De invloed van het EVRM op het ondernemingsrecht
Einde inhoudsopgave
De invloed van het EVRM op het ondernemingsrecht (IVOR nr. 91) 2012/3.6.2:3.6.2 Relativiteit
De invloed van het EVRM op het ondernemingsrecht (IVOR nr. 91) 2012/3.6.2
3.6.2 Relativiteit
Documentgegevens:
mr. A.J.P. Schild, datum 06-11-2012
- Datum
06-11-2012
- Auteur
mr. A.J.P. Schild
- JCDI
JCDI:ADS387654:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Zie over deze wat meer verborgen strekking van de Essais: Bakewell 2010.
Zo werden in de Bartholomeusnacht in 1572 naar schatting 20.000 Hugenoten omgebracht.
Voor een overzicht van literatuur met kritiek op het ethisch pluralisme, zie Harris 2002, p. 359.
Zie daarover uitvoerig Taylor (1989) 2007, p. 39.
Vgl. Sandel 2009, p. 108.
Vgl. Sen 2009, p. 31-51.
Treatise of Human Nature, Book II, Of the passions, Sect. III, ‘Of the influencing motives of the will’.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Berlin’s essays over vrijheid lijken naar de kern genomen dezelfde strekking te hebben als de essays van Montaigne.1 Beide lezen als een waarschuwing voor de maar al te menselijke neiging onzekerheid te willen blussen met waarheden. Persoonlijke ervaringen hebben bij beiden een rol gespeeld. Berlin schreef zijn meest beroemde werken vlak na de Tweede Wereldoorlog, Montaigne schreef zijn Essais tegen de achtergrond van bloedige godsdiensttwisten in 16de eeuw.2
Berlin is bekritiseerd omdat zijn theorie zou leiden tot relativisme.3 Wanneer wij erkennen dat wij geen maatstaf kunnen formuleren om waarden mee te wegen, zou het gevolg zijn dat elke morele opvatting in een gelijke mate een aanspraak op waarheid kan maken, aldus Berlin’s criticasters.
De vraag is of dat laatste juist is. Mensen hebben morele opvattingen tegen de achtergrond van een bepaalde zienswijze op het goede leven.4
Aan een voorkeur voor thee boven koffie ligt geen reden ten grondslag, anders dan een variatie in de sensatie van smaakpupillen.5 Achter morele opvattingen liggen overtuigingen. Overtuigingen over hetgeen van waarde is en daardoor nastrevenswaardig is in een leven.
De keuze voor een levenswijze beïnvloedt de wijze waarop men morele keuzes maakt. Gesteld voor een morele keuze in een concreet geval zal men die belangen laten prevaleren die het beste passen bij het type leven dat men wenst te leven. Een vrijheid om te kunnen leven zoals men zelf wenst impliceert dat het recht ruimte moet laten voor een diversiteit aan levenswijzen. Het recht, en met name ook grondrechten, beoogt die ‘vrijheid’ te verzekeren.
Hoewel grondrechten de ruimte scheppen voor meer perspectieven op ‘het goede leven’, ligt in het recht ook besloten de opvatting dat er grenzen zijn aan de vrijheid om te willen leven zoals men wenst. Met name daar waar de vrijheden van anderen beginnen.
Er mogen dan meer opvattingen omtrent hetgeen goed is om te doen verdedigbaar zijn, maar daaruit volgt niet dat we elke opvatting even goed moeten achten.6 Zo merkt Hume weliswaar terecht op dat het niet ‘onlogisch’ is om het krabben aan een vinger te verkiezen boven het redden van de wereld, maar een dergelijke voorkeur is – hoewel niet in strijd met de regels der logica – niet redelijk.7 Zo vond ook Hume.
Van belang is dat het niet de afwezigheid van rationaliteit is die deze keuze ‘niet redelijk’ maakt. Het is juist heel rationeel om bij veel jeuk aan je vinger het krabben te verkiezen boven het einde van de wereld. Wat deze keuze niet redelijk maakt, is de afwezigheid van voldoende oog voor de belangen van anderen. De ‘redelijkheid’ refereert hier aan de wijze waarop belangen worden gewogen.
Ook rechtens wordt niet iedere keuze gerespecteerd. Wanneer iemand een kind in een vijver ziet vallen, dan wordt hij daarmee voor een keuze gesteld. Laat hij het belang van een droog pak prevelaren boven het belang van het kind? Het recht veronderstelt dat een mens in een dergelijk geval kan inzien wat de redelijke keuze is en wat niet.
De wereld manifesteert zich in een oneindig aantal variaties en dwingt mensen – als zelf- en omgevingsbewuste personen – steeds opnieuw te kiezen. Juist omdat de wereld in een oneindig aantal variaties aan ons verschijnt, is het werken met open normen in het recht ook onvermijdelijk. In de open norm ligt besloten de opvatting dat sommige keuzes niet redelijk zijn. Open normen in het recht veronderstellen het vermogen in mensen om in specifieke situaties vast te stellen wat nog een redelijke afweging van belangen is en wat niet.
Tegen deze achtergrond moet ook de redelijkheidstoets die het EHRM hanteert worden verstaan. Bij de beoordeling van de vraag of in een concreet geval een inbreuk op een grondrecht kan worden gerechtvaardigd eist het EHRM dat sprake moet zijn van een fair balance tussen de mate waarin inbreuk wordt gemaakt en het belang dat met de inbreuk wordt gediend. Het EHRM hanteert op deze wijze de redelijkheid als maatstaf.
De opvattingen over wat in een bepaald geval ‘redelijk’ is kunnen verschillen. Hoe ‘objectief’ kan een rechter oordelen wanneer hij wordt gevraagd te beoordelen wat redelijk is?