Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/9
9 Uitgangspunten van het bewijsrecht
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691662:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Onderscheid wordt gemaakt tussen rechtsfeiten en blote feiten. Rechtsfeiten zijn feiten waaraan het recht gevolgen verbindt (Asser Procesrecht/Asser 3 2023/33 en 34); een partij neemt een normatief standpunt in ten aanzien van het feit (Tjong Tjin Tai 2002, p. 32 en De Bock 2011/3.8); blote feiten zijn feiten die enkel de werkelijkheid weergeven.
Het is aan de rechter te bepalen wat hij voor de beoordeling van de zaak aan relevante feiten nodig heeft en in het vonnis in zijn selectie overneemt.
Asser 2010 Preadvies, nr. 4.1.
Letterlijk: het is niet helder. De rechter stelt vast dat niet duidelijk is geworden hoe de feiten precies liggen; een geval van blijvende twijfel (Asser 2004/14 en Asser/Procesrecht/Asser 3 2017/274 en 283). Zie bijv. HR 11 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AP1349. Asser noemt dit de beslisfunctie van de bewijslastverdeling (Asser 2020a/24.3 en 24.4).
De rechter onderzoekt de zaak en beslist op de grondslag van hetgeen partijen aan hun vordering, verzoek of verweer ten gronde hebben gelegd (art. 24 Rv). Partijen bepalen waarover wordt geprocedeerd, de rechter beoordeelt het geschil op basis van de feiten1 die partijen aandragen. De rechter onderzoekt of de feiten zoals gesteld door de partij bij wie de bewijslast rust, zijn komen vast te staan en of die feiten de vordering van eiser c.q. het bevrijdend verweer van verweerder kunnen dragen. De rechter mag slechts die feiten aan zijn beslissing ten grondslag leggen die overeenkomstig art. 149-207 Rv zijn komen vast te staan; daarbij moet de rechter feiten die door de ene partij zijn gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende zijn betwist als vaststaand beschouwen (art. 149 lid 1 tweede volzin Rv).2 De rechter blijft binnen het kader waarin partijen feiten aanvoeren: de rechter mag de feitelijke gronden niet aanvullen. Feiten van algemene bekendheid mag de rechter wel aan zijn beslissing ten grondslag leggen (149 lid 2 Rv). De rechtsgronden moet de rechter aanvullen: hij moet zelfstandig de op de gestelde feiten toepasselijke rechtsregels vinden en toepassen (art. 25 Rv). De rechter mag slechts de rechtsgrond aanvullen indien alle voor het inroepen van die rechtsgrond benodigde feiten zijn gesteld, anders overschrijdt de rechter de door partijen getrokken grenzen van de rechtsstrijd (art. 24 Rv). De procespartij behoeft zelf de rechtsgrond niet te stellen, mits zij de feitelijke elementen maar stelt. In verdrag, wet of rechtspraak kunnen de elementen van de in te roepen rechtsgrond worden gevonden; er moet zijn voldaan aan de stelplicht om het (via de rechtsgrond) ingeroepen rechtsgevolg te bewerkstelligen.
Bewijslastverdeling betreft de verdeling van het bewijsrisico. Indien de partij die een beroep doet op rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten bewijs moet leveren van bepaalde feiten en daarin niet slaagt, houdt het bewijsrisico in dat zij (dat onderdeel van) de procedure verliest;3 de door haar gestelde feiten zijn dan niet komen vast te staan (een ‘non liquet’-situatie).4 Dat geldt ook als het tegendeel evenmin te bewijzen valt. Wanneer zich de situatie voordoet dat eiser noch verweerder zijn stellingen kan bewijzen, is beslissend bij welke partij het bewijsrisico ligt. De rechter heeft regels nodig teneinde te kunnen beslissen wat de consequenties zijn van onduidelijkheid van de feiten. Bewijslastverdelingsregels geven daarmee de legitimatie voor de uitkomst van het proces.5 Wanneer onduidelijk blijft of bepaalde feiten zich hebben voorgedaan, hebben de toepasselijke regels van bewijsrecht materieelrechtelijke gevolgen. Het bewijsrecht heeft weliswaar grote invloed op de materieelrechtelijke uitkomst van het geding; daar staat tegenover dat het (objectieve) materiële recht grotendeels (direct of indirect) de regels van bewijsrecht bepaalt. Regels van bewijslastverdeling zijn nauw verbonden met het (gehele) materiële recht, zoals in dit onderzoek nog vaak zal blijken.