Einde inhoudsopgave
De kredietwaardigheidstoets bij kredietverlening aan consumenten (R&P nr. FR19) 2020/2.2.1
2.2.1 Inleiding
Mr. dr. J.M. Meindertsma, datum 01-06-2020
- Datum
01-06-2020
- Auteur
Mr. dr. J.M. Meindertsma
- JCDI
JCDI:ADS209999:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Voetnoten
Voetnoten
Zie Villarreal 2013, p. 56 voor een voorbeeld over een consument die de woning deels verhuurde om te kunnen voldoen aan de hypothecaire terugbetaalplichten. Overigens kan de consument, in zijn zoektocht naar liquide middelen, ook een (nieuw) krediet opnemen. Dit komt feitelijk neer op het opofferen van een nog te verkrijgen inkomen. Ook dat laatste kan een onderdeel vormen van de betaalcapaciteit van de consument.
Zie Europese Commissie 2008 en Schicks 2011a die aandacht heeft voor definities uit o.a. het juridische en economische veld. Zie hierover ook Reifner e.a. 2010, Guérin e.a. 2013, Johnson 2013 en Ferretti & Vandone 2019. In de literatuur wordt het begrip problematische terugbetaalsituatie vaak aangeduid als ‘overkreditering’. Dit komt omdat er wordt geredeneerd vanuit de situatie waarin er al terugbetaalproblemen zijn. In dit onderzoek wordt echter geredeneerd vanuit de situatie voordat krediet wordt verleend. Het onderscheid tussen het moment van kredietverstrekking en het ontstaan van problemen is dan relevanter. In dit onderzoek wordt, kort gezegd, gesproken van ‘overkreditering’ als er krediet wordt verstrekt aan een niet-kredietwaardige consument. De kans is dan onaanvaardbaar groot dat hij in een problematische terugbetaalsituatie belandt.
Schicks 2011a.
Ibid.
Europese Commissie 2008, p. 37.
Ibid.
Een consument is kredietwaardig als hij, als gevolg van de beoogde kredietverlening, naar verwachting niet in een problematische terugbetaalsituatie zal belanden. Het begrip problematische terugbetaalsituatie is daarmee te zien als een maatstaf van de kredietwaardigheid. Van een problematische terugbetaalsituatie is, kort gezegd, sprake als de betaalcapaciteit van de consument te beperkt wordt geacht om tijdig te kunnen voldoen aan de terugbetaalplichten. De betaalcapaciteit staat in dit verband gelijk aan hetgeen de consument in de betreffende periode aan liquide middelen verkrijgt of redelijkerwijs kan verkrijgen. Deze middelen kunnen niet alleen voortvloeien uit de periodieke inkomsten, maar ook uit hetgeen de consument kan inruilen om die inkomsten tijdig aan te vullen. Gedacht kan worden aan het aanwenden van spaartegoeden, het verkopen van goederen en het opofferen van vrije tijd of woonruimte.1
Er is geen vaste invulling van het begrip problematische terugbetaalsituatie. In de literatuur is daarom diverse keren gezocht naar gemeenschappelijk factoren die terugkomen in bestaande definities.2 Zo heeft Schicks bijvoorbeeld opgemerkt dat definities veelal iets zeggen over de vereiste ernst van de terugbetaalproblemen.3 Er zijn bijvoorbeeld definities die spreken van een problematische terugbetaalsituatie als iemand zich gedwongen voelt te bezuinigen op bepaalde uitgaven, terwijl in andere gevallen daarvan wordt gesproken als de consument structureel niet voldoet aan de terugbetaalplichten.4 In een soortgelijk onderzoek heeft de Europese Commissie een onderscheid gemaakt tussen vier dimensies die besloten kunnen liggen in dit begrip.5 Zo gaat de economische dimensie over de omvang van de schuldenlast, terwijl de tijdsdimensie zich richt op de tijdsduur van de terugbetaalproblemen. Tot slot hebben de sociale en psychologische dimensies betrekking op de ernst van de niet-financiële problemen die kunnen ontstaan als iemand te veel of juist te weinig krediet krijgt.6
Hierna wordt duidelijk welke stappen er doorlopen moeten worden om het begrip problematische terugbetaalsituatie te kunnen voorzien van een concrete invulling. Anders dan in de bestaande literatuur, wordt daarbij een onderscheid gemaakt tussen twee keuzes die de ‘opsteller’ van dit begrip moet maken en drie concrete vragen die hij vervolgens moet beantwoorden. De twee keuzes hebben betrekking op het perspectief van waaruit naar de terugbetaalsituatie wordt gekeken (par. 2.2.2) en de vraag wanneer de problemen groot genoeg zijn om als problematisch te worden aangemerkt (par. 2.2.3). De drie vragen hebben betrekking op de onderdelen van de betaalcapaciteit die de consument mag opofferen om te voldoen aan de terugbetaalplichten (par. 2.2.4). Pas als deze vragen zijn beantwoord, kan in een concreet geval worden vastgesteld of sprake is van een problematische terugbetaalsituatie.