Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/142
142 Bevrijdend verweer: patroon van rechtsgevolg, juridische grondslag en feitelijke grondslag
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691468:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
In hoofdstuk 6 zal uitgebreid worden ingegaan op het verdere debat tussen verweerder en eiser ingeval van een bevrijdend verweer; in hoofdstuk 10 de vraag in hoeverre de rechter de rechtsgronden mag aanvullen.
Het gaat niet aan verweerder te kapittelen in het eindvonnis – waarbij de vordering van eiser wordt toegewezen – dat verweerder bijvoorbeeld een beroep had moeten doen op vernietigbaarheid van de overeenkomst op grond van dwaling of dat verweerder er ook voor had kunnen kiezen de overeenkomst (gedeeltelijk) te ontbinden (zie bijv. Rb. Limburg 14 juni 2017, ECLI:NL:RBLIM:2017:5512, r.o. 4.7).
Zie ook Kamerstukken II 2019/20, 35 498, nr. 3, p. 30. Vgl. HR 19 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:939, r.o. 4.3.4 en 4.4, NJ 2017/408 met nt. S. Perrick, ook aangehaald in Kamerstukken II 2019/20, 35 498, nr. 3, p. 28.
Ook al moet een dagvaarding op straffe van nietigheid een ‘duidelijke en bepaalde conclusie’ behelzen, indien uit het lichaam van de dagvaarding zonder meer duidelijk is tegen welke vordering de verweerder zich heeft te verweren, zal het zich kunnen voordoen dat daarin reeds een voldoende duidelijke en bepaalde conclusie ligt besloten, ook als een uitdrukkelijk petitum ontbreekt (HR 15 november 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC0413, NJ 1992/724 met nt. H.J. Snijders (Boogaard/NVPI)).
Voert verweerder een bevrijdend verweer, dan doet hij zijnerzijds een beroep op de rechtsgevolgen van door hem gestelde feiten (art. 150 Rv). Verweerder maakt zichzelf tot eiser wat betreft zijn bevrijdend verweer; verweerder doet een beroep op een andere rechtsregel dan door eiser gesteld. Verweerder formuleert niet een petitum voor zijn bevrijdend verweer, maar het ingeroepen rechtsgevolg zal moeten corresponderen met zijn feitelijke grondslag.
Dit houdt in dat (de advocaat van) verweerder zich moet realiseren welk rechtsgevolg hij inroept, nagaat welke rechtsgrond(en) daarbij horen, zodat hij voldoende feiten stelt om zijn bevrijdend verweer van een feitelijke grondslag te voorzien.1 Verweerder zal niet alleen argumenten moeten aandragen die inhoud geven aan een bevrijdend verweer, hij zal ook het gewenste rechtsgevolg moeten benoemen. Verweerder zal een conclusie moeten verbinden aan zijn verweer. Wanneer aan een beroep op een bevrijdend verweer geen rechtsgevolgen zijn verbonden, zal de rechter het verweer passeren en blijft de vordering van eiser onaangetast. Verweerder zal een rechtsgevolg moeten inroepen dat hem bevrijdt van zijn verplichtingen. Hij zal moeten aangeven welke juridische consequentie hij aan zijn stellingen wil verbinden. De rechter beoordeelt uiteindelijk of de door verweerder gestelde feiten leiden tot het door verweerder op grond van de door hem gestelde feiten ingeroepen rechtsgevolg. Dat betekent dat de rechter ook zelfstandig moet nagaan welk rechtsgevolg bij de bewuste rechtsregel hoort.
Mag de rechter de betreffende stellingen van verweerder onbesproken laten?
Een en ander neemt niet weg dat indien verweerder in persoon procedeert en een bevrijdend verweer voert (bijvoorbeeld bij een vordering tot nakoming een beroep doet op een tekortkoming aan de zijde van eiser), de rechter zich soepel moet opstellen voor het geval verweerder aan het vaststaan van het tekortschieten van eiser geen rechtsgevolgen verbindt. Een opstelling van de rechter waarbij hij oordeelt dat verweerder om die reden niet is bevrijd van zijn betalingsverplichtingen jegens eiser is m.i. te formalistisch en spoort niet met de deformaliseringstrend in het procesrecht.2 Voldoende moet zijn of de rechter in de genoemde feiten een beroep op een bevrijdend verweer kan lezen waarbij hij dient na te gaan of het voor de wederpartij duidelijk is welk feiten zij moet betwisten.3 Aangezien een dagvaarding zonder petitum kan worden aangevuld,4 moet het m.i. a fortiori mogelijk zijn dat een rechter een partij vraagt welke consequentie zij wil verbinden aan haar bevrijdend verweer: wilt u van de overeenkomst af, wilt u dat de wederpartij alsnog de afspraken nakomt of dat de wederpartij u (al of niet vervangende) schadevergoeding betaalt? De rechter in eerste aanleg kan als agendapunt voor de mondelinge behandeling of tijdens de mondelinge behandeling aan verweerder vragen welk rechtsgevolg hij aan zijn argumenten wil verbinden.
In consumentenzaken moet de rechter ambtshalve onderzoeken of aan de geïmplementeerde normen van Europees consumentenrecht is voldaan en moet hij deze normen (sancties) toepassen ook al heeft de consument daarop geen beroep gedaan. In de meeste gevallen zal het gaan om (bevrijdende) verweren die de rechter toepast en toetst.