HR, 09-10-2015, nr. 15/01423
ECLI:NL:HR:2015:2997
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
09-10-2015
- Zaaknummer
15/01423
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:2997, Uitspraak, Hoge Raad, 09‑10‑2015; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHDHA:2015:555
- Vindplaatsen
NTFR 2015/2696
Uitspraak 09‑10‑2015
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Partij(en)
9 oktober 2015
Nr. 15/01423
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 17 februari 2015, nr. BK-14/00577 betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2005 opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting.
1. Het eerste geding in cassatie
De uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam (nr. 11/00641) is op het beroep van belanghebbende bij arrest van de Hoge Raad van 23 mei 2014, nr. 13/02325, ECLI:NL:HR:2014:1190, BNB 2014/178, vernietigd, met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof Den Haag (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.
2. Het tweede geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij twee middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren C.B. Bavinck en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2015.