent, terwijl in werkelijkheid rode of witte gasolie werd ingevoerd vanuit België naar Nederland en/of waarop telkens in strijd met de waarheid was vermeld als geadresseerde: [A] BV te Dordrecht en/of waarop in strijd met de waarheid de goederencode 34022090 0 was vermeld, zijnde niet de goederencode die betrekking heeft op minerale oliën welke met accijns belast zijn en werden ingevoerd,als waren deze echt en onvervalst, terwijl uit dat gebruik telkens enig nadeel kon ontstaan; en
- -
het plegen en doen plegen van valsheid in geschrift met betrekking tot- facturen van [B] BV aan onder meer Oliehandel [L] BV te Beverwijk, [D] BV en [betrokkene 13] Aardolie (producten) BV,waarop telkens in strijd met de waarheid was vermeld dat door [B] BV aan de betrokken afnemer was geleverd een hoeveelheid gasolie rood of blank;
- facturen van [M] BV aan [B] BV waarop telkens in strijd met de waarheid was vermeld dat door [M] BV hoeveelheden gasolie waren geleverd aan [B] Oil.
4.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
1. Een geschrift zijnde een bericht geplaatst in Handels- en landbouwvennootschappen – Bijlage tot het Belgisch Staatsblad van 8 november 1983, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal dat is opgemaakt op 11 december 1989 door [verbalisant 1] , commissaris voor gerechtelijke opdrachten, hulpofficier van de Procureur des Konings van het arrondissement Dendermonde, als bijlage 0/RC/35 gevoegd bij het ambtsedig proces-verbaal opgemaakt door [verbalisant 2] , ambtenaar van de belastingdienst, werkzaam bij de douanerecherche van de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) te Haarlem, tevens onbezoldigd ambtenaar van het Korps Rijkspolitie, dossiernummer 31.131 , hierna te noemen ‘’het proces-verbaal met nummer 31.131 ’’, genoemd geschrift betreft de oprichting van [G] , een personenvennootschap met beperkte aansprakelijkheid, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Tussen [betrokkene 1] en [betrokkene 2] is bij notariële akte van 14 oktober 1983 een personenvennootschap met beperkte aansprakelijkheid opgericht onder de benaming [G] , met zetel te Kampenhout-Berg.
Als zaakvoerder wordt aangesteld [betrokkene 1] .
2. Een geschrift zijnde een bericht geplaatst in Handels- en landbouwvennootschappen – Bijlage tot het Belgisch Staatsblad van 24 november 1988, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal opgemaakt op 11 december 1989 door [verbalisant 1] , commissaris voor gerechtelijke opdrachten, hulpofficier van de Procureur des Konings van het arrondissement Dendermonde, als bijlage 0/RC/35 gevoegd bij het proces-verbaal met nummer 31.131 , betreffende de wijziging naam en verplaatsing zetel, ontslag en benoeming zaakvoerder van James Trading and Transport Company, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De algemene vergadering van de Besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ‘’James Trading and Transport Company’’ besluit de naam van de vennootschap te wijzigen in ‘’ [G] ’’.
De uitbatingszetel is gevestigd te Kruibeke, Scheldelei 24.
De vergadering besluit als zaakvoerder aan te stellen [betrokkene 1] .
3. Een ambtsedig proces-verbaal opgemaakt op 24 oktober 1989 door [verbalisant 3] , ambtenaar van de belastingdienst, werkzaam bij de Douanerecherche van de Fiscale Inlichtingen- en opsporingsdienst, tevens onbezoldigd ambtenaar van het Korps Rijkspolitie, als bijlage V-2-1 gevoegd bij het proces-verbaal met nummer 31.131 , voor zover inhoudende als de op die datum afgelegde verklaring van de verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik ben directeur en enig aandeelhouder van de handelsonderneming [A] BV, en als zodanig verantwoordelijk voor het doen en laten van de BV. Tevens ben ik de enige die namens de BV kan optreden.
4. Een proces-verbaal opgemaakt op 24 oktober 1989 door [verbalisant 1] , commissaris voor gerechtelijke opdrachten, hulpofficier van de Procureur des Konings van het arrondissement Dendermonde, als bijlage 0/RC/28 gevoegd bij het proces-verbaal met nummer 31.131 , voor zover inhoudende als de op die datum door de [betrokkene 3] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
Ik ben vanaf 10 oktober 1986 werkzaam geweest bij [G] ; sinds 1 januari 1989 sta ik op de loonlijst bij de [P] . Ik houd me onder meer bezig met het opstellen van facturen, het noteren van bestellingen en het organiseren van de ritten van de chauffeurs.
5. Een geschrift, zijnde een opgave Benelux 50 betreffende de intra-Beneluxhandel met een stempel van de Nederlandse douane Eindhoven P.D.A. van 10 mei 1989, als bijlage 2/D/1 gevoegd bij het proces-verbaal met nummer 31.131 , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Afzender: […]
Geadresseerde: […]
Identiteit vervoermiddel: […]
Omschrijving van de goederen: los geladen blend solvent
Netto massa (kg): 22000
Plaats en datum: Postel, 10 mei 1989
Ondertekenaar: [betrokkene 11] .
6. Een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt op 22 mei 1989 door [verbalisant 4] , ambtenaar van de belastingdienst, werkzaam bij de Douanerecherche van de FIOD te Haarlem, tevens onbezoldigd ambtenaar van het Korps Rijkspolitie, als bijlage 2/AH/1-1 gevoegd bij het proces-verbaal met nummer 31.131 , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 10 mei 1989 bevond ik mij in de onmiddellijke nabijheid van het grenskantoor Postel aan de autoweg E-3. Ik constateerde dat een tankauto met kenteken [kenteken 1] vanuit België Nederland binnen reed. De tankauto was kennelijk geladen. De chauffeur heeft via een douane-expeditiebedrijf, aldaar aan de grens gevestigd, een opgave Benelux 50 afgegeven aan de Nederlandse douane voor invoer van 22.000 kilogram blend solvent met bestemming [A] BV.
Ik heb voornoemde tankauto gevolgd via Eindhoven, Tilburg en Breda. Bij de afrit Hardinxveld-Giessendam heb ik het volgen van de auto overgedragen aan het observatieteam van de douanerecherche Rotterdam.
7. Een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt op 7 augustus 1989 door [verbalisant 5] , ambtenaar van de belastingdienst, werkzaam bij de douanerecherche te Rotterdam, als bijlage 2/AH/1-2 gevoegd bij het proces-verbaal met nummer 31.131 , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 10 mei 1989 heb ik het volgen van een tankauto met het kenteken [kenteken 1] ter hoogte van Hardinxveld-Giessendam overgenomen van de collega’s van de FIOD.
Voornoemde tankauto-combinatie werd geparkeerd op het terrein van de firma BV Handelsonderneming Rotonde te Hardinxveld-Giessendam. Enige tijd later vertrok de tankauto-combinatie rechtstreeks naar Dordrecht en werd geparkeerd in een straat.
8. Een ambtsedig aanvullend proces-verbaal opgemaakt op 10 mei 1989 door [verbalisant 6] , ambtenaar van de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, als bijlage 2/TA/1-1 en -2 gevoegd bij het proces-verbaal met nummer 31.131 , voor zover inhoudende als weergave van een op 9 mei 1989 tussen [betrokkene 4] (W) en ‘’ [betrokkene 5] ’’ (L) gevoerd telefoongesprek, zakelijk weergegeven:
W: Die blanke voor Rotonde gaat door.
L: Nee.
W: Dus morgen krijgt ie twee rooie.
L: Ja.
W: Of twee keer rood of één keer rood, Rotonde.
L: Ligt helemaal aan [betrokkene 1] . Als [betrokkene 1] zegt ‘’Nee, er moet op Breda gereden worden’’ nou dan moet ik […] ’s middags op Breda zetten.
9. Een geschrift, zijnde een faxbericht d.d. 12 mei 1989 van Invoer en Accijnzen te Eindhoven, behelzende een opgave Benelux 50 betreffende de intra-Beneluxhandel met een stempel van de Nederlandse douane Eindhoven P.D.A. van 12 mei 1989, als bijlage 2/D/2 gevoegd bij het proces-verbaal met nummer 31.131 , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Afzender: […]
Geadresseerde: […]
Identiteit vervoermiddel: […]
Omschrijving van de goederen: los geladen blend solvent
Netto massa (kg): 24000
Plaats en datum: Postel 12 mei 1989
Ondertekening: [betrokkene 11] .
10. Een ambtsedig proces-verbaal opgemaakt op 7 augustus 1989 door [verbalisant 5] , ambtenaar van de belastingdienst, werkzaam bij de douanerecherche te Rotterdam, als bijlage 2/AH/2-2 gevoegd bij het proces-verbaal met nummer 31.131 , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 12 mei 1989 hebben ambtenaren van de douanerecherche te Rotterdam de tankauto-combinatie met kenteken [kenteken 1] gevolgd. Komende vanuit België is de tankauto-combinatie vanaf de grensovergang Bergeijk via een tankstation 1 kilometer voorbij de grens, en na enkele korte stops op parkeerplaatsen, naar het industrieterrein De Peulen te Hardinxveld-Giessendam gereden, en heeft daar gelost.
11. Een geschrift zijnde een opgave Benelux 50 betreffende de intra-Beneluxhandel met een stempel van de Nederlandse douane Eindhoven P.D.A. van 15 mei 1989, als bijlage 2/D/4 gevoegd bij het proces-verbaal met nummer 31.131 , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Afzender: […]
Geadresseerde: […]
Identiteit vervoermiddel: […]
Omschrijving van de goederen: blend solvent (= andere chemische produkten)
Nummer en datum van de factuur: pro forma dd. 16 mei 1989
Netto massa (kg): 24000
Plaats en datum: Postel E-34, 16 mei 1989
12. Een geschrift, zijnde een opgave Benelux 50 betreffende de intra-Beneluxhandel met een stempel van de Nederlandse douane Eindhoven P.D.A. van 15 mei 1989, als bijlage 2/D/5 gevoegd bij het proces-verbaal met nummer 31.131 , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Afzender: […]
Geadresseerde: […]
Identiteit vervoermiddel: VWG/ […]
Omschrijving van de goederen: andere chemische produkten te weten blend solvent
Nummer en datum van de factuur: pro forma dd. 16 mei 1989
Netto massa (kg): 24000
Plaats en datum: Postel E-34, 16 mei 1989
13. Een ambtsedig proces-verbaal opgemaakt op 1 juni 1989 door [verbalisant 7] , [verbalisant 8] , [verbalisant 4] en [verbalisant 9] , allen ambtenaar van de belastingdienst, werkzaam bij de Fiscale Inlichtingen- en opsporingsdienst en als zodanig onbezoldigd ambtenaren van het Korps Rijkspolitie, als bijlage 2/AH/4 gevoegd bij het proces-verbaal met nummer 31.131 , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In dit proces-verbaal is sprake van twee tankoplegger-combinaties:
- -
die met kenteken [kenteken 2] , hierna te noemen tankauto 1 en
- -
die met kenteken [kenteken 1] , hierna te noemen tankauto 2, de bestuurder hiervan bleek te zijn [betrokkene 6] .
Tankauto 1 was voorzien van het opschrift ‘’ [G] ’’ en werd bestuurd door een ons onbekende man. Tankauto 2 was voorzien van het opschrift ‘’ […] ’’ en werd bestuurd door een man die later [betrokkene 6] bleek te zijn genaamd.
Op 16 mei 1989 bevonden wij, [verbalisant 7] en [verbalisant 8] , ons in de nabijheid van het grenskantoor Eindhoven-autoweg aan de autoweg E-34 in de gemeente Bergeyk. Wij zagen dat de twee bovengenoemde trekkers met tankopleggers vanuit België komende het douane-emplacement opreden. Het betrof twee geladen voertuigen.
Tankauto 1 verliet het douane-emplacement kort na aankomst en vervolgde zijn weg richting Eindhoven.
De chauffeur van tankauto 2 begaf zich na een bezoek aan het kantoor van een der douane-expediteuren naar het kantoor van de Nederlandse douane. Hij begaf zich daarna, vergezeld van een douane-ambtenaar, naar zijn tankauto-combinatie en nam daar onder het toezicht van die douane-ambtenaar een tweetal monsters. Na het overhandigen van de monsters aan de douane-ambtenaar verliet de chauffeur met zijn tankopleggercombinatie het douane-emplacement en reed weg richting Eindhoven.
Wij hebben tankopleggercombinatie 2 onopvallend gevolgd. De bestuurder reed richting Eindhoven over de E-34. Hij verliet die weg ter hoogte van de gemeente Veldhoven en reed verder over de A-2 richting Acht.
Wij, [verbalisant 4] en [verbalisant 9] , bevonden ons bij de eerste afslag na het grenskantoor Eindhoven-autoweg. Wij zagen tankauto 1 voorbij rijden. Van [verbalisant 7] en [verbalisant 8] kregen wij via onze mobilofoon door dat tankauto 2 onze richting op kwam. Nadat tankauto 2 ons was gepasseerd hebben wij hem onopvallend gevolgd. De bestuurder reed richting Eindhoven over de E-34, hij verliet die weg ter hoogte van de gemeente Veldhoven en reed verder over de A-2 richting Acht.
Wij, alle verbalisanten, zagen dat tankauto 2 zijn weg vervolgde richting ’s-Hertogenbosch. Ter hoogte van de afslag Best passeerde hij een aldaar geparkeerd staande tankopleggercombinatie, het betrof tankauto 1. Tankauto 1 en 2 vervolgden tezamen hun weg richting ’s-Hertogenbosch. Ter hoogte van ’s-Hertogenbosch gingen beide tankauto’s richting Utrecht-Amsterdam. Nadat de tankauto’s enige tijd gezamenlijk waren gestopt bij een wegrestaurant reden zij door naar het verkeersplein Deil. Aldaar ging tankauto 1 richting Gorinchem-Rotterdam en tankauto 2 richting Utrecht.
Wij, [verbalisant 4] en [verbalisant 9] , volgden tankauto 2. Die tankauto ging naar het terrein van Handelsonderneming De Rotonde BV te Hardinxveld-Giessendam, alwaar wij zagen dat slangen aan de tankauto werden gekoppeld en vermoedelijk werd overgegaan tot het lossen.
Wij, [verbalisant 7] en [verbalisant 8] , volgden tankauto 1. Die tankauto ging naar het industrieterrein Beverwijk, naar het adres van Oliehandel [L] BV, alwaar wij zagen dat aan de achterzijde van de tankoplegger slangen werden bevestigd en vermoedelijk tot lossing van de inhoud van de tankauto werd overgegaan.
De monsters die eerder waren genomen van tankauto 2 werden voor onderzoek gezonden aan het Laboratorium van het Ministerie van Financiën te Amsterdam.
14. Een geschrift, zijnde een aanvraagformulier monsteronderzoek van de Administratie der Rijksbelastingen van 16 mei 1989, gericht aan de direkteur van het Laboratorium van het Ministerie van Financiën te Amsterdam, als bijlage 2/AH/5-2 gevoegd bij het proces-verbaal met nummer 31.131 , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ambtshalve
Aanvraagnummer 147.9.015
Aangifte/document soort: Benelux 50; afgegeven te Eindhoven op 16 (15) mei 1989; soort van de goederen: blend solvent
Datum monsterneming: 16 mei 1989
Verlengd onderzoek: bepaling van de soort en/of samenstelling
In verband met Wet op de accijns van minerale oliën.
15. Een rapport van het Laboratorium van het Ministerie van Financiën te Amsterdam van 31 mei 1989, opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 10] , directeur, als bijlage 2/AH/5-3 gevoegd bij het proces-verbaal met nummer 31.131 , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Uitslag monsteronderzoek
Aanvraagnummer: 147.9.015; ingekomen 16 mei 1989; behandeld door [betrokkene 7]
Onderzocht product: blend solvent
Bij onderzoek bevonden:
Kleur: blank
Dit produkt bevat alleen koolwaterstoffen zoals die aanwezig zijn in een gasolie. Voor de Wet op de accijns van minerale oliën is dit een gasolie. In het produkt is geen toegevoegde petroleum aantoonbaar.
16. Een geschrift, zijnde een opgave Benelux 50 betreffende de intra-Beneluxhandel met een stempel van de Nederlandse douane Eindhoven P.D.A. van 31 mei 1989, als bijlage 2/D/6-1 gevoegd bij het proces-verbaal met nummer 31.131 , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Afzender: […]
Geadresseerde: […]
Identiteit vervoermiddel: [kenteken 3]
Omschrijving van de goederen: los reinigingsmiddel blend solvent
Goederencode: 3402.2090 0
Nummer en datum van de factuur: pro forma dd. 30 mei 1989
Netto massa (kg): 24000
Plaats en datum: Postel, 31 mei 1989
17. Een geschrift, zijnde een aanvraagformulier monsteronderzoek van de Administratie der Rijksbelastingen van 31 mei 1989, gericht aan de direkteur van het Laboratorium van het Ministerie van Financiën te Amsterdam, als bijlage 2/AH/6-1 gevoegd bij het proces-verbaal met nummer 31.131 , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ambtshalve
Aanvraagnummer 147.9.016
Aangifte/document soort: Benelux 50; afgegeven op 31 mei 1989;
Soort van de goederen: reinigingsmiddel blend solvent
Datum monsterneming: 31 mei 1989
Verlengd onderzoek: bepaling van de soort en/of samenstelling
In verband met Wet op de accijns van minerale oliën.
18. Een rapport van het Laboratorium van het Ministerie van Financiën te Amsterdam van 13 juni 1989 opgemaakt en ondertekend door [betrokkene 8] , voor de directeur, als bijlage 2/AH/6-2 gevoegd bij het proces-verbaal met nummer 31.131 , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Uitslag monsteronderzoek
Aanvraagnummer: 147.9.016; ingekomen 6 juni 1989; behandeld door [betrokkene 7]
Onderzocht produkt: blend solvent
Bij onderzoek bevonden:
Kleur: blank
De samenstelling van dit produkt komt overeen met die van een normale gasolie. Voor de Wet op de accijns van minerale oliën is dit een gasolie.
Advies goederencode: 2710.0069
19. De verklaring van de getuige-deskundige [betrokkene 7] ter terechtzitting in hoger beroep van 11 oktober 1994, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De door mij in de kop van het onderzoeksrapport gebruikte naam, in dit geval blend solvent, is de naam van het produkt zoals het mij werd aangeboden.
Blend solvent kan niet voorkomen buiten hoofdstuk 27 van EEG Verordening 2658/87 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur.
20. Een geschrift, zijnde een opgave Benelux 50 betreffende de intra-Beneluxhandel met een stempel van de Nederlandse douane Eindhoven P.D.A. van 30 mei 1989, als bijlage 0/B/68 gevoegd bij het proces-verbaal met nummer 31.131 , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Afzender: […]
Geadresseerde: […]
Identiteit vervoermiddel: [kenteken 3]
Omschrijving van de goederen: los was en reinigingsmiddelen
Goederencode: 34022090
Netto massa (kg): 22000
Plaats en datum: Mol Postel, 30 mei 1989.
21. Een geschrift, zijnde een opgave Benelux 50 betreffende de intra-Beneluxhandel met een stempel van de Nederlandse douane Eindhoven P.D.A. van 24 april 1989, als bijlage 0/D/123 gevoegd bij het proces-verbaal met nummer 31.131 , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Afzender: […]
Geadresseerde: […]
Identiteit vervoermiddel: [kenteken 3]
Omschrijving van de goederen: los geladen organische oplosmiddelen blent solvent
Netto massa (kg): 22000
Plaats en datum: Postel, 24 april 1989
22. De verklaring van de getuige [getuige] ter terechtzitting in hoger beroep van 11 oktober 1994, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Van februari 1989 tot en met juni 1989 heb ik gereden voor [verdachte] . Ik reed rode of blanke gasolie van België naar Nederland. Ik kreeg de facturen en de laadbon in België van [betrokkene 3] . Van [verdachte] en van [betrokkene 1] kreeg ik de opdracht bij de grens door te rijden. Als ik wel inklaarde ging ik naar een douane-expediteur, die maakte dan het benodigde formulier op. Hij deed dit aan de hand van de factuur, daarop stond dat de lading blend solvent betrof. Feitelijk zat er altijd rode of blanke gasolie in de tank.
U toont mij een Benelux-50 formulier. Ik ken die formulieren wel, die kreeg ik niet mee vanuit België, die werden opgemaakt bij de grens door een grens-expediteur.
23. Een ambtsedig proces-verbaal opgemaakt op 24 oktober 1989 door [verbalisant 11] en [verbalisant 12] , ambtenaren van de belastingdienst, werkzaam bij de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, tevens onbezoldigd ambtenaren van het Korps Rijkspolitie, als bijlage V-5-1 gevoegd bij het proces-verbaal met nummer 31.131 , voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 6] , zakelijk weergegeven:
Omstreeks november 1985 heb ik een eerste gesprek gehad met [betrokkene 1] in België. Ik ben toen voor hem gaan werken. Ik heb eerst gewerkt als chauffeur en ben later meer en meer terrein-werkzaamheden gaan doen. Hieronder versta ik laden, lossen, repareren en andere voorkomende werkzaamheden. Nadat ik eerst voor een ander bedrijf van [betrokkene 1] heb gewerkt, ben ik voor [G] gaan werken.
24. Een ambtsedig proces-verbaal opgemaakt op 25 oktober 1989 door [verbalisant 11] , voornoemd, als bijlage V-5-3 gevoegd bij het proces-verbaal met nummer 31.131 , voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 6] , zakelijk weergegeven:
Als [betrokkene 1] er niet was en er werd gebeld vanuit Nederland, meestal door [D] of [H] , dan vroeg men naar mij. Zij gaven dan diverse bestellingen aan mij door, bijvoorbeeld zoveel wagens rode gasolie of witte gasolie voor Hardinxveld of Breda. Ik nam deze bestellingen op en gaf die dan weer door aan [betrokkene 1] . [betrokkene 1] was de man die besliste of de bestellingen werden uitgevoerd.
[G] leverde aan de firma’s [D] en [B] .
25. Een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt op 8 november 1989 door [verbalisant 13] en [verbalisant 2] , ambtenaren van de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, Douanerecherche te Haarlem, tevens onbezoldigd ambtenaren van het Korps Rijkspolitie, als bijlage V-5-5 gevoegd bij het proces-verbaal met nummer 31.131 , voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 6] , zakelijk weergegeven:
U vraagt naar de gang van zaken betreffende de transporten door [G] . Er waren verschillende vrachtwagens bij ons bedrijf in gebruik. Daarnaast werden verschillende vrachtwagens van andere bedrijven gehuurd. Ook reed [getuige] voor ons. Hij reed op een wagen met het kenteken [kenteken 3] .
26. Een ambtsedig proces-verbaal opgemaakt op 14 november 1989 door [verbalisant 13] en [verbalisant 2] , ambtenaren van de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, Douanerecherche te Haarlem, tevens onbezoldigd ambtenaren van het Korps Rijkspolitie, als bijlage V-15-1 gevoegd bij het proces-verbaal met nummer 31.131 , voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 9] , zakelijk weergegeven:
In 1989 heb ik de aandelen van een BV overgenomen. De naam van deze BV heb ik laten wijzigen in [I] BV. Enige tijd voordat ik die BV overnam, had ik contact met [verdachte] wonende te [woonplaats] . [verdachte] heeft mij in contact gebracht met [betrokkene 1] uit [woonplaats] .
[betrokkene 1] heeft mij voorgesteld om zaken met hem te gaan doen. Ik kon als tussenpersoon gaan fungeren bij verkooptransacties van olieprodukten. Deze produkten, zoals HBO en dieselolie, zou ik kunnen kopen van [betrokkene 1] en afleveren aan diverse Nederlandse door [betrokkene 1] aangewezen klanten.
De transporten van de dieselolie en/of HBO zijn verricht door [getuige] . Ik ben aan hem voorgesteld door [verdachte] . [verdachte] stelde hem voor als de chauffeur die voor [I] zou gaan rijden. Ik heb hem geen opdrachten gegeven transporten te verrichten. Wel kreeg ik rekeningen van [getuige] van door hem verrichte transporten. Deze rekeningen waren al getekend voor voldaan.
27. Een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt op 25 oktober 1989 door [verbalisant 14] , ambtenaar van de belastingdienst, werkzaam bij de douanerecherche van de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, tevens onbezoldigd ambtenaar van het korps Rijkspolitie, als bijlage V-11-1 gevoegd bij het proces-verbaal met nummer 31.131 , voor zover inhoudende als verklaring van [getuige] , zakelijk weergegeven:
Ik werk als chauffeur voor de firma [J] . Vanaf februari 1989 tot ongeveer juli 1989 reed ik voor [I] te Rotterdam. Dit waren olietransporten, onder meer vanuit België naar Nederland. In de tijd dat ik voor [I] reed, werd ik contant betaald door [verdachte] . Hij had mij begin januari 1989 gevraagd of ik transporten voor hem wilde doen. In februari, maart 1989 ben ik voor [I] gaan rijden.
Ik heb in de periode dat ik reed in opdracht van [I] ongeveer 10 a 12 vrachten gasolie, rode en blanke, vervoerd vanuit België naar Nederland. Dit blijkt niet uit mijn administratie omdat de inklaringspapieren, de laad- en de losbonnen allemaal ingeleverd moesten worden bij [verdachte] . Dit was op zijn uitdrukkelijke opdracht.
Als ik inklaarde aan de Belgisch-Nederlandse grens, reed ik in opdracht van [I] , maar de ontvanger op papier was [A] en de afzender [G] .
Ik reed in opdracht van [I] . De afspraken werden gemaakt via [verdachte] en [betrokkene 9] . [betrokkene 9] was directeur van [I] . Hij mocht mij echter niet betalen. Dat deed [verdachte] .
Ik kreeg de opdrachten altijd van [verdachte] . Deze opdrachten hielden in dat ik in principe als ik blanke of rode gasolie geladen had bij [G] in Kruibeke moest proberen zonder inklaring de grens te passeren. Ik durfde dit niet altijd en dan klaarde ik de diesel alsnog in maar dan als blend solvent. In Kruibeke lagen voor mij pro-forma facturen klaar met bestemming [A] in Dordrecht en met als goederenomschrijving blend solvent. Ondanks de goederenomschrijving blend solvent, wist ik dat ik in werkelijkheid gasolie vervoerde.
28. Een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt op 22 november 1989 door [verbalisant 15] en [verbalisant 2] , ambtenaren van de belastingdienst, werkzaam bij de douanerecherche van de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, tevens onbezoldigd ambtenaren van het Korps Rijkspolitie, als bijlage V-11-4 gevoegd bij het proces-verbaal met nummer 31.131 , voor zover inhoudende als verklaring van [getuige] , zakelijk weergegeven:
Als ik [I] zeg, dan bedoel ik daarmee [verdachte] . Hij was de man die alles voor [I] B.V. regelde. De rol van [betrokkene 9] was van minder belang. [verdachte] was degene die handelde namens [I] B.V.,
Met betrekking tot de 10 tot 12 transporten die ik voor [verdachte] heb gereden, is door mij circa tien keer aangifte gedaan voor blend solvent; dit in opdracht van in eerste instantie [verdachte] .
Ik heb [verdachte] gevraagd waarom op de pro-forma factuur en op de Benelux 50 formulieren de naam [I] niet voorkomt, maar wel die van [A] . Hij vertelde mij dat dit te maken had met het BTW-nummer. [I] zou geen BTW-nummer hebben en [A] wel.
Medio juli 1989 ben ik gaan rijden voor [B] BV; daartoe ben ik benaderd door [betrokkene 1] . Toen heb ik transporten verricht van [G] te Kruibeke naar verschillende plaatsen in Nederland. Van de bij [G] werkzame [betrokkene 10] kreeg ik te horen dat ik door moest gaan op dezelfde manier als bij de transporten voor [I] . Dat betekende dat ik de goederen moest aangeven als zijnde blend solvent.
De laadbon, waarop alleen maar liters waren vermeld en nooit een produktomschrijving, en de pro-forma factuur die ik kreeg bij [G] in Kruibeke en het betreffende Benelux 50 formulier gaf ik bij [G] in Kruibeke af. De laadbon werd bij [G] -Kruibeke opgemaakt door hetzij [betrokkene 10] hetzij [betrokkene 5] [betrokkene 6] , beiden werkzaam bij [G] -Kruibeke.
U toont mij een aantal bescheiden, door u voorzien van bijlagenummers 2/D/6-1, 2/D/6-2, 2/AH/6-1 en 2/AH/6-2, alsmede een laadbon van 31 mei 1989 met nummer 5417 en een factuur van [I] aan [K] BV van 2 juni 1989 met nummer 891023. Ik kan u verklaren dat ik op 31 mei 1989 produkt heb geladen bij [G] in Kruibeke en dat ik aan de grens gekomen, nadat ik aangifte had gedaan voor blend solvent, door de Nederlandse douane werd benaderd met het verzoek of zij een monster mochten nemen. Ik heb die lading de volgende dag, 1 juni 1989, gelost bij Griffioen.
Dat is ook de datum die op de factuur als losdatum is vermeld.
29. Een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt op 7 december 1989 door D.I. Romeijnsen en [verbalisant 2] , ambtenaren van de belastingdienst, werkzaam bij de douanerecherche van de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, tevens onbezoldigd ambtenaren van het Korps Rijkspolitie, als bijlage V-19-4 gevoegd bij het proces-verbaal met nummer 31.131 , voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 11] , zakelijk weergegeven:
U toont mij een drietal opgaven Benelux 50 door u voorzien van de bijlagenummers 2/D/1, 2/D/2 en 2/D/5. Het betreft door mij op 10 respectievelijk 12 en 16 mei 1989 uitgevoerde transporten.
In deze gevallen heb ik het produkt geladen bij [G] te Kruibeke of bij SIBP te Antwerpen. [betrokkene 1] gaf aan [betrokkene 3] opdracht om facturen te maken met als omschrijving blend solvent. Ik heb er bij gestaan dat dit gebeurde. [betrokkene 1] dicteerde haar hoe de factuur er uit moest zien, zowel wat betreft de nummers, de geadresseerde, de hoeveelheid als de omschrijving. Voor elke rit kreeg ik een factuur mee met goederenomschrijving blend solvent. Van [betrokkene 1] kreeg ik f 250,- per rit. Dit kreeg ik bij elke rit die ik naar Holland moest doen en waarbij ik geen aangifte aan de grens moest doen of de goederen moest aangeven als blend solvent.
Van de op 10, 12 en 16 mei 1989 ingevoerde produkten wist of vermoedde ik dat het HBO of diesel was. Dit produkt kwam immers uit de tanks bij [G] te Kruibeke waarin eerder HBO of diesel was gelost, onder anderen door mij.
30. Een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt op 25 oktober 1989 door [verbalisant 16] , werkzaam bij de douanerecherche van de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, tevens onbezoldigd ambtenaar van het Korps Rijkspolitie, als bijlage V-3-3 gevoegd bij het proces-verbaal met nummer 31.131 , voor zover inhoudende als de op die datum door [betrokkene 12] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
[betrokkene 1] zei mij ‘’Zorg dat jij een BV krijgt, dan zorg ik dat jij werk krijgt’’. Ik heb toen een BV gekocht. Besproken is dat [D] het produkt rechtstreeks zou bestellen bij [G] . Ik heb [D] nog wel gevraagd waarom hij [B] nodig had. Hij antwoordde dat hij zelf niet wilde importeren.
Ik zal de levering en de factuurstroom uiteenzetten. Er wordt een bestelling gedaan door [D] in Kruibeke. Door [betrokkene 3] wordt de factuur getikt. De originele factuur werd of door de chauffeur meegenomen of, als ik toevallig in Kruibeke aanwezig was door mij meegenomen en door mij gepost. Een kopie van de factuur kreeg ik bij de betaling. [betrokkene 3] tikte zowel de factuur die mijn inkopen dekte als de factuur aan mijn afnemers. De door [D] aan [B] betaalde prijs zag ik pas op de factuur.
31. Een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt op 26 oktober 1989 door [verbalisant 16] , werkzaam bij de douanerecherche van de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, tevens onbezoldigd ambtenaar van het Korps Rijkspolitie, als bijlage V-3-4 gevoegd bij het proces-verbaal met nummer 31.131 , voor zover inhoudende als de op die datum door [betrokkene 12] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
Ik ben niet feitelijk betrokken geweest bij transacties tussen Kruibeke en [D] . [B] BV, waarvan ik directeur ben, werd slechts gebruikt op verzoek van [betrokkene 1] . In de praktijk kwam het er op neer dat alleen de factuurstroom via [B] liep. [D] bestelde de olie rechtstreeks bij [betrokkene 1] in Kruibeke, ik werd daar niet bij betrokken.
Ik had ook geen invloed op de prijsbepaling. Ik kende de pledge-prijs, maar ik had geen invloed op de prijzen tussen [betrokkene 1] en zijn afnemers, zoals [D] .
[L] BV te Beverwijk is een van de afnemers van olie uit Kruibeke. De directeur van [L] BV, zijn achternaam is [L] , bestelde rechtstreeks in Kruibeke. De olie werd dan geleverd en het factuurbedrag op de rekening van [B] gestort. Ik haalde het bedrag van de rekening af en bracht het naar Kruibeke. Het geld overhandigde ik daar aan [betrokkene 1] . Ik kreeg in Kruibeke de inkoopfactuur en de getypte [B] -verkoopfactuur.
32. Een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt te ’s-Gravenhage door [verbalisant 7] , werkzaam bij de douanerecherche van de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, tevens onbezoldigd ambtenaar van het korps Rijkspolitie, als bijlage V-3-6 gevoegd bij het proces-verbaal met nummer 31.131 , voor zover inhoudende als de op 7 november 1989 door [betrokkene 12] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
Nadat ik [B] BV, een bedrijfje uit Enschede, had opgekocht en directeur was geworden, bracht [betrokkene 1] mij in contact met [betrokkene 10] , eigenaar van [M] BV gevestigd te Rotterdam. [M] had reeds afnemers en de leveringen zouden via mijn bedrijf gaan lopen. Ik kocht of verkocht zelf geen olie, alleen op papier liepen de transacties via [B] BV. De facturen werden opgemaakt in Kruibeke, België, door [betrokkene 3] .
33. Een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt op 25 april 1990 door [verbalisant 17] en [verbalisant 2] , beiden ambtenaren van de belastingdienst, werkzaam bij de douanerecherche van de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, tevens onbezoldigd ambtenaar van het Korps Rijkspolitie, als bijlage V-3-12 gevoegd bij het proces-verbaal met nummer 31.131 , voor zover inhoudende als de op die datum door [betrokkene 12] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
Met betrekking tot mijn betrokkenheid bij olietransacties in de jaren 1988 en 1989, waarbij [B] BV als koper/verkoper zou zijn opgetreden, kan ik het volgende verklaren. [betrokkene 1] heeft mij tijdens gesprekken voorafgaand aan het overnemen van [B] BV verteld dat hij niet wilde dat ik olie van hem kocht en het via hem zou laten lopen. Hij zei dat hij mij zou helpen aan een leverancier en aan afnemers. In dat verband gaf hij in de loop van de tijd de namen [betrokkene 13] , [L] , [D] en [betrokkene 14] op. Ik heb deze afnemers zelf nimmer benaderd.
34. Een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt op 24 oktober 1989 door [verbalisant 4] en [verbalisant 18] , beiden ambtenaren van de belastingdienst, werkzaam bij de douanerecherche van de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, tevens onbezoldigd ambtenaar van het Korps Rijkspolitie, als bijlage V-1-1 gevoegd bij het proces-verbaal met nummer 31.131 , voor zover inhoudende als de op die datum door [betrokkene 15] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
Ik ben directeur/eigenaar van [D] B.V., gevestigd te Huizen. Het betreft een groot- en kleinhandel in aardolieprodukten. De ingekochte produkten worden opgeslagen in Breda.
35. Een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt op 25 oktober 1989 door [verbalisant 4] en [verbalisant 18] , beiden ambtenaren van de belastingdienst, werkzaam bij de douanerecherche van de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, tevens onbezoldigd ambtenaar van het Korps Rijkspolitie, als bijlage V-1-2 gevoegd bij het proces-verbaal met nummer 31.131 , voor zover inhoudende als de op die datum door [betrokkene 15] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
Vanaf 1988 heb ik olieprodukten van [betrokkene 1] betrokken. Ik heb tegen [betrokkene 1] gezegd dat ik olie van hem wilde kopen onder de voorwaarde dat ik het via een Nederlandse firma aangeleverd kreeg. Dat was geen probleem, zei [betrokkene 1] . Ik zou olie aangeleverd krijgen via [B] BV, een Nederlandse BV met een Nederlandse directeur, [H] . Begin 1988 heeft het contact met [betrokkene 1] en [H] in Kruibeke plaatsgevonden. Wij hebben toen afgesproken dat de bestellingen van de produkten zouden plaatsvinden in Kruibeke. De prijzen voor de te leveren produkten zouden worden afgesproken met [betrokkene 1] in Kruibeke, evenals de te leveren kwaliteit, hoeveelheden, tijdstippen van aflevering, etcetera. De betalingen zouden plaatsvinden via [B] BV, per bank.
36. Een proces-verbaal, opgemaakt op 11 december 1989 door [verbalisant 1] , commissaris voor gerechtelijke opdrachten, hulpofficier van de Procureur des Konings van het arrondissement Dendermonde, als bijlage 0/RC/37 gevoegd bij het proces-verbaal met nummer 31.131 , voor zover inhoudende als de op die datum door de [betrokkene 1] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
In 1988 en 1989 nam ik de functie van zaakvoerder van [P] en [G] waar. Bij beide vennootschappen hield ik me bezig met de aan- en verkoop en hield ik tevens toezicht op de boekhouding. Met de oprichting van de [P] was het de bedoeling de werkzaamheden van de [G] over te nemen, omdat de [G] moeilijkheden had ondervonden met de BTW-administratie.
De grootste afnemers van [B] waren [D] uit Huizen en [L] uit Beverwijk. Door [D] werd vanaf eind 1988 rechtstreeks besteld bij [G] BVBA, met medeweten van [H] . Het betrof rode gasolie. Diezelfde regeling gold ook voor [L] uit Beverwijk.
Door het feit dat slechts in beperkte mate Benelux 50 formulieren werden binnengebracht, was ik ervan op de hoogte dat die andere partijen waarschijnlijk niet waren ingeklaard.
Ik heb een produkt onder de naam blend solvent verkocht. Er werd blend solvent uitgevoerd naar Nederland.
37. Een proces-verbaal, opgemaakt op 23 januari 1990 door [verbalisant 1] , commissaris voor gerechtelijke opdrachten, hulpofficier van de Procureur des Konings van het arrondissement Dendermonde, als bijlage 0/RC/43 gevoegd bij het proces-verbaal met nummer 31.131 , voor zover inhoudende als de op die datum door de [betrokkene 1] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
De in- en verkopen van [M] BV werden verzorgd door [betrokkene 10] en mij.
38. Een proces-verbaal, opgemaakt op 12 februari 1990 door [verbalisant 1] , commissaris voor gerechtelijke opdrachten, hulpofficier van de Procureur des Konings van het arrondissement Dendermonde, als bijlage 0/RC/45 gevoegd bij het proces-verbaal met nummer 31.131 , voor zover inhoudende als de op die datum door de [betrokkene 1] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
Op een gegeven moment, medio 1987/1988, precies weet ik dat niet meer, zijn John Jansen, Jef [verdachte] en Van Overveld bij mij geweest met de vraag of ik produkt kon leveren. Het zou om HBO gaan. Ik heb hen verteld dat ik alleen produkt wilde leveren tegen contante betaling. We hebben toen gesproken over de administratieve kant van de zaak. Ik zou dat allemaal voor ze verzorgen, maar wat de handel betreft moesten ze het zelf doen. [betrokkene 10] wilde ook wel een centje extra verdienen en daarom werd hij met [M] in het administratieve plaatje gezet. Daarvoor was [H] bij mij gekomen met de vraag of ik iets voor hem had. Ik vertelde dat hij maar een goede BV moest kopen en dan olie zou kunnen kopen en verkopen. [H] heeft daarop [B] BV gekocht.
Op een gegeven moment is [getuige] naar Kruibeke gekomen om te vragen of ik transporten voor hem had. Ik heb [getuige] toen namens [B] ingehuurd.
39. Een geschrift, zijnde een factuur van [B] BV van 29 november 1988 aan [betrokkene 16] te [plaats] , als bijlage 0/D/88 gevoegd bij het proces-verbaal met nummer 31.131 , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Aan u geleverd: 22.050 liter gasolie rood.
Totaal f 8.731,-
40. Een geschrift, zijnde een factuur van [B] BV van 26 augustus 1988 aan [N] BV te Lewedorp, als bijlage 0/D/166 gevoegd bij het proces-verbaal met nummer 31.131 , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Door u afgehaald:
22/8 5.000 liter rode gasolie
22/8 28.000 liter rode gasolie
23/8 28.000 liter rode gasolie
23/8 5.000 liter rode gasolie
24/8 33.000 liter rode gasolie
25/8 29.000 liter rode gasolie
25/8 33.000 liter rode gasolie
25/8 33.000 liter rode gasolie
Totaal f 88.464,-
41. Een geschrift, zijnde een factuur van [B] BV van 11 juli 1989 aan [D] te Huizen, als bijlage 0/D/153 gevoegd bij het proces-verbaal met nummer 31.131 , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Aan u geleverd in week 27:
85.815 liter gasolie rood
252.239 liter gasolie blank
Totaal f 203.040,-
42. Een geschrift, zijnde een factuur van [B] BV van 11 juli 1989 aan [D] te Huizen, als bijlage 0/D/160 gevoegd bij het proces-verbaal met nummer 31.131 , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Aan u geleverd in week 27:
75.990 liter gasolie blank
66.090 liter gasolie rood
29.000 liter gasolie blank
58.100 liter gasolie rood
Totaal f 124.606,-
43. Een geschrift, zijnde een factuur van [B] BV van 26 augustus 1989 aan [D] te Huizen, als bijlage 0/D/144 gevoegd bij het proces-verbaal met nummer 31.131 , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Aan u geleverd in week 33:
34.468 liter gasolie rood
33.010 liter gasolie rood
30.000 liter gasolie rood
65.480 liter gasolie rood
33.200 liter gasolie blank
32.280 liter gasolie blank
32.280 liter gasolie blank
64.970 liter gasolie blank
97.400 liter gasolie blank
32.490 liter gasolie blank
99.539 liter teruggehaald
Totaal f 189.940,-
44. Een geschrift, zijnde een factuur van [M] BV van 31 januari 1989 aan [B] BV te Breda, als bijlage 0/D/189 gevoegd bij het proces-verbaal met nummer 31.131 , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Aan u geleverd tijdens de maand januari 1989:
464.300 liter superbenzine totaal f 616.219,-
45. Een geschrift, zijnde een factuur van [M] BV van 30 augustus 1989 aan [B] BV te Breda, als bijlage 0/D/142 gevoegd bij het proces-verbaal met nummer 31.131 , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Aan u geleverd tijdens de maand augustus 1989:
1.940.600 liter gasolie
1.534.700 liter diesel
Totaal f 1.979.148,-.
5. Beoordeling van het vierde middel
5.1.1. Met betrekking tot een namens de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep gevoerd verweer heeft het Hof als volgt overwogen en beslist:
De raadsman heeft voorts aangevoerd dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk is in de vervolging van de verdachte, omdat artikel 67, vierde lid, AWDA is geschonden. De verdachte heeft namelijk geen gebruik kunnen maken van het recht op contra-expertise.
Het hof verwerpt ook dit verweer en overweegt daartoe het volgende. Door betrokkene is het doen van aangifte ten invoer uit handen gegeven aan een douane-expediteur, als bedoeld in artikel 55 AWDA. Het is derhalve de betreffende douane-expediteur die verantwoordelijk is voor de gedane aangifte, en aan deze worden dan ook de resultaten van een monsteranalyse medegedeeld. Op grond van artikel 67, vierde lid, AWDA heeft de aangever, in dit geval dus de douane-expediteur, de bevoegdheid binnen vierentwintig uur heropneming te vragen. Van dit recht is kennelijk geen gebruik gemaakt.
5.1.2. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 13 januari 1995 heeft de raadsman, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, aangevoerd dat de resultaten van de analyse van de beide monsters niet tot het bewijs mogen worden gebezigd omdat de gelegenheid heeft ontbroken een contra-expertise te doen uitvoeren.
5.2. Het gaat hierbij om de door het Hof als bewijsmiddelen 15 en 18 gebezigde rapporten van het Laboratorium van het Ministerie van Financiën te Amsterdam van 31 mei 1989 en 13 juni 1989, waarin de resultaten worden vermeld van een analyse van twee monsters, welke monsters – zoals door het Hof blijkens de bewijsvoering is vastgesteld – op 16 mei 1989 onderscheidenlijk 31 mei 1989 genomen zijn uit met een vrachtwagen vervoerde goederen ter zake waarvan telkens een ‘’opgave Benelux 50’’ was gedaan (bewijsmiddelen 12 en 16).
5.3.1. Ten tijde van voormelde onderzoeken luidde artikel 67 AWDA, voor zover in cassatie van belang:
Lid 1:
‘’Van de uitkomst van een grondige opneming van goederen doet de ambtenaar die deze heeft verricht, mededeling aan de belanghebbende bij de goederen, indien deze bij de grondige opneming aanwezig is, of indien een vertegenwoordiger van belanghebbende bij de grondige opneming aanwezig is, aan die vertegenwoordiger.’’.
Lid 2:
‘’Behoudens voor zover de uitkomst van de grondige opneming overeenstemt met een omtrent de goederen gedane aangifte of opgave of met een omtrent de goederen afgegeven document, is de belanghebbende bevoegd om met betrekking tot de hoeveelheid, de soort of tot andere door Onze Minister aangewezen grondslagen van de belasting heropneming te vorderen.’’
Lid 4:
‘’De heropneming moet worden gevorderd binnen vierentwintig uur nadat overeenkomstig het in het eerste lid bepaalde van de uitkomst van de opneming mededeling is gedaan aan de belanghebbende bij die goederen of, indien zodanige mededeling niet is gedaan, binnen vierentwintig uur na afloop van de opneming, behoudens uitstel te verlenen door of vanwege de inspecteur. De belanghebbende kan afstand doen van het recht tot het vorderen van heropneming.’’
5.3.2. Bij de op 1 januari 1990 in werking getreden Wet van 15 november 1989, Stb. 1989, 538, is aan het eerste lid van art. 67 AWDA toegevoegd:
‘’Indien de grondige opneming pas wordt beëindigd na onderzoek van een van de goederen genomen monster, wordt in elk geval mededeling van de uitkomst van dat onderzoek gedaan aan de belanghebbende’’.
5.4. De hiervoor onder 5.2 genoemde rapporten bevinden zich bij de stukken van het geding. Het rapport van 13 juni 1989 (bewijsmiddel 18) houdt, naast hetgeen in het bestreden arrest is weergegeven, in:
‘’Het restant van het monster wordt tot 13.07.89 in het laboratorium bewaard’’
en het bevat voorts de met de hand geschreven mededeling ‘’Copy uitgereikt aan [O] dd 28-7-89’’. De ‘’opgave Benelux 50’’ van 31 mei 1989 (bewijsmiddel 16) houdt in dat deze opgave is gedaan door [O] . De ‘’opgave Benelux 50’’ van 16 mei 1989 (bewijsmiddel 12) bevat een (onleesbare) handtekening van degene die de opgave heeft gedaan, doch diens naam ontbreekt. Het bijbehorende rapport (bewijsmiddel 15) houdt in dat het restant van het monster tot 17 juni 1989 zal worden bewaard, doch niet dat mededeling van het resultaat van het onderzoek is gedaan aan een derde (belanghebbende).
5.5. Voor zover het middel ervan uitgaat dat het Hof heeft aangenomen dat de uitslagen van beide monsteranalyses zijn medegedeeld aan de desbetreffende douane-expediteur berust het op een verkeerde lezing van de hiervoor onder 5.1.1 weergegeven overweging. Het Hof heeft daarin als zijn oordeel tot uitdrukking gebracht, dat in beide gevallen de aangifte ten invoer is gedaan door een douane-expediteur, dat deze verantwoordelijk is voor die aangifte, dat aan de douane-expediteur (waarbij het Hof kennelijk het oog heeft op de douane-expediteur die zich als zodanig bekend heeft gemaakt) de uitslagen van de monsteranalyse worden medegedeeld, dat de douane-expediteur het recht heeft heropneming te vragen en dat in beide gevallen van dit recht geen gebruik is gemaakt. Deze laatste vaststelling van het Hof brengt mee dat ten deze niet van belang is dat het op 31 mei 1989 genomen monster mogelijk reeds vernietigd was op het moment dat de uitslag van de analyse aan de douane-expediteur is medegedeeld.
5.6. Voor zover het middel ten betoge strekt dat het Hof ten onrechte, althans op ontoereikende gronden heeft verworpen het subsidiair gevoerde verweer dat de resultaten van het laboratoriumonderzoek van de monsternemingen in ieder geval niet tot het bewijs gebezigd mochten worden, faalt het.
Vooropgesteld moet worden dat het Hof klaarblijkelijk ervan is uitgegaan dat hetgeen het heeft overwogen en beslist op het niet-ontvankelijkheidsverweer eveneens geldt voor de gestelde bewijsuitsluiting.
In aanmerking genomen dat
- ten tijde van het nemen en onderzoeken van de beide monsters de hiervoor onder 5.3.2 vermelde wettelijke verplichting nog niet bestond;
- van de uitkomst van het onderzoek van het op 31 mei 1989 genomen monster mededeling is gedaan aan de douane-expediteur die de desbetreffende ‘’opgave Benelux 50’’ heeft gedaan;
- dit, zoals het Hof in zijn hiervoor onder 5.1.1 weergegeven overweging heeft vastgesteld, niet heeft geleid tot een verzoek om heropneming;
- de ‘’opgave Benelux 50’’ van 16 mei 1989 niet de naam bevat van degene die deze opgave heeft gedaan;
- de beide monsters een maand bewaard zijn gebleven zodat de mogelijkheid tot een heropneming heeft bestaan;
- de chauffeurs van de vrachtwagens, zoals het Hof blijkens de gebezigde bewijsmiddelen heeft vastgesteld, ervan op de hoogte waren dat van hun lading monsters werden genomen;
geeft het in ’s Hofs arrest besloten liggende oordeel dat de rapporten tot het bewijs mochten worden gebruikt, niet blijk van een verkeerde rechtsopvatting. Dit oordeel is ook zonder nadere motivering niet onbegrijpelijk.
5.7. Ook de klacht dat het Hof niet uitdrukkelijk is ingegaan op het verweer dat het niet hebben kunnen uitoefenen van het recht op contra-expertise ‘’in strijd is met het equality of arms beginsel van art. 6 EVRM’’ kan, daargelaten of een verweer van deze inhoud en strekking in feitelijke aanleg is gevoerd, niet tot cassatie leiden. Immers indien, gelijk het Hof heeft gedaan, wordt uitgegaan van de hiervoren onder 5.4, 5.5 en 5.6 weergegeven gang van zaken, een en ander zoals volgt uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, in samenhang en verband beschouwd met de aard van de van toepassing zijnde bepalingen zoals weergegeven in 5.3.1, kan niet worden gezegd dat zich in het onderhavige geval een schending van dit beginsel heeft voorgedaan, zodat in het midden kan blijven of in het algemeen zich een zodanige schending in gevallen als deze kan voordoen.
5.8. Het middel is derhalve vruchteloos voorgesteld.
6. Beoordeling van het zesde middel
6.1. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 13 januari 1995 heeft de raadsman aldaar, evenals in eerste aanleg, aangevoerd:
Daarnaast wijst de verdediging op de uitspraak van de Rechtbank Roermond van 7 november 1991, NJ 1992 nr. 117, hierin is uitgemaakt dat de Rechter-Commissaris voor het doen van een rechtshulpverzoek tot huiszoeking in het buitenland dient te beschikken over het verlof van de Rechtbank. Dit strekt te meer nu het verlof van de Rechtbank wel is gevraagd voor de huiszoekingen welke hebben plaatsgevonden in Nederland.
De verdediging is niet bekend met een verlof van uw Rechtbank voor het doen van de huiszoekingen op de diverse adressen in het buitenland. Wellicht dat hier een probleem zou kunnen zijn met de schutznorm. De verdediging meent zulks niet aanwezig, daar sprake is van een door de Officier van Justitie beweerdelijke organisatie kan als stelling worden verdedigd dat de huiszoeking waar dan ook betrekking hebbende op de organisatie de verdachte direct treffen. In dit verband wordt gewezen op de zogenaamde Niemietz uitspraak van het Europeesche Hof voor de rechten van de mens d.d. 16 december 1992, NJ 1993, 400; Meer speciaal naar de noot onder deze uitspraak van EJD. (Privacy is niets anders dan the right to be let alone)
‘’Ik houd het erop dat het huisrecht ook geldt voor ondernemingen-rechtspersonen. De ratio voor die bescherming is daar evenzeer van toepassing als bij natuurlijk personen, terwijl ook het verschil tussen de grote en kleine rechtspersonen tot een willekeurige ongelijke behandeling zou leiden’’.
Gezien de hoeveelheid inbeslaggenomen bescheiden in het buitenland en de uitspraak als voornoemd, kan nagenoeg het hele dossier aan de kant worden geschoven als onrechtmatig verkregen bewijs.
6.2. Het Hof heeft dienaangaande overwogen en beslist:
Het hof verwerpt dit verweer. De kennelijke stelling van de raadsman dat zulks zou moeten, vindt geen steun in het recht. Voorts is het niet de taak van de Nederlandse rechter te onderzoeken of op processuele handelingen in België Belgische processuele regels op juiste wijze zijn toegepast. De bij huiszoekingen in België in beslag genomen stukken kunnen derhalve voor het bewijs worden gebezigd.
6.3. 's Hofs hiervoor weergegeven oordeel komt daarop neer dat de rechter-commissaris, indien deze een rogatoir verzoek doet tot het doen van huiszoeking ter inbeslagneming in België, een zodanig verzoek kan indienen zonder dat vereist is dat het in het eerste lid van art. 111 Sv voorgeschreven verlof van de rechtbank is verkregen.
6.4. Terecht voert het middel aan dat 's Hofs opvatting onjuist is. Aldus oordelend heeft het Hof immers miskend dat art. 44 van het te dezen van toepassing zijnde Beneluxverdrag aangaande de uitlevering en de rechtshulp in strafzaken (BUV), volgens hetwelk op de uitvoering van verzoeken om rechtshulp uitsluitend de wet van de aangezochte Partij van toepassing is, niet afdoet aan het in het eerste lid van art. 111 Sv vervatte vereiste, dat immers de voorwaarde inhoudt waaronder de rechter-commissaris bevoegd is — al dan niet door middel van een verzoek om internationale rechtshulp — huiszoeking ter inbeslagneming te bewerkstelligen.
6.5. De gegrondheid van het middel behoeft evenwel niet tot cassatie te leiden.
Door de verdediging zijn geen omstandigheden aangevoerd waaruit kan voortvloeien dat de verdachte door de huiszoekingen, waarom zonder verlof als bedoeld in het eerste lid van art. 111 Sv aan de Belgische autoriteiten is verzocht, in enig rechtens te respecteren belang is geschaad. De aan het verweer ten grondslag liggende stelling, dat een huiszoeking die, waar dan ook verricht, betrekking heeft op een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, reeds om die reden degene die verdacht wordt van deelnemen aan die organisatie rechtstreeks treft, vindt immers geen steun in het recht. Het Hof heeft het verweer daarom terecht verworpen, ook al steunt het op onjuiste gronden.
6.6. Het middel faalt derhalve.
7. Beoordeling van het negende middel
Anders dan in het middel wordt betoogd behoefde het Hof niet in het bestreden arrest ervan blijk te geven te hebben onderzocht of het ten laste van de verdachte bewezenverklaarde feit, dat mede in België is gepleegd, aldaar ook strafbaar is gesteld, nu het een feit van algemene bekendheid is dat naar Belgisch recht deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van valsheid in geschrift en het gebruikmaken van valse of vervalste geschriften strafbaar is.
8. Beoordeling van de overige middelen
De overige middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 101a RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of van de rechtsontwikkeling.
9. Slotsom
Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
10. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president Haak als voorzitter, en de raadsheren Davids, Keijzer, Van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp en Koster in bijzijn van de griffier Bogaert, en uitgesproken op 25 juni 1996.