Prg. 2017/22
Een veroordeling tot betalingen bij het jaar of kortere termijn van wettelijke vertragingsrente verjaart na vijf jaar, ook al is het precieze bedrag ervan niet in de uitspraak zelf vastgesteld.
HR 18-11-2016, ECLI:NL:HR:2016:2623
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
18 november 2016
- Magistraten
Mrs. F.B. Bakels, G. Snijders, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, M.J. Kroeze
- Zaaknummer
15/02237
- Conclusie
A-G mr. S.W. van Kasbergen
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Vermogensrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:2623, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 18‑11‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:882, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 02‑09‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 28‑04‑2015
- Wetingang
Art. 3:324, 3:325, 6:119, 6:119a BW
Essentie
Procesrecht. Is korte verjaringstermijn van vijf jaar voor rechterlijke veroordeling tot periodieke betaling van wettelijke rente ook van toepassing als precieze omvang daarvan niet in uitspraak zelf is vastgesteld?
Ja. Ook dan dreigt voor schuldenaar gevaar dat bedrag tot onredelijke hoogte zal oplopen.
Samenvatting
Eisers komen op tegen het oordeel van het hof van januari 2015 dat de veroordeling van Eurowoningen Grondbedrijf BV tot het betalen van (wettelijke) vertragingsrente is verjaard, nu de verjaring na de stuitingshandeling van 17 december 2002 niet binnen vijf jaar daarna opnieuw is gestuit. Volgens eisers verjaart de bevoegdheid tot executie van een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.