Einde inhoudsopgave
Besluit kwaliteit leefomgeving
Artikel 4.16 (uitzonderingsmogelijkheden geen achteruitgang)
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
16-09-2020, Stb. 2020, 400 (uitgifte: 28-10-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
03-07-2018, Stb. 2018, 292 (uitgifte: 31-08-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Vakgebied(en)
Omgevingsrecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Omgevingswet
1.
Op het bereiken van de doelstellingen, bedoeld in artikel 4.15, eerste lid, kan alleen een uitzondering worden gemaakt in de gevallen, bedoeld in het tweede en derde lid.
2.
Het eerste lid geldt voor een tijdelijke achteruitgang in gevallen waarin:
- a.
de achteruitgang het resultaat is van omstandigheden die zich door een natuurlijke oorzaak of overmacht voordoen en die uitzonderlijk zijn of niet redelijkerwijs waren te voorzien, met name extreme overstromingen en lange droogteperioden, of het gevolg zijn van omstandigheden die zijn veroorzaakt door redelijkerwijs niet te voorziene ongevallen;
- b.
aan de voorwaarden van artikel 4, zesde, achtste en negende lid, van de kaderrichtlijn water wordt voldaan; en
- c.
de motivering voor het waterlichaam wordt opgenomen in het eerstvolgende nationale waterprogramma, als het gaat om rijkswateren, of in het eerstvolgende regionale waterprogramma, als het gaat om regionale wateren.
3.
Het eerste lid geldt ook voor gevallen waarin:
- a.
het niet voorkomen van die achteruitgang het gevolg is van:
- 1°
nieuwe veranderingen van de fysische kenmerken van een krw-oppervlaktewaterlichaam;
- 2°
wijzigingen in de stand van grondwaterlichamen; of
- 3°
het niet voorkomen van achteruitgang van een zeer goede toestand van een krw-oppervlaktewaterlichaam naar een goede toestand het gevolg is van nieuwe duurzame activiteiten;
- b.
aan de voorwaarden van artikel 4, zevende, achtste en negende lid, van de kaderrichtlijn water is voldaan; en
- c.
de motivering voor het waterlichaam wordt opgenomen in het nationale waterprogramma, als het gaat om rijkswateren, of in het regionale waterprogramma, als het gaat om regionale wateren.