Einde inhoudsopgave
Wet op de naburige rechten
Artikel 29 [Bevoegdheid opsporingsambtenaren]
Geldend
Geldend vanaf 15-04-1999
- Bronpublicatie:
25-02-1999, Stb. 1999, 110 (uitgifte: 01-01-1999, kamerstukken: 25474)
- Inwerkingtreding
15-04-1999
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-04-1999, Stb. 1999, 155 (uitgifte: 01-01-1999, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht / Algemeen
Intellectuele-eigendomsrecht / Naburige rechten
De opsporingsambtenaren kunnen te allen tijde tot het opsporen van bij deze wet strafbaar gestelde feiten inzage vorderen van alle bescheiden of andere gegevensdragers, waarvan inzage voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze nodig is, bij hen die in de uitoefening van hun beroep of bedrijf opnamen of reprodukties daarvan, waarop de in de artikelen 2, 6, 7a en 8 bedoelde rechten betrekking hebben, reproduceren, verkopen, afleveren of anderszins in het verkeer brengen dan wel voor die doeleinden invoeren, doorvoeren, uitvoeren aanbieden of in voorraad hebben of openbaar maken.