Cessie
Einde inhoudsopgave
Cessie (O&R nr. 70) 2012/VI.2.4.2.1:VI.2.4.2.1 Algemeen
Cessie (O&R nr. 70) 2012/VI.2.4.2.1
VI.2.4.2.1 Algemeen
Documentgegevens:
mr. M.H.E. Rongen, datum 01-10-2011
- Datum
01-10-2011
- Auteur
mr. M.H.E. Rongen
- JCDI
JCDI:ADS362477:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Algemeen
Ondernemingsrecht / Algemeen
Goederenrecht / Verkrijging en verlies
Toon alle voetnoten
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
600. In de regel zijn er geen verklaringen of gedragingen van de schuldenaar waarop de cessionaris het gerechtvaardigd vertrouwen van overdraagbaarheid kanbaseren. Uit art. 3:36 BW volgt dat de schuldenaar ten opzichte van de cessionaris geen beroep op het beding van niet-overdraagbaarheid kan doen, indien de cessionaris op grond van een verklaring of gedraging van de schuldenaar, overeenkomstig de zin die hij daaraan gegeven de omstandigheden redelijkerwijze mocht toekennen, heeft aangenomen dat de gecedeerde vordering vatbaar is voor overdracht. Behoudens in het hierna te bespreken geval van door de schuldenaar ondertekende geschriften, zal er in de meeste gevallen niet een verklaring of gedraging van de schuldenaar zijn waarop de cessionaris zijn vertrouwen kan baseren.1 Dit betekent dat de cessionaris voorafgaand aan de cessie de rechtsverhouding waaruit de vordering voortvloeit aan een onderzoek zal moeten onderwerpen en/of inlichtingen zal moeten gaan inwinnen bij de schuldenaar, wil hij er zeker van zijn dat hij de cessie de schuldenaar kan tegenwerpen. Het zal duidelijk zijn dat dit in geval van een bulkcessie in het kader van een securitisation- of factoringtransactie geen reële optie is en dat dit ook overigens bezwaarlijk en onwenselijk is. In geval van een bulkcessie zal het onderzoek van de cessionaris, als er al een onderzoek plaatsvindt, zich over het algemeen beperken tot een onderzoek van door de cedent (of door diens wederpartijen) gehanteerde standaarddocumentatie. In geval van factoring komt het voor dat wordt volstaan met het invullen door de klant van een vragenlijst. Daarnaast zal de cedent in de overeenkomst tot cessie garanderen dat de vorderingen overdraagbaar zijn en mogelijk ook dat de met wederpartijen gesloten overeenkomsten overeenstemmen met de modelovereenkomsten. Voor het overige komt de aanwezigheid van een onoverdraagbaarheidsbeding voor risico van de cessionaris.
De vraag rijst of het feit dat de schuldenaar niet afwijzend reageert op een mededeling van cessie bij de cessionaris tot het gerechtvaardigd vertrouwen kan leiden dat de vordering overdraagbaar is, welk vertrouwen door art. 3:36 BW wordt beschermd. Het antwoord zal in de regel ontkennend luiden. Ten eerste zal het achterwege blijven van een reactie op een mededeling van cessie, in de meeste gevallen niet als een verklaring of gedraging in de zin van art. 3:36 BW kunnen worden beschouwd waarop de cessionaris zijn vertrouwen op de overdraagbaarheid mag baseren. Ten tweede zal meestal niet zijn voldaan aan het vereiste dat de cessionaris in vertrouwen op de schijn van overdraagbaarheid heeft gehandeld. In het normale geval zal de cessionaris immers al voordat mededeling van cessie heeft plaatsgevonden de cessie-akte hebben aanvaard. Dit kan anders zijn in het uitzonderlijke geval dat de aanvaarding van de akte van cessie eerst plaatsvindt nadat de cessie aan de schuldenaar is medegedeeld.2 Hoe te oordelen over het volgende geval dat zich bijvoorbeeld bij factoring kan voordoen. Een leverancier is een langlopend afnamecontract aangegaan met zijn klant en stuurt de klant regelmatig facturen waarop staat vermeld dat de vordering op de klant is overgedragen aan een factormaatschappij. Op de facturen staat tevens vermeld dat de klant gehouden is de factuur rechtstreeks te betalen aan de factormaatschappij. Een aantal facturen wordt door de klant zonder protest aan de factormaatschappij betaald. Vervolgens weigert de klant betaling van een factuur zich beroepend op een onoverdraagbaarheidsbeding dat hij in het afnamecontract met de leverancier is overeengekomen. De factormaatschappij beroept zich op de bescherming van art. 3:36 BW stellende dat de klant door eerdere facturen zonder protest rechtstreeks aan de factormaatschappij te betalen, de schijn heeft gewekt dat er geen sprake was van een onoverdraagbaarheidsbeding. Op zichzelf zou het hier beschreven gedrag van een schuldenaar, afhankelijk van de precieze omstandigheden, een beroep op art. 3:36 BW kunnen rechtvaardigen. In de rechtspraak worden echter terecht strenge eisen gesteld aan de onderzoeksplicht die voor een factormaatschappij voortvloeit uit de artikelen 3:36 jo 11 BW.3 Zoals hiervoor vermeld, speelt bij de omvang van deze onderzoeksplicht de maatschappelijke positie van de cessionaris een belangrijke rol.4 De factormaatschappij is een professionele instelling die uit dien hoofde behoort te weten dat het in het handelsverkeer geregeld voorkomt dat de mogelijkheid van cessie wordt uitgesloten. Van een factormaatschappij mag dan ook worden verwacht dat zij, alvorens een cessie te aanvaarden, een onderzoek instelt naar de overdraagbaarheid van de vordering. Laat zij dat na, dan komt de onoverdraagbaarheid voor haar risico. Uit het enkele feit dat de klant eerdere facturen zonder protest aan de factor heeft betaald, mag de factor evenmin, zonder nader onderzoek, afleiden dat de klant afstand heeft gedaan van de rechten uit het onoverdraagbaarheidsbeding.