Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2021/2115 tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 en (EU) nr. 1307/2013
Artikel 52 Financiële steun van de Unie voor de sector groenten en fruit
Geldend
Geldend vanaf 07-12-2021
- Bronpublicatie:
02-12-2021, PbEU 2021, L 435 (uitgifte: 06-12-2021, regelingnummer: 2021/2115)
- Inwerkingtreding
07-12-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-12-2021, PbEU 2021, L 435 (uitgifte: 06-12-2021, regelingnummer: 2021/2115)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Financiering
Agrarisch recht (V)
Milieurecht / Algemeen
EU-recht / Marktintegratie
Bestuursrecht algemeen / Subsidie
Overheidsfinanciën / EU-financiën
1.
De financiële EU-steun is gelijk aan het bedrag van de daadwerkelijk betaalde financiële bijdragen bedoeld in artikel 51, lid 1, punt a), en bedraagt niet meer dan 50 % van de daadwerkelijke uitgaven.
2.
De financiële steun van de Unie is beperkt tot:
- a)
4,1 % van de waarde van de door elke producentenorganisatie op de markt afgezette productie;
- b)
4,5 % van de waarde van de door elke unie van producentenorganisaties op de markt afgezette productie;
- c)
5 % van de waarde van de door elke transnationale producentenorganisatie of transnationale unie van producentenorganisaties op de markt afgezette productie.
Deze beperkingen kunnen met 0,5 procentpunten worden verhoogd mits het bedrag waarmee het betrokken in de eerste alinea genoemde percentage wordt overschreden, uitsluitend wordt gebruikt voor een of meer interventies die verband houden met de in artikel 46, punten d), e), f), h), i) en j), bedoelde doelstellingen. In het geval van unies van producentenorganisaties, met inbegrip van transnationale unies van producentenorganisaties, kunnen die organisaties deze interventies uitvoeren namens hun leden.
3.
Op verzoek van een producentenorganisatie of een unie van producentenorganisaties wordt het in lid 1 vastgestelde maximum van 50 % verhoogd tot 60 % voor een operationeel programma of een gedeelte daarvan, indien minstens een van de volgende punten van toepassing is:
- a)
transnationale producentenorganisaties voeren interventies in verband met de in artikel 46, punten b), e) en f) bedoelde doelstellingen in twee of meer lidstaten uit;
- b)
één of meer producentenorganisaties of unies van producentenorganisaties zijn betrokken bij interventies die door samenwerkende branches in een productieketen worden uitgevoerd;
- c)
het operationele programma heeft uitsluitend betrekking op specifieke steun voor de productie van onder Verordening (EU) 2018/848 vallende biologische producten;
- d)
de producentenorganisatie of de unie van producentenorganisaties die op grond van Verordening (EU) nr. 1308/2013 is erkend, voert het operationeel programma voor het eerst uit;
- e)
de producentenorganisaties zetten minder dan 20 % van de groenten- en fruitproductie op de markt in een lidstaat in;
- f)
de producentenorganisatie is werkzaam in een van de ultraperifere gebieden;
- g)
het operationele programma omvat interventies die verband houden met de in artikel 46, punten d), e), f), i) en j), bedoelde doelstellingen;
- h)
het operationele programma wordt voor het eerst uitgevoerd door een erkende producentenorganisatie die het resultaat is van een fusie van twee of meer erkende producentenorganisaties.
4.
Het in lid 1 vastgestelde maximum van 50 % wordt verhoogd tot 80 % voor uitgaven die verband houden met de in artikel 46, punt d), vermelde doelstelling, indien die uitgaven ten minste 5 % van de uitgaven in het kader van het operationele programma dekken.
5.
Het in lid 1 vastgestelde maximum van 50 % wordt verhoogd tot 80 % voor uitgaven in verband met de in artikel 46, punten e) en f), vermelde doelstelling, indien die uitgaven ten minste 20 % van de uitgaven in het kader van het operationele programma dekken.
6.
Het in lid 1 genoemde maximum van 50 % wordt tot 100 % verhoogd in de volgende gevallen:
- a)
de hoeveelheden uit de markt genomen groenten en fruit bedragen niet meer dan 5 % van het volume van de op de markt afgezette productie van elke producentenorganisatie en worden als volgt afgezet:
- i)
gratis verstrekking aan daartoe door de lidstaten erkende liefdadigheidsinstellingen of -organisaties voor hun activiteiten ten behoeve van personen die op grond van het nationale recht recht hebben op overheidsbijstand, met name omdat zij over onvoldoende middelen beschikken om in hun levensonderhoud te voorzien;
- ii)
gratis verstrekking aan door de lidstaten aangewezen strafinrichtingen, scholen en openbare onderwijsinstellingen, instellingen bedoeld in artikel 22 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 en kindervakantiekampen, alsmede ziekenhuizen en bejaardentehuizen, waarbij de lidstaten de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de in dit kader verstrekte hoeveelheden een aanvulling vormen op de hoeveelheden die deze instellingen normaal aankopen;
- b)
acties in verband met het coachen van andere producentenorganisaties die zijn erkend op grond van Verordening (EU) nr. 1308/2013 mits die producentenorganisaties uit de in artikel 53, lid 2, van deze verordening bedoelde regio's van lidstaten komen, of het coachen van individuele producenten.