De invloed van het EVRM op het ondernemingsrecht
Einde inhoudsopgave
De invloed van het EVRM op het ondernemingsrecht (IVOR nr. 91) 2012/3.6.6:3.6.6 Drie kwaliteitseisen
De invloed van het EVRM op het ondernemingsrecht (IVOR nr. 91) 2012/3.6.6
3.6.6 Drie kwaliteitseisen
Documentgegevens:
mr. A.J.P. Schild, datum 06-11-2012
- Datum
06-11-2012
- Auteur
mr. A.J.P. Schild
- JCDI
JCDI:ADS385202:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Algemeen
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Het voorgaande kan als volgt worden samengevat. De open norm heeft de vraag opgeworpen hoe wij in een concreet geval de goede van de verkeerde handeling kunnen onderscheiden. Het volgen van een regel is daarbij geen garantie gebleken voor het bereiken van een moreel aanvaardbaar resultaat. Wanneer hetgeen juist is om te doen slechts kan worden bepaald aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval en verschillende mensen deze omstandigheden verschillend kunnen wegen, kunnen regels en principes slechts worden beschouwd als een patroon van concurring judgments.1 Het morele oordeel blijkt aan de (morele) regel vooraf te gaan. Regels worden afgeleid uit onze afzonderlijke oordelen. Regels geven weer wat in het algemeen in vergelijkbare gevallen als juist wordt geoordeeld. Daarmee is ook duidelijk geworden dat regels hard cases niet kunnen beslissen. Wanneer verschillende belangen om voorrang strijden, bieden regels en principes geen oplossing. Het is maar net hoe men de betrokken belangen wil wegen.
Hoe kan men in hard cases nog houvast vinden? Materiële conflictregels die een voor een ieder bevredigend resultaat kunnen genereren lijken niet te kunnen worden gevonden. Ingeval het niet mogelijk is om een procedure te ontwikkelen die ‘de enig juiste beslissing’ kan genereren, komt vervolgens de vraag op of er wel gezichtspunten zijn te formuleren waarmee men de kwalitatief betere beslissing van de kwalitatief mindere kan onderscheiden.
Kekes heeft erop gewezen dat een valide moreel oordeel in ieder geval aan drie kwaliteitseisen dient te voldoen. Een kwalitatief goed oordeel vergt:2
inzicht in de diepte. Dit houdt in dat iemand inzicht moet hebben in de (mogelijke) gevolgen die een bepaalde keuze heeft. Om te kunnen zien hoe de (mogelijke) gevolgen de belangen van anderen kunnen raken is ook inzicht in de belangen van anderen nodig, hetgeen een beroep doet op het empathisch vermogen van iemand;
inzicht in de breedte. Verschillende mensen kunnen verschillende wensen hebben. Daarmee komt de tweede ‘kwaliteitseis’ in beeld: de erkenning dat verschillende mensen dezelfde omstandigheden verschillend kunnen waarderen. Inzicht in de breedte impliceert een erkenning van pluraliteit van waarden; en
ten slotte is reeds gewezen op het belang van objectiviteit, in de zin dat van degene die oordeelt een zekere ‘onthechting’ ten aanzien van zijn particuliere voorkeuren mag worden verwacht. Zijn persoonlijke verlangens of angsten dienen bijv. een discussie over hetgeen juist is om te doen niet te beïnvloeden.
Het voorgaande kan worden verduidelijkt met een voorbeeld. Stel dat een vader door zijn dochter – advocate, maar niet tevreden met haar baan – om carrièreadvies wordt gevraagd. De dochter overweegt zich te laten omscholen tot verpleegkundige. Wat vereist een goed advies?
In de eerste plaats zal de vader inzicht dienen te hebben in de onvrede van zijn dochter met haar huidige baan. Hij moet kunnen meevoelen met de twijfels van zijn dochter. Als hij altijd al had gewild dat zijn dochter advocaat zou worden, zal hij zijn teleurstelling moeten verbijten en inzien dat andere banen wellicht door zijn dochter als meer bevredigend zullen worden ervaren. Hij dient voorts in te zien dat hetgeen hij zelf nastrevenswaardig acht in het leven – bijv. een goede juridische carrière – niet noodzakelijkerwijze ook hetgeen is dat zijn dochter wil nastreven.
De eis van objectiviteit vergt ten slotte dat de vader zijn ideaalbeeld over de capaciteiten van zijn dochter verruilt voor een meer realistisch perspectief op haar mogelijkheden. Men denke daarbij aan haar talenten, haar karakter, de omstandigheden, de arbeidsmarkt, etc. Een veelheid aan factoren kunnen relevant zijn. Inzicht in de diepte, de breedte en objectiviteit is wat de dochter van haar vader mag verlangen.
In de volgende paragrafen zal worden bezien hoe de hiervoor genoemde ‘kwaliteitseisen’ wellicht ook enig licht kunnen werpen op de wijze waarop het EHRM oordeelt of in een zaak een grondrecht is geschonden.