De kredietwaardigheidstoets bij kredietverlening aan consumenten
Einde inhoudsopgave
De kredietwaardigheidstoets bij kredietverlening aan consumenten (R&P nr. FR19) 2020/7.3.4.1:7.3.4.1 Inleiding
De kredietwaardigheidstoets bij kredietverlening aan consumenten (R&P nr. FR19) 2020/7.3.4.1
7.3.4.1 Inleiding
Documentgegevens:
Mr. dr. J.M. Meindertsma, datum 01-06-2020
- Datum
01-06-2020
- Auteur
Mr. dr. J.M. Meindertsma
- JCDI
JCDI:ADS210081:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Zie hierover paragraaf 7.2.2.2.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Hierna wordt ingegaan op de situatie waarin de kredietgever door de consument wordt ingehuurd om een consumentgerichte kredietwaardigheidstoets uit te voeren. Hoewel de kredietgever een ingediende kredietaanvraag zal accepteren als de uitkomst van de kredietgevergerichte kredietwaardigheidstoets positief is, wordt de kredietgever in dit scenario door de consument ingehuurd om te beoordelen of het voor de consument verantwoord is om de betreffende kredietaanvraag in te dienen. Het is echter de vraag of de kredietgever deze opdracht op de, door de consument, beoogde wijze zal uitvoeren. Deze verhouding heeft namelijk kenmerken van een agentschapsrelatie.1 De daarop gestoelde agentschapstheorie gaat er vervolgens van uit dat de betreffende partijen hun eigen belangen nastreven. Aangezien deze belangen niet altijd samenvallen, is de kans aanwezig dat niet volledig in het belang van de principaal (in dit geval: de consument) wordt gehandeld. Dit belangenconflict kan leiden tot opportunistisch gedrag van de agent (in dit geval: de kredietgever) indien de principaal niet precies kan verifiëren of er werkelijk in diens belang is gehandeld. Tegen deze achtergrond wordt hierna duidelijk dat de kredietgever een advies zal kunnen geven dat niet noodzakelijkerwijs in het beste belang van de consument is. Voorts wordt ingegaan op de vraag in hoeverre de consument kan voorkomen dat hij een dergelijk advies opvolgt.