Zie p. 7 van het proces-verbaal van de terechtzitting van 7 juli 2009. Zie ook p. 4.
HR, 08-05-2012, nr. 10/03759
ECLI:NL:HR:2012:BW1486
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
08-05-2012
- Zaaknummer
10/03759
- Conclusie
Mr. Knigge
- LJN
BW1486
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2012:BW1486, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑05‑2012
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2012:BW1486
ECLI:NL:HR:2012:BW1486, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 08‑05‑2012; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BW1486
- Vindplaatsen
Conclusie 08‑05‑2012
Mr. Knigge
Partij(en)
Nr. 10/03759
Mr. Knigge
Zitting: 14 februari 2012
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Het Gerechtshof te Amsterdam heeft bij arrest van 12 augustus 2010 verdachte wegens "opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod" en "opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft het Hof een inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp verbeurdverklaard.
2.
Tegen deze uitspraak is namens verdachte cassatieberoep ingesteld.
3.
Namens verdachte heeft mr. M. de Reus, advocaat te Rotterdam, een middel van cassatie voorgesteld.
4.
Het middel
- 4.1.
Het middel klaagt dat art. 353 Sv is geschonden doordat het Hof geen beslissing heeft genomen over een inbeslaggenomen geldbedrag van € 20, -.
- 4.2.
Onder de aan de Hoge Raad toegezonden stukken bevindt zich een door de politie opgemaakt (verzamel)proces-verbaal nr. 2009071781. Daaruit blijkt (pp. 5/6) dat verdachte op 16 maart 2009 op straat is gefouilleerd en dat daarbij in zijn rechterbroekzak een mobiele telefoon en een biljet van € 20, - werd aangetroffen. Voorts nog eens € 100, - in zijn rechtersok en € 20, - in zijn schoudertasje. Op het geld dat in broekzak en sok werd aangetroffen (samen € 120, -) hebben het "proces-verbaal en kennisgeving inbeslagneming" en het "bewijs van ontvangst" betrekking die op resp. pp. 24/25 en p. 44 van het verzamelproces-verbaal zijn te vinden. Van de € 20, - uit het schoudertasje is een apart "proces-verbaal en kennisgeving inbeslagneming" en een apart "bewijs van ontvangst" opgemaakt (zie resp. pp. 30/31 en p. 43). De bewijzen van ontvangst vermelden telkens art. 94 Sv als de bepaling waarop de inbeslagneming is gebaseerd.
- 4.3.
Het geldbedrag van € 120, - uit broekzak en sok werd de volgende dag aan verdachte teruggegeven (zie p. 26 en p. 44a). Ten aanzien van de € 20, - uit het schoudertasje werd echter (eveneens op 17 maart 2009) beslist dat - zo begrijp ik - het beslag werd gehandhaafd met het oog op een te vorderen verbeurdverklaring (zie p. 32).
- 4.4.
Ter terechtzitting in eerste aanleg is geen lijst met inbeslaggenomen voorwerpen overgelegd. De OvJ stelde met zoveel woorden dat er geen beslaglijst was. Desalniettemin vorderde hij de verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven € 20, -. De telefoon kon wat hem betreft "retour aan verdachte".1. De Politierechter overwoog in haar vonnis (p. 4) dat de OvJ geen beslaglijst heeft overgelegd, maar dat de griffier ter zitting heeft "aangegeven dat uit Compas blijkt dat er een beslaglijst zou moeten zijn met daarop één item, te weten de Nokia-telefoon". Dat is kennelijk de reden waarom de Politierechter geen beslissing nam over het bedrag van € 20, -. Zij gelastte alleen de teruggave van de telefoon.
- 4.5.
Uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep blijkt niet dat aldaar een beslaglijst is overgelegd. Door de advocaat-generaal werd de verbeurdverklaring van de telefoon gevorderd. Over het bedrag van € 20, - repte hij met geen woord. Ook de verdachte en zijn raadsman deden er wat dat betreft het zwijgen toe. Het Hof verklaarde de telefoon verbeurd. In het arrest ontbreekt een beslissing met betrekking tot het inbeslaggenomen geldbedrag van € 20, -.
- 4.6.
Tot de aan de Hoge Raad gezonden stukken behoort een lijst van inbeslaggenomen voorwerpen uit Compas. Die lijst vermeldt alleen de inbeslaggenomen telefoon. Namens mij ingewonnen inlichtingen bij het parket Amsterdam bevestigen "dat alleen de Nokia telefoon als beslag item is ingeboekt in compas". Daarbij werd meegedeeld dat In het "systeem" niets stond waaruit blijkt dat er geldbedragen in beslag zijn genomen. Dat moge zo zijn, maar beslissend is dat niet. Nu uit de stukken van het geding blijkt dat er een geldbedrag van € 20, - inbeslaggenomen is, terwijl daaruit niet blijkt dat dit bedrag op enig moment is teruggegeven aan verdachte, zal het er in cassatie voor gehouden moeten worden dat op dit bedrag nog steeds beslag rust.
- 4.7.
Ik heb mij even afgevraagd of de cassatieprocedure is bedoeld voor klachten over het verzuim om op voet van art. 353 Sv te beslissen over inbeslaggenomen, maar nog niet teruggegeven voorwerpen. Denkbaar zou zijn dat dergelijke klachten falen bij gebrek aan belang, aangezien de (gewezen) verdachte zich met een klaagschrift ex art. 552a Sv tot het Hof kan wenden. Dat echter is tegenwoordig niet de door de Hoge Raad gevolgde lijn. Uit in het bijzonder HR 13 september 2011, LJN BP9398, NJ 2011/434 en HR 1 november 2011, LJN BT1672 blijkt dat met succes over het uitblijven van een beslissing ex art. 353 Sv kan worden geklaagd. Dat is ook het geval als de verdediging ter zitting van het Hof niet om teruggave heeft verzocht (LJN BP9398) en als het gaat om voorwerpen die niet op de beslaglijst staan vermeld (LJN BT1672).
- 4.8.
Het middel slaagt derhalve.
5.
Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
6.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover daarin geen beslissing is gegeven over het inbeslaggenomen geldbedrag van € 20,-, tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 08‑05‑2012
Uitspraak 08‑05‑2012
Inhoudsindicatie
Geen beslissing op beslag, art. 353 Sv. Kennelijk heeft het Hof uit het pv van de tz. in e.a. en het vonnis afgeleid dat geen beslag ex art. 94 Sv meer rustte op het geldbedrag. In aanmerking genomen dat in e.a. is geen beslissing genomen omtrent de door de OvJ gevorderde verbeurdverklaring en niet blijkt dat in h.b. is verzocht om teruggave is niet onbegrijpelijk dat het Hof geen beslissing omtrent het inbeslaggenomen geldbedrag heeft genomen. Conclusie AG: anders.
Partij(en)
8 mei 2012
Strafkamer
nr. S 10/03759
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 12 augustus 2010, nummer 23/003762-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M. de Reus, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover daarin geen beslissing is gegeven over het inbeslaggenomen geldbedrag van € 20,-, tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt dat het Hof in strijd met art. 353, eerste lid, Sv geen beslissing heeft genomen ten aanzien van het inbeslaggenomen geldbedrag van € 20,-.
2.2.
Kennelijk heeft het Hof uit het proces-verbaal van de in eerste aanleg gehouden terechtzitting en het naar aanleiding daarvan gewezen vonnis afgeleid dat de Politierechter heeft vastgesteld dat geen krachtens art. 94 Sv gelegd beslag meer op een geldbedrag van € 20,- rustte, en geoordeeld dat om die reden geen beslissing omtrent zodanig beslag meer is vereist. In aanmerking genomen dat in eerste aanleg geen beslissing is genomen omtrent de door de Officier van Justitie gevorderde verbeurdverklaring van bedoeld geldbedrag, en niet blijkt dat ter terechtzitting in hoger beroep door de verdachte of door zijn raadsman om de teruggave van een inbeslaggenomen geldbedrag is verzocht, is dat oordeel niet onbegrijpelijk.
2.3.
Het middel faalt.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 8 mei 2012.