Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie
Artikel 305 Voorvallen tijdens het verkeer van goederen in het kader van het Unievervoer
Geldend
Geldend vanaf 11-03-2024
- Bronpublicatie:
02-02-2024, PbEU L 2024, 2024/635 (uitgifte: 20-02-2024, regelingnummer: 2024/635)
- Inwerkingtreding
11-03-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-02-2024, PbEU L 2024, 2024/635 (uitgifte: 20-02-2024, regelingnummer: 2024/635)
- Vakgebied(en)
Europees belastingrecht / Belastingen EU
Douane (V)
(Artikel 226, lid 3, onder a), en artikel 227, lid 2, onder a), van het wetboek)
1.
De vervoerder brengt onmiddellijk na het voorval de goederen, samen met het MRN van de aangifte voor douanevervoer, aan bij de dichtstbijzijnde douaneautoriteit van de lidstaat op wiens grondgebied het vervoermiddel zich bevindt wanneer:
- a)
de vervoerder door omstandigheden buiten zijn wil genoodzaakt is geweest om af te wijken van de voorgeschreven route in overeenstemming met artikel 298 van deze verordening;
- b)
de verzegelingen zijn verbroken of gemanipuleerd tijdens het douanevervoer door een oorzaak buiten de wil van de vervoerder;
- c)
goederen onder toezicht van de douaneautoriteit van het ene vervoermiddel in of op het andere vervoermiddel zijn overgeladen;
- d)
het verzegelde vervoermiddel door dreigend gevaar onmiddellijk gedeeltelijk of geheel gelost moet worden;
- e)
zich een voorval heeft voorgedaan dat tot gevolg kan hebben dat de houder van de regeling of de vervoerder niet langer aan zijn verplichtingen kan voldoen;
- f)
een van de onderdelen van een samenstel van vervoermiddelen dat als één vervoermiddel wordt beschouwd zoals bedoeld in artikel 296, lid 2, van deze verordening, is gewijzigd.
In de in de eerste alinea, punten c) en f), bedoelde gevallen waarin goederen in een en dezelfde intermodale vervoerseenheid worden vervoerd, de vervoerswijze wordt gewijzigd zonder de goederen zelf te behandelen en de intermodale vervoerseenheid een uniek identificatienummer draagt, wordt die wijziging voor de toepassing van de eerste alinea niet als een voorval beschouwd.
Voor de toepassing van de tweede alinea is een intermodale vervoerseenheid bijvoorbeeld een container, wissellaadbak of oplegger. De tweede alinea is ook van toepassing op een beladen voertuig dat zelf met een actief vervoermiddel wordt vervoerd.
2.
Wanneer de douaneautoriteit op wiens grondgebied het vervoermiddel zich bevindt, van mening is dat het Unievervoer kan worden voortgezet, neemt zij alle maatregelen die zij nodig acht.
De relevante informatie over de in lid 1 bedoelde voorvallen worden door deze douaneautoriteit in het elektronische douanevervoersysteem vermeld.
3.
In geval van een voorval als bedoeld in lid 1, onder c), zien de douaneautoriteiten af van de aanbrenging van de goederen samen met het MRN van de aangifte voor douanevervoer indien aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan:
- a)
de goederen worden overgeladen vanuit een vervoermiddel dat niet is verzegeld;
- b)
de houder van de regeling of de vervoerder voor rekening van de houder van de regeling verstrekt de relevante informatie over de overlading aan de douaneautoriteit van de lidstaat op wiens grondgebied het vervoermiddel zich bevindt;
- c)
de relevante informatie wordt door deze autoriteit in het elektronische douanevervoersysteem vermeld.
4.
In geval van een voorval zoals bedoeld in lid 1, onder f), is het de vervoerder toegestaan het Uniedouanevervoer voort te zetten wanneer een of meer spoorwagons van een reeks aan elkaar gekoppelde spoorwagons worden losgekoppeld wegens technische problemen.
5.
Wanneer in het geval van een voorval zoals bedoeld in lid 1, onder f), de trekker van een wegvoertuig wordt veranderd zonder dat de aanhangwagens of opleggers worden veranderd, ziet de douaneautoriteit af van aanbrenging van de goederen samen met het MRN van de aangifte voor douanevervoer indien aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan:
- a)
de houder van de regeling of de vervoerder voor rekening van de houder van de regeling verstrekt de relevante informatie over de samenstelling van het wegvoertuig aan de douaneautoriteit van de lidstaat op wiens grondgebied dat wegvoertuig zich bevindt;
- b)
de relevante informatie wordt door deze autoriteit in het elektronische douanevervoersysteem vermeld.
6.
Tot de datums waarop de upgrade van het NCTS zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU wordt uitgerold, voorziet de vervoerder in de in lid 1 bedoelde gevallen het begeleidingsdocument voor douanevervoer of het begeleidingsdocument douanevervoer/veiligheid van de nodige vermeldingen en brengt hij de goederen samen met het begeleidingsdocument voor douanevervoer of het begeleidingsdocument douanevervoer/veiligheid onmiddellijk na het voorval aan bij de dichtstbijzijnde douaneautoriteit van de lidstaat op wiens grondgebied het vervoermiddel zich bevindt.
In de gevallen zoals bedoeld in lid 3, onder a) en b), lid 4 en lid 5, onder a), wordt afgezien van de verplichting dat de vervoerder de goederen en het MRN van de aangifte voor douanevervoer bij deze douaneautoriteit moet aanbrengen.
Relevante informatie betreffende voorvallen tijdens het douanevervoer wordt door het douanekantoor van doorgang of door het douanekantoor van bestemming vermeld in het elektronische douanevervoersysteem.
7.
Tot de datums waarop de upgrade van het NCTS zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU wordt uitgerold, is lid 2, tweede alinea, van dit artikel niet van toepassing.