Volgens apotheek.nl: Citalopram zorgt voor een betere stemming en het maakt u minder angstig. Hierdoor piekert u minder, slaapt u beter, bent u minder prikkelbaar en trilt u minder. Het zorgt ook dat een man minder snel klaarkomt tijdens het vrijen. Bij depressie, angststoornissen (zoals dwangstoornis, paniekstoornis, specifieke fobie en posttraumatische stressstoornis) en te vroeg klaarkomen (voortijdige zaadlozing). Agressief gedrag wordt niet als mogelijke bijwerking genoemd. Iets anders is dat in rechtspraak wel is aangenomen dat citalopram (en propranolol) een ontremmende werking heeft (hebben). Zie de in HR 5 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:296 geciteerde overwegingen uit het arrest van het hof.
HR, 10-01-2023, nr. 22/00025
ECLI:NL:HR:2023:24
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10-01-2023
- Zaaknummer
22/00025
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2023:24, Uitspraak, Hoge Raad, 10‑01‑2023; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHARL:2021:11865
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2022:1247
ECLI:NL:PHR:2022:1247, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 15‑11‑2022
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2023:24
- Vindplaatsen
Uitspraak 10‑01‑2023
Inhoudsindicatie
Gedetineerde valt twee medewerkers penitentiaire inrichting aan. Poging tot doodslag (art. 287 Sr) en mishandeling (art. 300.1 Sr). TBS met dwangverpleging opgelegd. 1. Schending art. 51i Sv door afwijzing van verzoek van verdediging om deskundige te benoemen en ttz. te horen? 2. Voldoet arrest aan motiveringsverplichting van art. 359a.3 Sv, nu de inhoud van bewijsmiddelen onder meer bestaat uit een rapportage van psycholoog en twee psychiaters die niet voor het bewijs mag worden gebruikt? HR: art. 81.1 RO.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 22/00025
Datum 10 januari 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 30 december 2021, nummer 21-000409-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft V.A. Vitanov, advocaat te 's‑Gravenhage, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van de cassatiemiddelen
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren J.C.A.M. Claassens en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 januari 2023.
Conclusie 15‑11‑2022
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Geweld tegen personeel van CTP Veldzicht. Namens verdachte is in feitelijke aanleg verzocht om een toxicoloog als deskundige in verband met de invloed van medicatie op het tenlastgelegde gedrag. Twee middelen die verband houden met het oordeel van het hof dat het niet nodig was een toxicoloog te benoemen. De conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 22/00025
Zitting 15 november 2022
CONCLUSIE
P.C. Vegter
In de zaak
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
hierna: de verdachte
De verdachte is bij arrest van 30 december 2021 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem vrijgesproken van het onder 2 primair tenlastegelegde en wegens 1 primair: “poging tot doodslag” en 2 subsidiair: “mishandeling”, veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf, met aftrek als bedoeld in art. 27 Sr. Daarnaast is terbeschikkingstelling met verpleging gelast. Tenslotte heeft het hof beslissingen genomen met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij en een schadevergoedingsmaatregel opgelegd als nader in het arrest omschreven.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en V.A. Vitanov, advocaat te 's‑Gravenhage, heeft twee middelen van cassatie voorgesteld.
In deze zaak is door en namens verdachte in feitelijke instantie betoogd dat hij geen enkele herinnering heeft aan de bewezenverklaarde geweldsexplosie (1. steken met een mes en 2. bijten) in de richting van twee medewerkers van de inrichting van verblijf ([inrichting] te [plaats]). Primair is het standpunt ingenomen dat het feit hem niet kan worden toegerekend wegens gebruik van medicatie (citalopram1.). In verband daarmee werd namens verdachte verzocht om een – hieronder nader omschreven – oordeel van een toxicoloog. Het hof wees het verzoek af.
4. Het eerste middel klaagt over schending van art. 51i Sv. Gelet op de toelichting en welwillend gelezen wordt er geklaagd over de motivering van de beslissing van het hof tot afwijzing van een verzoek van de verdediging een deskundige te benoemen en ter terechtzitting van het hof te horen.
5. Voor zover voor de beoordeling van het middel van belang valt in de appelschriftuur te lezen:
“De verdediging heeft vanaf het begin van het onderzoek aangegeven dat het invloed van het gebruik van citalopram dient goed te worden onderzocht. Dat is in alle pro-forma zittingen naar voren gekomen. Appellant is vervolgens 7 weken in het Pieter Baan Centrum (hierna: het PBC) uitvoerig onderzocht. Er is een uitgebreid rapport opgemaakt van 90 bladzijden. Echter op de belangrijkste vraag van de verdediging: “Zijn er uitspraken mogelijk over het mogelijke effect van de door betrokkene gebruikte medicijnen op het gedrag van betrokkene tijdens het incident op 13 november 2019?” is het antwoord zeer kort en voor de verdediging niet bevredigend.
De verdediging verzoekt uw Hof om een deskundige forensisch toxicoloog in het kader van het strafrechtelijke onderzoek in te schakelen en tijdens de terechtzitting bij uw Hof te worden uitgenodigd om zijn/haar standpunt te belichten met betrekking tot het medicijnengebruik van appellant tijdens het incident.”
6. Bij zogenaamde voorzittersbeslissing is het verzoek op 10 juni 2021 vooralsnog afgewezen.2.
7. Voor zover van belang bevat de aan het proces-verbaal van de zitting van het hof van 17 december 2021 gehechte pleitnota de volgende passage:
“De onderzoekswensen luiden als volgt. I. De verdediging verzoekt uw Hof om een deskundige forensisch toxicoloog in het kader van het strafrechtelijke onderzoek in te stellen.3.II. Voorts wenst de verdediging om de deskundige forensisch toxicoloog tijdens de terechtzitting bij uw Hof te worden uitgenodigd om zijn/haar standpunt toe te lichten met betrekking tot het medicijnengebruik van appellant tijdens het incident.”
8. Het hof heeft het verzoek om een deskundige te benoemen in het arrest als volgt samengevat en verworpen:
“Onderzoekswensen
In het kader van de strafbaarheid van de verdachte heeft de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep onderzoekswensen naar voren gebracht. Hij heeft het hof verzocht om (I) in verband met het onderzoek naar de invloed van het gebruik van citalopram op de bewezenverklaarde feiten een forensisch toxicoloog als deskundige te benoemen en (II) deze forensisch toxicoloog zijn/haar standpunt met betrekking tot het medicijnengebruik van verdachte tijdens de bewezenverklaarde feiten te laten toelichten. Aanvankelijk bracht de raadsman ter zitting nog twee onderzoekswensen (onderzoekswensen III en IV uit de pleitnota) naar voren, maar deze heeft hij later ingetrokken, zodat ze geen verdere bespreking behoeven.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verzoeken dienen te worden afgewezen.
Het hof acht het niet noodzakelijk om een forensisch toxicoloog als deskundige te benoemen. Het hof neemt daarbij in overweging dat in de rapportage van het Pieter Baan Centrum (PBC), opgemaakt door een psycholoog en twee psychiaters, al onderzoek is gedaan naar de invloed van het gebruik van citalopram (p. 53 van de rapportage). Een psychiater is naar het oordeel van het hof deskundig op dit gebied. Een psychiater heeft immers bij uitstek kennis van de wisselwerking tussen medicijnen en de geest en is als arts degene die medicijnen voorschrijft en de medicatie, indien nodig, bijstelt. Gelet op het voorgaande wordt het verzoek in onderzoekswens I en in het verlengde daarvan tevens het verzoek in onderzoekswens II afgewezen.”
9. Voor zover ik kan vaststellen klaagt het middel niet over het door het hof in het kader van de beoordeling van het verzoek gebruikte noodzaakcriterium. Dat criterium kon het hof toepassen op grond van de ook in hoger beroep toepasselijke artt. 315, 328 en 330 Sv. Het is niet onbegrijpelijk dat het ontbreken van noodzaak door het hof werd gestut op de omstandigheid dat in het kader van de aanhangige strafzaak al onderzoek was gedaan naar de werking van citalopram door een deskundige van het PBC. Eenvoudig uitgedrukt: als er al een antwoord op een gestelde vraag is gegeven, is het in het algemeen overbodig die vraag nogmaals te stellen. Daarbij kan nog in aanmerking worden genomen dat (alleen) is gesteld dat het al beschikbare antwoord van de deskundige naar het oordeel van de verdediging te kort was en dat de verdediging het met dat antwoord niet eens was. Uit de toelichting op het middel en het beroep op art. 51i Sv begrijp ik dat de pijn vooral zit in het verschil in de deskundigheid van een psychiater en een toxicoloog. Het oordeel van het hof houdt niet in en er kan evenmin uit worden afgeleid dat het hof geen oog heeft voor dat verschil. Dat verschil kan inderdaad ook betekenis hebben in de praktijk van de rechtspraak.4.Het hof overweegt in casu echter dat een psychiater (immers) bij uitstek kennis heeft van de wisselwerking tussen medicijnen en de geest en als arts degene is die medicijnen voorschrijft en de medicatie, indien nodig, bijstelt. Dat is onjuist noch onbegrijpelijk.
10. Ten overvloede wijs ik er op dat het arrest onder meer nog de volgende overweging bevat5.:
“Verder is door de deskundigen beoordeeld of het ten laste gelegde het gevolg kan zijn van - zoals de verdediging stelt - het gebruik van het antidepressivum citalopram. Verdachte heeft twee tabletten citalopram. ingenomen, te weten op 11 en op 12 november 2019 in de avond, waarna op 13 november 2019 het ten laste gelegde heeft plaatsgevonden. De deskundigen hebben zowel in het rapport als ook ter beantwoording van een vraag van de verdediging - in een aanvullende e-mail van 11 januari 2021 geconcludeerd dat het gebruik van citalopram geen monocausale oorzaak geweest kan zijn voor het ten laste gelegde. De reactie van de deskundigen zoals weergegeven in de e-mail luidt als volgt:
Agressie is bij citalopram beschreven als bijwerking met een incidentie van 0.1-1% (..). Tegen de achtergrond van eerdere agressieve impulsdoorbraken hij betrokkene, zonder gebruik van citalopram, en gegeven dat de metabolisering van citalopram bij betrokkene onderzocht is en normaal bleek, kon geen monocausale rol voor citalopram worden onderbouwd. Ook in hoeverre citalopram in een aan te nemen lage concentratie in het bloed, na inname van twee tabletten, eventueel zou hebben bijgedragen aan opwinding en een versterkte ontremming van een impulsieve actie, is achteraf niet te reconstrueren. Daarbij moet worden overwogen dat de voorbereidende handelingen, indien bewezen, namelijk het vervaardigen en verbergen van een steekwapen niet de aan te nemen intentie een persoon te verwonden, indien bewezen, eerder verklaard kunnen worden uit een langer aanwezig toestandsbeeld met achterdochtige inhoud dan uit een impulsieve ontregeling.”
11. Het tweede middel klaagt over schending van art. 359a, derde lid, Sv. In de toelichting wordt gesteld dat het arrest niet voldoet aan de motiveringsverplichting van art. 359, derde lid, Sv nu de inhoud van de bewijsmiddelen onder meer bestaat uit een rapportage van een psycholoog en twee psychiaters die om redenen als opgegeven bij middel 1 niet voor het bewijs mag worden gebruikt.
12. Zowel het middel als de toelichting daarop valt moeilijk te begrijpen. Een stellige klacht valt er niet in te lezen zodat het middel niet voldoet aan daaraan te stellen eisen. Hoe dan ook mist het middel feitelijke grondslag nu de kennelijk bedoelde rapportage geen deel uitmaakt van de bewijsconstructie.
13. Geen van beide middelen bevat een klacht over de oplegging van de maatregel terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging. Uit de in hoofdzaak van de rechtbank overgenomen motivering van de oplegging van deze sanctie (p. 7 en 8 van het arrest) blijkt dat is voldaan aan de wettelijke eisen van art. 37a, eerste lid, Sr. Ik wijs er op dat ook als de verdediging zou worden gevolgd in het standpunt dat het feit door medicatiegebruik niet aan verdachte valt toe te rekenen en hij moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, deze omstandigheden oplegging van de maatregel niet behoeven te verhinderen.
14. Beide middelen falen en kunnen worden afgedaan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende motivering.
15. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
16. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 15‑11‑2022
Die beslissing wordt ook vermeld in het proces-verbaal van de (pro forma) zitting van het hof van 15 juli 2021.
(vernummering noot door AG) De verdediging heeft vanaf het beging van het onderzoek aangegeven dat het invloed van het gebruik van citalopram dient goed te worden onderzocht. Dat is in alle pro-forma zittingen naar voren gekomen. Appellant is vervolgens 7 weken in het Pieter Baan Centrum (hierna: het PBC) uitvoerig onderzocht. Er is een uitgebreid rapport opgemaakt van 90 bladzijen. Echter op de belangrijkste vraag van de verdediging: “Zijn er uitspraken mogelijk over het mogelijke effect van de door betrokkene gebruikte medicijnen op het gedrag van betrokkene tijdens het incident op 13 november 2019?” is het antwoord voor de verdediging zeer kort beantwoord en derhalve onvoldoende gemotiveerd. Daarnaast is de voornoemde vraag van de verdediging niet door een deskundige forensisch toxicoloog in het kader van het strafrechtelijke onderzoek beantwoord maar door een psycholoog en een psychiater.
HR 19 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1249, paroxetinemoord. Een toxicoloog stelde kort na het feit vast dat de hoeveelheid paroxetine boven de ondergrens ligt, terwijl een psycholoog (en een forensisch farmacoloog) vervolgens de vraag beantwoorden naar de relatie tussen de inname van paroxetine en agressief gedrag.
Deze overweging ontleent het hof aan het vonnis van het de rechtbank onder de mededeling dat waar in de overweging het woord rechtbank wordt gebruikt dit gelezen dient te worden als hof. Zie voor de achtergrond van deze overweging het proces-verbaal van de rechtbank van 10 maart 2020 waaruit naar voren komt dat de nadere informatie is ingewonnen op een verzoek dat namens verdachte is gedaan.