Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2024/1788 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markten voor hernieuwbaar gas, aardgas en waterstof, tot wijziging van Richtlijn (EU) 2023/1791 en tot intrekking van Richtlijn 2009/73/EG (herschikking)
Artikel 9 Certificering van hernieuwbare gas en koolstofarme brandstoffen
Geldend
Geldend vanaf 04-08-2024
- Bronpublicatie:
13-06-2024, PbEU L 2024, 2024/1788 (uitgifte: 15-07-2024, regelingnummer: 2024/1788)
- Inwerkingtreding
04-08-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-06-2024, PbEU L 2024, 2024/1788 (uitgifte: 15-07-2024, regelingnummer: 2024/1788)
- Vakgebied(en)
Energierecht / Europees energierecht
Energierecht / Energieopwekking
1.
Hernieuwbaar gas wordt gecertificeerd overeenkomstig de artikelen 29, 29 bis en 30 van Richtlijn (EU) 2018/2001. Koolstofarme brandstoffen worden gecertificeerd overeenkomstig dit artikel.
2.
Om ervoor te zorgen dat de broeikasgasemissiereductie door het gebruik van koolstofarme brandstoffen ten minste 70 % bedraagt, verplichten de lidstaten de marktdeelnemers aan te tonen dat die drempel en de vereisten die zijn vastgelegd in de in lid 5 van dit artikel bedoelde methode in acht zijn genomen. Daartoe verplichten zij de marktdeelnemers een massabalanssysteem te gebruiken overeenkomstig artikel 30, leden 1 en 2, van Richtlijn (EU) 2018/2001.
3.
De lidstaten zorgen ervoor dat de marktdeelnemers betrouwbare informatie indienen over naleving van de in lid 2 bedoelde drempel van 70 % voor broeikasgasemissiereductie en de in lid 5 bedoelde methode voor broeikasgasemissiereductie, en dat de marktdeelnemers de gegevens die zijn gebruikt om die informatie te verstrekken, op verzoek ter beschikking stellen van de betrokken lidstaat. De lidstaten verplichten de marktdeelnemers om een passende norm vast te stellen voor onafhankelijke audits van de door hen ingediende informatie, en om aan te tonen dat dit gebeurd is. Tijdens de audits wordt nagegaan of de door de marktdeelnemers gebruikte systemen nauwkeurig en betrouwbaar zijn en bestand zijn tegen fraude.
4.
De in lid 2 vastgelegde verplichtingen zijn van toepassing ongeacht of de koolstofarme brandstoffen in de Unie worden geproduceerd of worden ingevoerd. Informatie per brandstofleverancier over de geografische oorsprong en het soort grondstof van koolstofarme brandstoffen of koolstofarme waterstof wordt aan consumenten beschikbaar gesteld op de websites van de beheerders, de leveranciers of de betrokken bevoegde instanties en wordt jaarlijks bijgewerkt.
5.
Uiterlijk op 5 augustus 2025 stelt de Commissie overeenkomstig artikel 90 gedelegeerde handelingen vast om deze richtlijn aan te vullen door de methode voor de beoordeling van broeikasgasemissiereducties door gebruikmaking van koolstofarme brandstoffen te specificeren. De methode zorgt ervoor dat er geen kredieten voor voorkomen emissies worden verstrekt voor het afvangen van koolstofdioxide uit fossiele bronnen waarvoor reeds uit hoofde van andere wettelijke bepalingen emissiekredieten zijn verstrekt, geldt gedurende de levenscyclus van broeikasgasemissies en houdt rekening met indirecte emissies als gevolg van de omleiding van inflexibele inputs. Die methode is consistent met de methode voor de beoordeling van broeikasgasemissiereducties door gebruikmaking van hernieuwbare vloeibare en gasvormige transportbrandstoffen van niet-biologische oorsprong en door gebruikmaking van brandstoffen op basis van hergebruikte koolstof, met inbegrip van de behandeling van emissies als gevolg van waterstoflekkage, en houdt rekening met upstreamemissies van methaan en werkelijke koolstofafvangpercentages.
6.
Zo nodig dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in met een evaluatie van de waterstoflekkage, met inbegrip van de milieu- en klimaatrisico's, de specifieke technische kenmerken en passende maximumwaarden voor waterstoflekkage. Op basis van dat verslag dient de Commissie, in voorkomend geval, een wetgevingsvoorstel in met daarin maatregelen die de mogelijke risico's op waterstoflekkage tot een minimum beperken, maximumwaarden voor waterstoflekkage bepalen en nalevingsmechanismen vaststellen. De betreffende maximumwaarden voor waterstoflekkage worden opgenomen in de in lid 5 bedoelde methode.
7.
De Commissie kan besluiten vaststellen waarin wordt erkend dat vrijwillige nationale of internationale regelingen waarbij normen worden vastgesteld voor de productie van koolstofarme brandstoffen of koolstofarme waterstof, accurate gegevens over broeikasgasemissiereducties opleveren voor de toepassing van dit artikel en aantonen dat de in lid 5 van dit artikel bedoelde methode wordt nageleefd. De Commissie stelt dergelijke besluiten alleen vast als de regeling in kwestie voldoet aan passende normen inzake betrouwbaarheid, transparantie en onafhankelijke auditing overeenkomstig de vereisten van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/996 van de Commissie (1) voor de certificering van hernieuwbare brandstoffen.
8.
Wanneer een marktdeelnemer bewijzen of gegevens verstrekt die zijn verkregen overeenkomstig een regeling die op grond van lid 7 is erkend, verplicht een lidstaat de marktdeelnemer niet nader aan te tonen dat hij voldoet aan de criteria waarvoor de regeling door de Commissie is erkend.
9.
De bevoegde instanties van de lidstaten houden toezicht op de werking van de certificeringsorganen die in het kader van een vrijwillige regeling onafhankelijke audits uitvoeren. Op verzoek van de bevoegde instanties leggen de certificeringsorganen alle informatie over die noodzakelijk is voor het toezicht op de audits, met inbegrip van de precieze locatie en datum en het precieze tijdstip van de audits. Indien de lidstaten problemen in verband met non-conformiteit constateren, brengen zij de vrijwillige regeling daar onverwijld van op de hoogte.
10.
Naar aanleiding van een verzoek van een lidstaat, dat gebaseerd kan zijn op een verzoek van een marktdeelnemer, onderzoekt de Commissie, op basis van alle beschikbare bewijzen, of de in dit artikel vastgelegde criteria inzake broeikasgasemissiereductie, de overeenkomstig lid 5 van dit artikel ontwikkelde methode en de in artikel 2, punten 11, 12 en 13, vastgelegde drempels voor broeikasgasemissiereductie zijn gehaald. Binnen zes maanden na ontvangst van een dergelijk verzoek besluit de Commissie of de betrokken lidstaat:
- a)
het reeds verstrekte bewijs mag aanvaarden om aan te tonen dat wordt voldaan aan de criteria inzake broeikasgasemissiereductie voor koolstofarme brandstoffen, of
- b)
in afwijking van lid 8, van leveranciers van koolstofarme brandstoffen mag verlangen dat zij nader aantonen dat zij voldoen aan de criteria inzake broeikasgasemissiereductie en de drempel van 70 % voor broeikasgasemissiereductie.
11.
De lidstaten verplichten de betrokken marktdeelnemers om in de databank van de Unie die is opgezet op grond van artikel 31 bis, lid 1, van Richtlijn (EU) 2018/2001, of in nationale databanken die aan die databank van de Unie zijn gekoppeld overeenkomstig artikel 31 bis, lid 2, van die richtlijn, informatie in te voeren over de verrichte transacties en de duurzaamheidskenmerken van hernieuwbaar gas en koolstofarme brandstoffen overeenkomstig de vereisten voor hernieuwbare brandstoffen van artikel 31 bis van die richtlijn. Indien garanties van oorsprong zijn afgegeven voor de productie van een levering van koolstofarm gas, zijn zij onderworpen aan dezelfde regels als de regels die zijn vastgelegd in dat artikel voor garanties van oorsprong die zijn afgegeven voor de productie van hernieuwbaar gas.
12.
De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen besluiten inzake erkenning vast op grond van lid 7 van dit artikel. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 91, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. Dergelijke besluiten hebben een geldigheidsduur van ten hoogste vijf jaar.
Voetnoten
Uitvoeringsverordening (EU) 2022/996 van de Commissie van 14 juni 2022 betreffende de voorschriften om de duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria alsmede de criteria inzake laag risico op indirecte veranderingen in landgebruik te controleren (PB L 168 van 27.6.2022, blz. 1).