Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2024/1788 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markten voor hernieuwbaar gas, aardgas en waterstof, tot wijziging van Richtlijn (EU) 2023/1791 en tot intrekking van Richtlijn 2009/73/EG (herschikking)
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 04-08-2024
- Bronpublicatie:
13-06-2024, PbEU L 2024, 2024/1788 (uitgifte: 15-07-2024, regelingnummer: 2024/1788)
- Inwerkingtreding
04-08-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-06-2024, PbEU L 2024, 2024/1788 (uitgifte: 15-07-2024, regelingnummer: 2024/1788)
- Vakgebied(en)
Energierecht / Europees energierecht
Energierecht / Energieopwekking
(Voor de EER relevante tekst)
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2024 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markten voor hernieuwbaar gas, aardgas en waterstof, tot wijziging van Richtlijn (EU) 2023/1791 en tot intrekking van Richtlijn 2009/73/EG
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 194, lid 2,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd. Aangezien nieuwe wijzigingen nodig zijn, moet ter wille van de duidelijkheid tot herschikking van die richtlijn worden overgegaan.
- (2)
Met de interne markt voor aardgas, die sinds 1999 geleidelijk tot stand is gebracht, wordt beoogd alle consumenten in de Unie — zowel particulieren als bedrijven — echte keuzevrijheid te bieden, nieuwe kansen voor het bedrijfsleven te scheppen en grensoverschrijdende handel te bevorderen, teneinde efficiëntieverbeteringen, concurrerende prijzen en een betere dienstverlening te bewerkstelligen en de leveringszekerheid en duurzaamheid in de hand te werken.
- (3)
Richtlijn 2003/55/EG van het Europees Parlement en de Raad (5) en Richtlijn 2009/73/EG hebben aanzienlijk bijgedragen tot de totstandbrenging van de interne markt voor aardgas.
- (4)
Met Verordening (EU) 2019/943 van het Europees Parlement en de Raad (6) en Richtlijn (EU) 2019/944 van het Europees Parlement en de Raad (7) is een verdere stap gezet in de ontwikkeling van de interne markt voor elektriciteit, waarbij de burgers centraal staan en een bijdrage wordt geleverd aan de doelstellingen van de Unie inzake de transitie naar een schoon energiesysteem en vermindering van broeikasgasemissies. De interne markt voor aardgas moet op dezelfde beginselen berusten en met name een gelijk niveau van consumentenbescherming waarborgen. Met name moet in het energiebeleid van de Unie rekening worden gehouden met kwetsbare afnemers en moet energiearmoede worden tegengegaan.
- (5)
Met Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad (8) heeft de Unie zich ertoe verbonden de broeikasgasemissies terug te dringen. De internemarktregels voor gasvormige brandstoffen moeten op die verordening worden afgestemd. In dat verband heeft de Unie in de mededelingen van de Commissie van 8 juli 2020, getiteld ‘Energie voor een klimaatneutrale economie: een EU-strategie voor een geïntegreerd energiesysteem’ (de ‘EU-strategie voor een geïntegreerd energiesysteem’) en ‘Een waterstofstrategie voor een klimaatneutraal Europa’ (de ‘EU-waterstofstrategie’), alsook in de resolutie van het Europees Parlement van 10 juli 2020 over een alomvattende Europese benadering van energieopslag (9) uiteengezet hoe de energiemarkten kunnen worden gemoderniseerd, onder meer wat betreft het koolstofvrij maken van de gasmarkten. Deze richtlijn moet bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstelling van de Unie om de broeikasgasemissies te verminderen en moet tegelijkertijd de leveringszekerheid en de goede werking van de interne markten voor aardgas en waterstof waarborgen.
- (6)
Deze richtlijn vormt een aanvulling op gerelateerde beleids- en wetgevingsinstrumenten van de Unie, met name die welke zijn voorgesteld op grond van de mededeling van de Commissie van 11 december 2019, getiteld de ‘Europese Green Deal’, zoals de Verordeningen (EU) 2023/857 (10), (EU) 2023/957 (11), (EU) 2023/1805 (12) en (EU) 2023/2405 (13) en de Richtlijnen (EU) 2023/959 (14), (EU) 2023/1791 (15) en (EU) 2023/2413 (16) van het Europees Parlement en de Raad, die tot doel hebben de decarbonisatie van de economie van de Unie te stimuleren en ervoor te zorgen dat niet wordt afgeweken van het traject naar een klimaatneutrale Unie uiterlijk in 2050, overeenkomstig Verordening (EU) 2021/1119. De belangrijkste doelstelling van deze richtlijn is een dergelijke transitie naar klimaatneutraliteit mogelijk te maken en te faciliteren door te zorgen voor de opschaling van een markt voor waterstof en voor een efficiënte markt voor aardgas.
- (7)
De mededeling van de Commissie van 8 maart 2022, getiteld ‘REPowerEU: een gemeenschappelijk Europees optreden voor betaalbaardere, veiligere en duurzamere energie’ (REPowerEU), die werd aangenomen na het begin van de niet-uitgelokte en ongerechtvaardigde militaire agressie van Rusland tegen Oekraïne, benadrukte het belang van diversificatie van de gaslevering om de afhankelijkheid van de Unie van Russische energie af te bouwen. In de mededeling werd erkend dat het opschalen van duurzaam biomethaan en de uitrol van hernieuwbare waterstof een beslissende rol zouden kunnen spelen en werden de wetgevers daarom opgeroepen deze richtlijn en Verordening (EU) 2024/1789 van het Europees Parlement en de Raad (17) snel vast te stellen.
- (8)
Verordening (EU) nr. 1227/2011 van het Europees Parlement en de Raad (18) waarborgt een reeks verplichtingen voor gasmarktdeelnemers. Nationale regulerende instanties als bedoeld in die verordening zijn ervoor verantwoordelijk dat die verordening in de lidstaten wordt gehandhaafd. De bepalingen ervan zijn van cruciaal belang om ervoor te zorgen dat de handel in gas aan transparantieverplichtingen wordt onderworpen.
- (9)
Deze richtlijn beoogt de penetratie van hernieuwbaar gas, koolstofarm gas en koolstofarme waterstof in het energiesysteem te bevorderen en de rol van fossiel gas te verkleinen, en om hernieuwbaar gas, koolstofarm gas en koolstofarme waterstof een belangrijke rol te laten spelen bij de verwezenlijking van de klimaatdoelstellingen van de Unie voor 2030 en klimaatneutraliteit uiterlijk in 2050. Deze richtlijn beoogt verder een regelgevend kader op te zetten dat alle marktdeelnemers in staat stelt en ertoe aanzet fossiel gas af te bouwen en hun activiteiten te plannen om lock-in-effecten te vermijden, en beoogt een geleidelijke en tijdige uitfasering van fossiel gas te waarborgen, met name in alle relevante industriële sectoren en voor verwarmingsdoeleinden.
- (10)
De integratie van duurzaam biomethaan overeenkomstig de criteria van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad (19) in het aardgassysteem ondersteunt de klimaatdoelstellingen van de Unie en draagt bij tot de diversificatie van de energielevering. Aanvragen voor de aansluiting op het net van de productie van hernieuwbaar gas moeten binnen een redelijke termijn worden beoordeeld en door de betrokken regulerende instanties worden gemonitord. Aanvragen op transmissie- en distributieniveau voor de aansluiting van installaties voor de productie van hernieuwbaar gas moeten voorrang kunnen krijgen op aanvragen voor de aansluiting van installaties voor de productie van aardgas en koolstofarm gas.
- (11)
De EU-waterstofstrategie onderkent dat, in het licht van het uiteenlopende potentieel van de lidstaten voor de productie van hernieuwbare waterstof, een open en concurrerende interne markt met onbeperkte grensoverschrijdende handel aanzienlijke voordelen biedt voor de mededinging, de betaalbaarheid en de leveringszekerheid. Bovendien benadrukt de EU-waterstofstrategie dat het toewerken naar een liquide markt met een op grondstoffen gebaseerde waterstofhandel de deelname van nieuwe producenten zou vergemakkelijken en gunstig zou zijn voor een verdergaande integratie met andere energiedragers, en realistische prijssignalen zou geven voor investeringsbeslissingen en operationele beslissingen. De voorschriften van deze richtlijn moeten dus de opkomst van markten voor waterstof, op grondstoffen gebaseerde waterstofhandel en liquide handelshubs faciliteren. Onnodige belemmeringen in dat verband moeten door de lidstaten worden weggenomen. Hoewel de inherente verschillen worden erkend, moeten bestaande regels die efficiënte commerciële activiteiten en handel voor de markten voor elektriciteit en aardgas mogelijk maakten, ook in overweging worden genomen voor een markt voor waterstof. Hoewel in deze richtlijn algemene beginselen betreffende de werking van de markt voor waterstof worden neergelegd, moet bij de toepassing ervan rekening worden gehouden met het ontwikkelingsniveau van die markt.
- (12)
In overeenstemming met de EU-waterstofstrategie zal hernieuwbare waterstof naar verwachting vanaf 2030 op grote schaal worden ingezet om bepaalde sectoren koolstofvrij te maken, variërend van luchtvaart en scheepvaart tot moeilijk koolstofvrij te maken industriële sectoren. Alle op waterstofsystemen aangesloten eindafnemers moeten fundamentele consumentenrechten hebben die van toepassing zijn op eindafnemers die zijn aangesloten op het aardgassysteem, zoals het recht om van leverancier te veranderen en nauwkeurige factureringsinformatie te krijgen. Afnemers die op het waterstofnet zijn aangesloten, bijvoorbeeld industriële afnemers, moeten van dezelfde rechten inzake consumentenbescherming genieten als aardgasafnemers. Consumentenvoorzieningen die bedoeld zijn om de deelname van huishoudelijke afnemers aan de markt aan te moedigen, zoals prijsvergelijkingstools en actieve afnemers, mogen echter niet van toepassing zijn op het waterstofsysteem.
- (13)
In overeenstemming met de EU-waterstofstrategie is de ontwikkeling van voornamelijk uit zonne- en windenergie geproduceerde hernieuwbare waterstof een prioriteit voor de Unie. Hernieuwbare energie die geproduceerd wordt met biomassa, valt onder de definitie van biogas in Richtlijn (EU) 2018/2001. Hernieuwbare waterstof is het best verenigbaar met de doelstelling van de Unie inzake klimaatneutraliteit en het streven om alle vervuiling op de lange termijn tot nul terug te brengen, en is het meest coherent met een geïntegreerd energiesysteem. De productie van hernieuwbare waterstof zal echter waarschijnlijk niet snel genoeg toenemen om te kunnen voldoen aan de verwachte toename van de vraag naar waterstof in de Unie. Daarom kunnen koolstofarme brandstoffen, zoals koolstofarme waterstof, in overeenstemming met de klimaatdoelstellingen van de Unie een rol spelen in de energietransitie, met name op korte en middellange termijn, om de emissies van bestaande brandstoffen snel te verminderen, en de transitie van de afnemers in de Unie te ondersteunen in sectoren die moeilijk koolstofvrij te maken zijn en waar geen energie- of kostenefficiëntere opties beschikbaar zijn. Om de transitie te ondersteunen, moet een drempel voor broeikasgasemissiereducties voor koolstofarme waterstof en synthetische gasvormige brandstoffen worden vastgesteld. Een dergelijke drempel moet strenger worden voor waterstof die wordt geproduceerd in installaties die vanaf 1 januari 2031 operationeel worden, teneinde rekening te houden met technologische ontwikkelingen en de dynamische vooruitgang op de weg naar broeikasgasemissiereducties door waterstofproductie beter te stimuleren.
- (14)
In de EU-strategie voor een geïntegreerd energiesysteem werd benadrukt dat een Uniebreed certificeringssysteem moet worden ingevoerd dat ook betrekking heeft op koolstofarme brandstoffen, teneinde de lidstaten in staat te stellen deze te vergelijken met andere decarbonisatie-opties en deze in hun energiemix als een haalbare oplossing te beschouwen. De certificering van koolstofarme brandstoffen moet in overeenstemming zijn met de certificering van hernieuwbare brandstoffen. Het is daarom passend te verwijzen naar de bepalingen voor de certificering van hernieuwbare brandstoffen in Richtlijn (EU) 2018/2001 en deze naar analogie toe te passen op de certificering van koolstofarme brandstoffen. Om ervoor te zorgen dat koolstofarme brandstoffen dezelfde decarbonisatie-effecten hebben als hernieuwbare alternatieven, is het belangrijk dat deze worden gecertificeerd aan de hand van een vergelijkbare methodische aanpak op basis van een levenscyclusbeoordeling van hun totale broeikasgasemissies. Bij een dergelijke levenscyclusbeoordeling moet rekening worden gehouden met emissies als gevolg van de productie van koolstofarme brandstoffen in de hele toeleveringsketen, met inbegrip van emissies als gevolg van de winning van primaire energie, verwerking en vervoer, en moet ook rekening worden gehouden met indirecte emissies als gevolg van de omleiding van inflexibele inputs en werkelijke koolstofafvangpercentages. Upstreamemissies van methaan moeten worden afgeleid op basis van de maatregelen van Verordening (EU) 2024/1787 van het Europees Parlement en de Raad (20). Dit zou het mogelijk maken een alomvattend Uniebreed certificeringssysteem in te voeren dat de hele energiemix van de Unie bestrijkt. Aangezien koolstofarme brandstoffen en koolstofarme waterstof geen hernieuwbare brandstoffen zijn, konden de terminologie en certificering ervan niet in het toepassingsgebied van Richtlijn (EU) 2018/2001 worden opgenomen. Om die leemte alsnog op te vullen, worden zij in deze richtlijn opgenomen.
- (15)
Methaan en waterstof dragen bij tot de opwarming van de aarde. Het weglekken van deze stoffen uit het aardgas- en waterstofsysteem moet dus worden vermeden in overeenstemming met het energie-efficiëntie-eerstbeginsel en om het klimaateffect ervan tot een minimum te beperken. De transmissie, distributie en ondergrondse opslag van aardgas, evenals de terminals voor vloeibaar aardgas, moeten voldoen aan de desbetreffende bepalingen van Verordening (EU) 2024/1787. In die verordening worden regels vastgelegd voor de nauwkeurige meting, kwantificering, monitoring, rapportage en verificatie van methaanemissies in de energiesector in de Unie, alsook voor de beperking van deze emissies, onder meer door lekdetectie- en -reparatieonderzoeken, reparatieverplichtingen en beperkingen voor afblazen en affakkelen. Bovendien moet deze richtlijn voorschrijven dat waterstofnet-, waterstofopslag- en waterstofterminalbeheerders maatregelen moeten nemen om waterstofemissies tijdens hun activiteiten te voorkomen of tot een minimum te beperken, en op gezette tijden alle relevante onderdelen die onder de verantwoordelijkheid van de beheerder vallen, moeten onderzoeken op waterstoflekken en deze moeten herstellen. In voorkomend geval moet de Commissie verslag uitbrengen over de milieu- en klimaatrisico's van waterstoflekkage en, in voorkomend geval, voorstellen indienen voor maatregelen, met inbegrip van maximale waterstoflekkagepercentages, om mogelijke risico's op waterstoflekkage tot een minimum te beperken. Wanneer dergelijke maatregelen worden vastgesteld, moeten zij in aanmerking worden genomen in de methodiek voor de beoordeling van broeikasgasemissiereducties door koolstofarme brandstoffen.
- (16)
Naar verwachting zal de invoer van hernieuwbare en koolstofarme waterstof een aanvulling vormen op in de Unie geproduceerde waterstof om ervoor te zorgen dat grote hoeveelheden waterstof snel beschikbaar zijn om tegemoet te komen aan de vraag van de Unie. Het is derhalve zowel voor de Commissie als voor de lidstaten voordelig om, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheid, een open en constructieve dialoog aan te gaan om samenwerking met derde landen tot stand te brengen. Een dergelijke samenwerking kan met name bijdragen tot de bevordering van markten voor schone en nieuwe technologie door middel van kennisoverdracht en tot een hoge mate van milieubescherming, duurzaamheid en beperking van de klimaatverandering, waarbij negatieve sociale of milieueffecten worden vermeden. In die context zou de Unie ook een voortrekkersrol kunnen spelen bij de ontwikkeling van wereldwijde normen voor de certificering van koolstofarme brandstoffen en haar rol als wereldleider op klimaatgebied versterken, en daarbij haar klimaatdiplomatie gebruiken om een voor beide partijen voordelige samenwerking met uitvoerende partners tot stand te brengen.
- (17)
De vrijheden die de burgers van de Unie in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) worden gegarandeerd, onder meer het vrij verkeer van goederen, de vrijheid van vestiging en de vrijheid van dienstverlening, kunnen evenwel enkel verwezenlijkt worden in een volledig opengestelde markt waarop alle consumenten hun leveranciers vrijelijk kunnen kiezen en alle leveranciers vrijelijk aan hun afnemers leveren.
- (18)
Om de doelstelling van de Unie om uiterlijk in 2050 klimaatneutraal te zijn, te verwezenlijken, moeten inspanningen om de gasmarkt koolstofvrij te maken gepaard gaan met de uitrol van hernieuwbare energiebronnen in het kader van de in Richtlijn (EU) 2018/2001 vastgelegde streefcijfers van de Unie en aanvullende decarbonisatie-inspanningen op basis van andere niet-fossiele bronnen. De lidstaten moeten, wat een volledig open markt betreft, hun energiemix, inclusief het gecombineerde gebruik van hernieuwbare en koolstofarme brandstoffen, nog steeds kunnen plannen in het licht van hun specifieke nationale omstandigheden. Daartoe moet de Unie bij het ontwerpen van steunregelingen, met inbegrip van financiële steun, voor hernieuwbare of koolstofarme brandstoffen de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie ondersteunen, terwijl de lidstaten het recht behouden om te kiezen welke bron van hernieuwbare of koolstofarme brandstoffen zij ondersteunen, indien zij dat doen, op voorwaarde dat dergelijke brandstoffen voldoen aan de criteria van Richtlijn (EU) 2018/2001 en deze richtlijn, en dat dergelijke steunregelingen in overeenstemming zijn met het toepasselijke rechtskader inzake staatssteun op basis van de artikelen 107 en 108 VWEU. Daarnaast kunnen de lidstaten besluiten aanvullende vereisten inzake broeikasgasemissiereductie vast te stellen, in overeenstemming met hun nationale decarbonisatiestrategie.
- (19)
De consumentenbelangen moeten in deze richtlijn centraal staan, en de kwaliteit van de dienstverlening moet een kerntaak van aardgas- en waterstofbedrijven zijn. De bestaande rechten van consumenten en de rechten op toegang tot essentiële diensten, waaronder energie, en de bestrijding van energiearmoede, zoals vermeld in de mededeling van de Commissie van 26 april 2017 inzake de oprichting van een Europese pijler van sociale rechten, die op 17 november 2017 door het Europees Parlement, de Raad en de Commissie is afgekondigd en ondertekend tijdens de sociale top van Göteborg, moeten worden versterkt en gewaarborgd, en moeten transparanter worden. In dat verband moet kruissubsidiëring van waterstofnetten door middel van nettarieven voor aardgas of elektriciteit worden vermeden. Consumentenbescherming moet waarborgen dat alle consumenten in de ruimere context van de Unie profiteren van een concurrerende markt voor aardgas. Consumentenrechten moeten door de lidstaten worden gehandhaafd, of indien lidstaten hierin hebben voorzien, door de regulerende instanties.
- (20)
In de Europese pijler van sociale rechten wordt energie beschouwd als een essentiële dienst waartoe iedereen toegang moet hebben en wordt er opgeroepen tot steunmaatregelen voor wie er behoefte aan heeft (beginsel 20). Ook in VN-doelstelling 7 inzake duurzame ontwikkeling wordt gevraagd toegang tot betaalbare, betrouwbare, duurzame en moderne energie voor iedereen te verzekeren.
- (21)
Eisen inzake openbaredienstverlening en de gemeenschappelijke minimumnormen die daaruit voortvloeien, moeten verder worden versterkt om te waarborgen dat alle verbruikers, met name de kwetsbaren onder hen, voordeel hebben bij de vrije mededinging en bij billijke prijzen. De eisen inzake openbaredienstverlening moeten op nationaal niveau worden gedefinieerd, met inachtneming van nationale omstandigheden. Het Unierecht moet echter door de lidstaten worden nageleefd.
- (22)
Om het koolstofvrij maken van de verwarmingssector op basis van inclusiviteit te vergemakkelijken, moeten consumenten worden geïnformeerd over duurzame alternatieven waarnaar zij kunnen overstappen en moeten zij toegang hebben tot geschikte financieringsmogelijkheden en subsidies. De lidstaten moeten alle nodige maatregelen nemen om het negatieve effect van de op grond van deze richtlijn uitgevoerde overschakeling op andere brandstoffen of aansluiting op stadsverwarming op eindafnemers, met inbegrip van energiearme afnemers en kwetsbare afnemers, tot een minimum te beperken. Indien van toepassing moeten de lidstaten optimaal gebruikmaken van financiering, met inbegrip van overheidsfinanciering en op Unieniveau opgezette financieringsfaciliteiten, teneinde nadelige effecten te minimaliseren en een rechtvaardige en inclusieve energietransitie te waarborgen.
- (23)
De lidstaten moeten een ruime discretionaire bevoegdheid hebben om aan aardgasbedrijven openbaredienstverplichtingen op te leggen bij het nastreven van doelstellingen van algemeen economisch belang, zonder de transitie naar een geïntegreerd, zeer energie-efficiënt en op hernieuwbare energie gebaseerd energiesysteem te belemmeren, in overeenstemming met de desbetreffende doelstellingen, wetgeving en strategieën van de Unie. Openbaredienstverplichtingen die de vorm aannemen van prijsstelling voor de aardgaslevering, vormen evenwel een fundamenteel verstorende maatregel die vaak leidt tot de accumulatie van tarieftekorten, de beperking van de keuze van de consument, minder stimulansen voor investeringen in energiebesparing en energie-efficiëntie, lagere dienstverleningsnormen, een lager niveau van betrokkenheid en tevredenheid van consumenten, en de beperking van de mededinging, alsook tot minder aanbod van innovatieve producten en diensten op de markt. De lidstaten moeten derhalve andere beleidsinstrumenten toepassen, en dan met name gerichte sociale beleidsmaatregelen, om de betaalbare levering van aardgas aan hun burgers te waarborgen. Overheidsoptreden in de prijsstelling voor de aardgaslevering zou in beginsel een marktverstorende maatregel zijn. Dergelijk optreden mag daarom alleen in voorkomend geval als openbaredienstverplichting mogen worden toegepast en moet aan specifieke voorwaarden onderworpen zijn. Een volledig geliberaliseerde, goed functionerende retailmarkt voor aardgas zou de mededinging op prijs en op andere punten dan prijs onder bestaande leveranciers stimuleren en zou stimulansen moeten bieden aan nieuwe deelnemers op de markt, waardoor de keuze en de tevredenheid van de consument verbetert. Krachtens deze richtlijn moeten gereguleerde prijzen, ook onder de kostprijs, mogelijk zijn voor energiearme afnemers, kwetsbare huishoudelijke afnemers en, in specifieke gevallen, huishoudelijke afnemers en micro-ondernemingen. Tijdens een aardgasprijscrisis, wanneer de groothandels- en retailprijzen voor aardgas aanzienlijk stijgen, moeten de lidstaten de mogelijkheid krijgen om de toepassing van gereguleerde prijzen tijdelijk uit te breiden tot essentiële sociale diensten, zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 4), van Verordening (EU) 2017/1938 van het Europees Parlement en de Raad (21), en tot kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's). De lidstaten moeten wat betreft huishoudelijke afnemers, essentiële sociale diensten en kmo's tijdens een aardgasprijscrisis, bij uitzondering en tijdelijk, gereguleerde prijzen onder de kostprijs kunnen vaststellen op voorwaarde dat dit geen concurrentieverstoringen tussen leveranciers veroorzaakt en dat de leveranciers worden gecompenseerd voor de kosten van levering onder de kostprijs. Er moet echter voor worden gezorgd dat deze prijsregulering gericht is en geen prikkels voor een hoger verbruik creëert. Daarom moet een dergelijke uitzonderlijke en tijdelijke uitbreiding van de prijsregulering worden beperkt tot 80 % van de mediane consumptie van huishoudens voor huishoudelijke afnemers en tot 70 % van de consumptie van het voorgaande jaar voor essentiële sociale diensten en kmo's. De Raad moet, op voorstel van de Commissie, bij uitvoeringsbesluit een Uniebrede aardgasprijscrisis kunnen afkondigen. De beoordeling of er sprake is van een dergelijke aardgasprijscrisis moet gebaseerd zijn op een vergelijking met de prijzen in tijden van normale marktwerking en moet derhalve het effect van eerdere aardgasprijscrises die op grond van deze richtlijn werden vastgesteld, uitsluiten. In een dergelijk uitvoeringsbesluit moet ook de termijn van de afkondiging van een aardgasprijscrisis worden gespecificeerd gedurende welke de gereguleerde prijzen tijdelijk breder worden toegepast. Die termijn mag niet meer dan een jaar bedragen. Indien de voorwaarden voor het afkondigen van de aardgasprijscrisis nog steeds gelden, moet de Raad op voorstel van de Commissie de geldigheidsduur van het uitvoeringsbesluit kunnen verlengen. De toekenning van uitvoeringsbevoegdheden aan de Raad is gerechtvaardigd gezien de aanzienlijke horizontale gevolgen voor de lidstaten van een besluit waarbij een aardgasprijscrisis wordt afgekondigd en daarmee ook de uitgebreide mogelijkheden voor overheidsingrijpen in de prijsstelling voor de aardgaslevering in werking worden gesteld. Dergelijke gevolgen zijn aanzienlijk, zowel wat betreft het aantal betrokken afnemers als wat het belang van de categorieën van dergelijke afnemers betreft. De toekenning van uitvoeringsbevoegdheden aan de Raad houdt ook voldoende rekening met de politieke aard van een dergelijk besluit waarbij een aardgasprijscrisis wordt afgekondigd, hetgeen een delicate afweging vereist van verschillende beleidsoverwegingen die centraal staan in een besluit van de lidstaten om prijsstelling voor energie in te voeren. Bij de afkondiging van een regionale of Uniebrede aardgasprijscrisis moet te allen tijde een gelijk speelveld worden gewaarborgd in alle lidstaten waarvoor het besluit consequenties heeft, zodat de interne markt niet onrechtmatig wordt verstoord.
- (24)
Openbaredienstverplichtingen die de vorm van prijsstelling voor de aardgaslevering aannemen, moeten worden gebruikt zonder afbreuk te doen aan het beginsel van open markten, in duidelijk omschreven omstandigheden, ten aanzien van duidelijk omschreven begunstigden, en moeten beperkt zijn in duur. Dergelijke omstandigheden kunnen zich voordoen wanneer de toevoer drastisch wordt ingeperkt, hetgeen aanleiding geeft tot aanzienlijk hogere aardgasprijzen dan normaal, of in het geval van een marktfalen indien het ingrijpen door regulerende instanties en mededingingsautoriteiten niet doeltreffend is gebleken. Dergelijke omstandigheden zouden huishoudelijke afnemers onevenredig hard treffen, en met name kwetsbare afnemers die doorgaans een groter aandeel van hun beschikbare inkomen aan energierekeningen besteden dan consumenten met een hoog inkomen. Om de verstorende effecten van openbaredienstverplichtingen bij de prijsstelling voor de aardgaslevering te beperken, moeten de lidstaten die op deze manier ingrijpen aanvullende maatregelen treffen, waaronder maatregelen om te voorkomen dat de prijsstelling voor groothandelsmarkten wordt verstoord, of maatregelen ten gunste van energie-efficiëntie, met name voor kwetsbare afnemers en energiearme afnemers. De lidstaten moeten er tevens voor zorgen dat alle begunstigden van gereguleerde prijzen, indien zij dit wensen, ten volle profijt kunnen trekken van de aanbiedingen op de concurrerende markt. Daarom moeten zij rechtstreeks en op gezette tijden worden geïnformeerd over de beschikbare aanbiedingen en besparingsmogelijkheden op de concurrerende markt en ondersteuning aangeboden krijgen om in te spelen op en te profiteren van marktgebaseerde aanbiedingen.
- (25)
Overheidsingrijpen in de prijsstelling van de aardgaslevering mogen niet leiden tot directe kruissubsidiëring tussen verschillende categorieën afnemers. Overeenkomstig dit beginsel mogen prijssystemen bepaalde categorieën afnemers niet expliciet verplichten de kosten te dragen van prijsingrepen die nadelige gevolgen hebben voor andere categorieën afnemers. Openbaredienstverplichtingen bij de prijsstelling mogen alleen betrekking hebben op de levering van aardgas, aangezien huishoudelijke afnemers naar verwachting niet op grote schaal waterstof voor verwarmingsdoeleinden zullen gebruiken. De markt voor waterstof zal naar verwachting vooral betrekking hebben op de industrie, die geen dergelijk overheidsingrijpen vereist.
- (26)
De consumenten moeten kunnen beschikken over duidelijke en begrijpelijke informatie over hun rechten ten aanzien van de energiesector. De Commissie heeft na raadpleging van de relevante belanghebbenden, waaronder lidstaten, regulerende instanties, consumentenorganisaties en aardgasbedrijven, een toegankelijke, gebruikersvriendelijke checklist voor energieconsumenten opgesteld met praktische informatie voor de consument over zijn rechten. Deze checklist moet actueel worden gehouden, aan alle consumenten worden uitgereikt en algemeen beschikbaar zijn.
- (27)
De lidstaten moeten er rekening mee houden dat een succesvolle energietransitie meer investeringen vereist in onderwijs, opleiding en vaardigheden voor werknemers in de aardgas- en waterstofsectoren, onder meer wat betreft de ontwikkeling van infrastructuur, energie-efficiëntie en toepassingen voor eindgebruikers die gebruikmaken van kosteneffectievere en gedecarboniseerde alternatieven. Dergelijke investeringen zouden in overeenstemming zijn met Richtlijn (EU) 2023/1791.
- (28)
Marktregels moeten afnemers beschermen en hun de mogelijkheid bieden de meest energie-efficiënte keuzen te maken, zodat nieuw hernieuwbaar gas en nieuwe hernieuwbare waterstof en koolstofarm gas en koolstofarme waterstof volledig kunnen worden geïntegreerd in de energietransitie.
- (29)
Aardgas speelt nog steeds een belangrijke rol in de energielevering, aangezien huishoudens nog steeds meer energie uit aardgas dan uit elektriciteit verbruiken. Hoewel elektrificatie een essentieel onderdeel van de groene transitie is, zal het aardgasverbruik van huishoudens, met inbegrip van toenemende volumes hernieuwbaar gas, met name biomethaan, in de toekomst niet verdwijnen.
- (30)
In de aardgassector, met inbegrip van de retailmarkt voor aardgas, zijn de bepalingen inzake betrokkenheid en bescherming van de consument niet aangepast aan de behoeften van de energietransitie.
- (31)
De markt voor aardgas lijdt onder slechte klanttevredenheid en -betrokkenheid en het traag gebruik van nieuw hernieuwbaar gas en koolstofarm gas, wat tekenen zijn van beperkte mededinging in veel lidstaten. De aardgasprijzen voor huishoudelijke afnemers zijn de afgelopen tien jaar gestegen, waardoor zij twee tot drie keer meer betalen voor hun aardgasverbruik dan industriële afnemers.
- (32)
Net als in de elektriciteitssector zijn marktflexibiliteit en een toereikend Unierechtskader voor consumentenrechten in de aardgassector essentieel om ervoor te zorgen dat consumenten kunnen deelnemen aan de energietransitie en kunnen profiteren van betaalbare prijzen, goede dienstverleningsnormen en daadwerkelijke keuzemogelijkheden die de technologische ontwikkelingen weerspiegelen.
- (33)
Het wordt verwacht dat de overschakeling van fossiel gas op hernieuwbare alternatieven gerealiseerd zal worden als energie uit hernieuwbare bronnen een aantrekkelijke, niet-discriminerende keuze wordt voor consumenten op basis van echt transparante informatie, waarbij de transitiekosten eerlijk worden verdeeld over verschillende groepen consumenten en marktdeelnemers. De overschakeling van gas naar andere technologieën is echter doorgaans niet gemakkelijk vanwege het lock-in-effect dat verband houdt met de onderliggende uitrusting. Wanneer aardgasinfrastructuur buiten gebruik wordt gesteld, moet dit vergezeld gaan van maatregelen om de negatieve gevolgen voor eindafnemers, met name kwetsbare afnemers en energiearme huishoudelijke afnemers, aan te pakken, evenals maatregelen om de ongelijkheden als gevolg van de energietransitie aan te pakken. Aardgasverbruikers moeten worden beschermd tegen stijgende tarieven indien aardgasactiva moeten worden afgeschreven, tegen kruissubsidiëring tussen gebruikers van gas en waterstof en tegen stijgende aardgasprijzen als gevolg van een krimpend afnemersbestand.
- (34)
Om de huidige lacunes op de retailmarkt voor aardgas aan te pakken, moeten de bestaande mededingingsbelemmeringen en technische obstakels voor de opkomst van een alternatieve, op hernieuwbare energiebronnen gebaseerde energielevering, nieuwe diensten, betere dienstverleningsniveaus en lagere consumentenprijzen worden aangepakt, en moeten tegelijk kwetsbare afnemers en energiearme afnemers worden beschermd.
- (35)
Om een hoog niveau van consumentenbescherming en -empowerment consequent in alle energiesectoren te waarborgen, moet het rechtskader voor de decarbonisatie van de markt voor aardgas een weerspiegeling zijn van de bescherming van de afnemer op de elektriciteitsmarkt en, indien relevant, van de empowerment die de consument op de elektriciteitsmarkt geniet, en moet het rekening houden met de efficiëntie van het energiestelsel en de doelstellingen van de Unie inzake leveringszekerheid, energie-efficiëntie en hernieuwbare energie.
- (36)
Om coherent en doeltreffend te zijn, moet de aanpak waarbij bepaalde aspecten van de elektriciteitsmarkt worden overgenomen, alle bepalingen inzake consumentenbescherming en empowerment omvatten, indien dit mogelijk is en de bepalingen kunnen worden aangepast aan de markt voor aardgas. Dit moet contractuele basisrechten tot aan regels over factureringsinformatie omvatten, het overstappen naar een andere energieleverancier, de beschikbaarheid van betrouwbare vergelijkingsinstrumenten, de bescherming van kwetsbare afnemers en energiearme afnemers, adequate gegevensbescherming voor slimme meters en gegevensbeheer, en regels voor efficiënte alternatieve geschillenbeslechting.
- (37)
Bij het streven naar consistentie voor bepalingen in alle sectoren, moeten de lasten voor nationale overheden en bedrijven beperkt en evenredig blijven, onder meer door voort te bouwen op de ervaring met rechtshandelingen van de Unie die zijn opgenomen in het pakket ‘Schone energie voor alle Europeanen’, zoals de Verordeningen (EU) 2018/1999 (22), (EU) 2019/941 (23), (EU) 2019/942 (24), (EU) 2019/943 en de Richtlijnen (EU) 2018/844 (25), (EU) 2018/2001, (EU) 2018/2002 (26) en (EU) 2019/944 van het Europees Parlement en de Raad.
- (38)
De modernisering van de aardgassector zal naar verwachting aanzienlijke economische en milieuvoordelen opleveren, zowel in de vorm van verbeterde mededinging op retailniveau als in de vorm van sociale en verdelingsvoordelen en empowerment van de afnemer, met inbegrip van een verbetering van de contractuele rechten en van de beschikbare informatie over het verbruik en energiebronnen die tot groenere keuzes leiden, en leiden tot de uitvoering van energie-efficiëntiemaatregelen en een vermindering van het gebruik van aardgas of de overstap van fossiel gas naar duurzamere energiebronnen. De betrokken energiegemeenschappen moeten bijdragen tot de ingebruikname van hernieuwbaar gas.
- (39)
Overstappen naar een andere leverancier is een belangrijke indicator die wijst op betrokkenheid van de afnemer en is een belangrijk instrument om de mededinging op de markten voor aardgas en waterstof te stimuleren, en moet daarom worden gegarandeerd als een basisrecht voor afnemers. Het percentage afnemers dat overstapt op een andere energiebron of een andere leverancier verschilt echter nog altijd van lidstaat tot lidstaat, en overstap- en opzegvergoedingen weerhouden afnemers ervan om over te stappen. Hoewel het afschaffen van dergelijke vergoedingen de keuze van de afnemer zou kunnen beperken doordat producten die gebaseerd zijn op het belonen van de trouw van de afnemer niet langer worden aangeboden, moet het verder beperken van het gebruik ervan het welzijn en de betrokkenheid van de consument en de mededinging op de markt verbeteren.
- (40)
Kortere overstaptijden zetten afnemers er waarschijnlijk toe aan om te zoeken naar betere energiecontracten en over te stappen op een andere leverancier. Het toegenomen gebruik van informatietechnologie moet het mogelijk maken dat uiterlijk in 2026 het technische overstapproces waarbij een nieuwe leverancier op een meetpunt bij de marktdeelnemer wordt geregistreerd, op werkdagen normaliter binnen 24 uur wordt afgerond. De garantie dat dit technische overstapproces uiterlijk in 2026 binnen 24 uur kan plaatsvinden, zou ertoe bijdragen dat de overstaptijd tot een minimum wordt beperkt, hetgeen mede leidt tot een grotere betrokkenheid van de consument en tot mededinging op retailniveau.
- (41)
De 24-uursoverstaptijd in de markten voor aardgas en waterstof zou een afspiegeling zijn van wat reeds van toepassing is op de elektriciteitsmarkt, die vergelijkbare back-endfuncties en IT-databasevereisten heeft. Het harmoniseren van de overstaptijden tussen sectoren zou alle consumenten ten goede komen, met name die met dualfuelcontracten. Kortere overstaptijden voor consumenten mogen geen afbreuk doen aan de balanceringsverplichtingen voor leveranciers.
- (42)
Verschillende factoren verhinderen dat afnemers toegang hebben tot de verschillende bronnen van marktinformatie die hun ter beschikking staan, en dat zij deze informatie begrijpen en ernaar handelen. Hieruit volgt dat de vergelijkbaarheid van aanbiedingen moet worden verbeterd door middel van adequate informatie op basis van vergelijkingsinstrumenten voor afnemers, en dat ongerechtvaardigde overstapbelemmeringen moeten worden weggenomen zonder de keuze van de afnemer onnodig te beperken. Essentieel is ook dat leveranciers afnemers duidelijke en begrijpelijke precontractuele informatie bezorgen, zodat afnemers zich ten volle bewust zijn van de details en gevolgen van het contract.
- (43)
Met behulp van onafhankelijke vergelijkingsinstrumenten, waaronder websites, kunnen kleinere afnemers op een doeltreffende manier de verdiensten van de verschillende op de markt beschikbare energieaanbiedingen beoordelen. Zij moeten trachten een zo breed mogelijke waaier aan op de markt beschikbaar aanbod te tonen en de markt zo volledig mogelijk te dekken, zodat de afnemer een representatief overzicht krijgt. Indien milieuprestaties worden aangeprezen als een essentieel kenmerk van de aanbieding, moeten de vergelijkingsinstrumenten ook een beschrijving van die milieuprestaties bevatten. Het is van wezenlijk belang dat kleinere afnemers toegang hebben tot ten minste één vergelijkingsinstrument en dat de informatie die via dergelijke instrumenten wordt verstrekt, betrouwbaar, onpartijdig, transparant en gemakkelijk te begrijpen is. Daartoe kunnen de lidstaten voorzien in een vergelijkingsinstrument dat wordt beheerd door een nationale autoriteit of een particuliere onderneming en criteria voor vergelijkingsinstrumenten bespreken met de relevante belanghebbenden, waaronder organisaties die consumentenbelangen vertegenwoordigen.
- (44)
Eindafnemers moeten ook zelf geproduceerd hernieuwbaar gas kunnen verbruiken, opslaan en verkopen, met inachtneming van het recht dat van toepassing is op de productie van hernieuwbaar gas, met name met betrekking tot broeikasgasemissies, en moeten kunnen deelnemen aan alle markten voor aardgas door ondersteunende diensten aan het systeem te verlenen, bijvoorbeeld via energieopslag, met behoud van hun rechten als eindafnemers uit hoofde van deze richtlijn. Collectieve regelingen tussen actieve afnemers bieden dienstverleners en lokale bedrijven, met name kmo's, de kans om bij te dragen aan de balancering en de flexibiliteit van het systeem. De lidstaten moeten in hun nationale recht kunnen beschikken over verschillende bepalingen met betrekking tot belastingen en heffingen voor individuele en gezamenlijk optredende actieve afnemers.
- (45)
Facturen en factureringsinformatie zijn een belangrijk middel om eindafnemers te informeren en slagvaardiger te maken. Energiefacturen zijn nog steeds het grootste punt van zorg en een bron van klachten van consumenten, en dus een factor die bijdraagt tot de permanent lage percentages consumententevredenheid en -betrokkenheid bij de aardgassector. De bepalingen inzake factureringsinformatie in de gassector lopen ook achter op de rechten die aan consumenten in de elektriciteitssector worden toegekend. Het is daarom noodzakelijk deze in overeenstemming te brengen en minimumeisen vast te stellen voor facturen en factureringsinformatie in de gassector, zodat consumenten toegang hebben tot transparante, volledige en gemakkelijk te begrijpen informatie. Facturen moeten de eindafnemers informatie bieden over hun verbruik en kosten, over koolstofdioxide-emissies en het aandeel van hernieuwbaar gas en koolstofarm gas, zodat zij de aanbiedingen gemakkelijker kunnen vergelijken wanneer zij op een andere leverancier of energiebron overstappen, en moeten ook informatie bieden over hun consumentenrechten, zoals inzake alternatieve geschillenbeslechting. Bovendien moeten facturen een instrument zijn om consumenten actief bij de markt te betrekken, zodat zij hun consumptiepatronen kunnen beheren en groenere keuzes kunnen maken. Het is belangrijk consumenten uitgebreide en nauwkeurige informatie te verstrekken om ervoor te zorgen dat zij zich bewust zijn van hun effect op het milieu en dat zij dus hun voorkeur kunnen uiten voor de meest duurzame energiedragers. Richtlijn (EU) 2023/1791 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.
- (46)
De regelmatige verstrekking van accurate factureringsinformatie op basis van het feitelijke aardgasverbruik is belangrijk om afnemers te helpen hun aardgasverbruik en de bijbehorende kosten te controleren. Afnemers, met name huishoudelijke afnemers, moeten niettemin toegang hebben tot flexibele regelingen voor het betalen van hun facturen.
- (47)
Toegang tot objectieve en transparante verbruiksgegevens is bij de levering aan afnemers een belangrijk aspect. De consumenten moeten dan ook over hun verbruiksgegevens en de bijbehorende prijzen en servicekosten kunnen beschikken, inclusief de prijs van extra diensten zoals verzekeringen en energie-efficiëntiediensten, indien relevant, zodat zij concurrenten kunnen uitnodigen een op die informatie gebaseerd aanbod te doen. De consument moet ook het recht hebben om naar behoren te worden geïnformeerd over zijn energieverbruik. Bij vooruitbetaling mogen de gebruikers daarvan niet buitenproportioneel worden benadeeld en uiteenlopende betalingssystemen mogen niet discrimineren. Voldoende regelmatig aan de consument verstrekte informatie over de energiekosten moet een stimulans zijn voor energiebesparing aangezien de afnemer hierdoor rechtstreeks feedback krijgt over het effect van investeringen in energie-efficiëntie en het effect van gedragswijziging.
- (48)
Nationale besluiten over de uitrol van slimme metersystemen voor aardgas moeten worden genomen na de uitvoering van kosten-batenanalyses. Bij dergelijke analyses moet rekening worden gehouden met de langetermijnvoordelen van de uitrol van slimme-metersystemen voor consumenten en de hele waardeketen. Indien uit die analyses blijkt dat de invoering van dergelijke meetsystemen alleen economisch haalbaar en kosteneffectief is voor afnemers met een zeker aardgasverbruik, moeten de lidstaten daar rekening mee kunnen houden bij de uitrol. De analyses moeten echter geregeld worden geëvalueerd om ze aan te passen aan belangrijke veranderingen in de onderliggende veronderstellingen, en in ieder geval ten minste om de vier jaar, gezien de snelle technologische ontwikkelingen. Beperkte toepassingen van slimme metersystemen, zoals proefprojecten en testfasen, worden niet beschouwd als uitrol van dergelijke systemen in de zin van deze richtlijn.
- (49)
Om de actieve marktdeelname van eindafnemers te ondersteunen, moet bij de uitrol van slimme-metersystemen terdege rekening worden gehouden met het gebruik van desbetreffende beschikbare normen, waaronder normen die interoperabiliteit op het niveau van het datamodel en de applicatielaag mogelijk maken, met beste praktijken en het belang van de ontwikkeling van gegevensuitwisseling, en met toekomstige en innovatieve energiediensten. Bovendien mogen de slimme-metersystemen die worden uitgerold geen belemmering vormen voor het overstappen naar een andere leverancier in het geval van aardgasverbruikers, en moeten zij zijn uitgerust met functionaliteiten die geschikt zijn voor het beoogde doel en de eindafnemers in staat stellen tijdig toegang te krijgen tot hun verbruiksgegevens, hun energiegedrag aan te passen, daarvoor beloond te worden en op hun factuur te besparen. Consumentengroepen moeten advies krijgen over hoe slimme meters te gebruiken om hun energie-efficiëntie te verbeteren.
- (50)
De lidstaten die niet systematisch slimme-metersystemen uitrollen in het aardgassysteem, moeten het de afnemers mogelijk maken, op hun verzoek en onder eerlijke en redelijke voorwaarden, waarbij die lidstaten de daaraan verbonden kosten voor hun rekening nemen, te profiteren van de installatie van een slimme meter, en moeten hun alle relevante informatie verstrekken.
- (51)
In de lidstaten zijn, of worden momenteel, verschillende modellen voor het beheer van gegevens ontwikkeld in verband met de invoering van slimme-metersystemen. Onafhankelijk van het gegevensbeheermodel is het belangrijk dat lidstaten transparante regels instellen voor de toegang tot gegevens onder niet-discriminerende voorwaarden, en het hoogste niveau van cyberbeveiliging en gegevensbescherming garanderen, alsmede de onpartijdigheid van de entiteiten die gegevens verwerken.
- (52)
Efficiënte en voor alle consumenten toegankelijke middelen van geschillenbeslechting zijn een garantie voor betere consumentenbescherming. De lidstaten moeten voorzien in procedures voor een snelle en doeltreffende afhandeling van klachten. Informatie over klachtenbehandeling moet worden verstrekt in afnemerscontracten en factureringsinformatie.
- (53)
Bij de beoordeling van de werking van hun mechanismen voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting moeten de lidstaten rekening houden met de deelname van en naleving door aardgasbedrijven.
- (54)
De lidstaten moeten passende maatregelen nemen, zoals het bieden van steun door middel van hun socialezekerheidsstelsels om te waarborgen dat kwetsbare afnemers van gas voorzien blijven, en het bieden van steun voor de verbetering van de energie-efficiëntie en de uitrol van hernieuwbare energie, teneinde energiearmoede op duurzame wijze aan te pakken, ook in de bredere context van armoedebestrijding. Dergelijke maatregelen zouden kunnen verschillen naargelang de bijzondere omstandigheden in de betrokken lidstaat, en zouden maatregelen op het gebied van sociaal en energiebeleid kunnen omvatten in verband met de betaling van alle gas- en waterstoffacturen, met investeringen in de energie-efficiëntie van woningen of met consumentenbescherming, zoals waarborgen tegen afsluiting.
- (55)
De Aanbevelingen (EU) 2020/1563 (27) van 14 oktober 2020 en (EU) 2023/2407 (28) van 20 oktober 2023 van de Commissie over energiearmoede reiken goede praktijken aan voor het definiëren van energiearmoede op nationaal niveau, met inbegrip van passende indicatoren voor het meten van energiearmoede, en voor structurele maatregelen en verbeteringen die de lidstaten kunnen uitvoeren om de onderliggende oorzaken van energiearmoede aan te pakken. Investeringen in structurele maatregelen om de lage energieprestaties van woningen en apparaten aan te pakken, decarbonisatie en het gebruik van hernieuwbare bronnen worden benadrukt, evenals andere maatregelen om informatie te verstrekken over hoe de energiefacturen kunnen worden verlaagd en hoe energiebesparende praktijken kunnen worden ingevoerd, en om burgers te helpen om zich bij energiegemeenschappen aan te sluiten of een verschuiving naar hernieuwbare-energieoplossingen aan te moedigen.
- (56)
Het afsluiten heeft aanzienlijke gevolgen voor de toegang van afnemers tot de aardgaslevering die zij met name nodig hebben om hun woning te verwarmen. Energiearme afnemers en kwetsbare afnemers worden in het bijzonder getroffen door afsluiting van de aardgaslevering en de lidstaten moeten maatregelen nemen om te voorkomen dat die afnemers om economische of commerciële redenen worden afgesloten. De lidstaten beschikken over allerlei instrumenten en goede praktijken, onder meer een verbod op afsluiting gedurende het hele jaar of tijdens een bepaalde periode van het jaar, schuldpreventie en duurzame oplossingen om afnemers te ondersteunen die het moeilijk hebben om hun energiefacturen betalen. De lidstaten moeten op basis van hun nationale omstandigheden nagaan welke de meest geschikte instrumenten zijn. Dergelijke maatregelen mogen geen afbreuk doen aan de tijdelijke afsluiting van afnemers door netwerkexploitanten in een noodsituatie, zonder voorafgaande kennisgeving wanneer die afsluiting gebeurt om veiligheidsredenen, en met voorafgaande kennisgeving, waar mogelijk, indien het om onderhoudsredenen is.
- (57)
Afnemers hebben het recht gebruik te maken van klachtenprocedures die door hun leveranciers worden beheerd, alsook van buitengerechtelijke geschillenbeslechting, om ervoor te zorgen dat hun rechten doeltreffend worden gehandhaafd en zij niet worden benadeeld in geval van onenigheid met leveranciers, met name met betrekking tot facturen of het verschuldigde bedrag. Indien afnemers van deze procedures gebruikmaken, mogen leveranciers de contracten niet opzeggen op basis van feiten die op dat ogenblik worden betwist. Zowel leveranciers als afnemers moeten hun contractuele rechten en verplichtingen blijven nakomen, met name wat betreft de levering van aardgas en het betalen van dat aardgas, en klachtenprocedures mogen geen grond worden voor misbruik waardoor afnemers hun contractuele verplichtingen, met inbegrip van de betaling van hun facturen, kunnen ontlopen. De lidstaten moeten passende maatregelen nemen om misbruik van die klachten- of geschillenbeslechtingsprocedures te voorkomen.
- (58)
Om de continuïteit van de levering voor de consumenten te waarborgen, met name bij falen van de leverancier, moeten de lidstaten een regeling voor noodleveranciers instellen of gelijkwaardige maatregelen nemen. Het moet mogelijk zijn de noodleverancier aan te wijzen vóór of op het moment van falen van de leverancier. Een noodleverancier kan als aanbieder van de universele dienst worden behandeld. Een noodleverancier kan de verkoopafdeling zijn van een verticaal geïntegreerd bedrijf dat ook distributiefuncties verricht, mits het voldoet aan de vereisten voor ontvlechting van deze richtlijn. Dit moet voor de lidstaten echter geen verplichting inhouden om tegen een bepaalde vaste minimumprijs te leveren. Indien een lidstaat een noodleverancier ertoe verplicht aardgas te leveren aan een afnemer die geen marktgebaseerde aanbiedingen ontvangt, moeten de in artikel 4 van deze richtlijn bedoelde voorwaarden van toepassing zijn en kan de verplichting enkel een gereguleerde prijs inhouden voor zover de afnemer recht heeft op gereguleerde prijzen. Bij de beoordeling of aanbiedingen van niet-huishoudelijke afnemers marktgebaseerd zijn, moeten de lidstaten de afzonderlijke commerciële en technische omstandigheden in aanmerking nemen. Indien een lidstaat vóór de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn reeds een noodleverancier van aardgas heeft aangewezen door middel van een eerlijke, transparante en niet-discriminerende procedure, hoeft er voor de aanwijzing van de noodleverancier geen nieuwe procedure te worden ingeleid.
- (59)
Door de administratieve vergunningsprocedures te vereenvoudigen en te stroomlijnen en duidelijke termijnen vast te leggen voor besluiten die moeten worden genomen door de autoriteiten die bevoegd zijn voor het afgeven van vergunningen, moeten waterstofproductiefaciliteiten en infrastructuurvoorzieningen voor waterstofsystemen in een passend tempo kunnen worden uitgerold, zonder openbare raadplegingen te belemmeren. De lidstaten moet worden verzocht verslag uit te brengen over de geboekte vooruitgang. Grandfathering van toestemmingen, zoals vergunningen, machtigingen, concessies of goedkeuringen, die krachtens nationaal recht worden verleend voor de aanleg en exploitatie van bestaande aardgaspijpleidingen en andere netwerkactiva, is nodig zodra de getransporteerde gasvormige energiedrager in een aardgaspijpleiding verandert van aardgas in (zuivere) waterstof. Die grandfathering van toestemmingen mag geen afbreuk doen aan de geldigheid van technische veiligheidseisen voor waterstofinfrastructuur, noch aan de mogelijkheid voor de bevoegde instanties om de naleving van die eisen te monitoren en passende en evenredige handhavingsmaatregelen te nemen, waaronder eventuele intrekking van de gegrandfatherde toestemmingen, indien gerechtvaardigd. Dit moet onnodige vertraging bij het herbestemmen van bestaande aardgaspijpleidingen en andere netwerkactiva voor waterstoftransport voorkomen. Er moet worden vermeden dat de voorwaarden voor het verlenen van vergunningen voor infrastructuurvoorzieningen van waterstofsystemen wezenlijk verschillen, tenzij dit voldoende wordt gemotiveerd. Technische veiligheidsoverwegingen kunnen een gedifferentieerde aanpak bij de grandfathering van bestaande vergunningen of de afgifte van nieuwe vergunningen rechtvaardigen. De bepalingen inzake toestemmingsprocedures moeten van toepassing zijn onverminderd het internationaal recht en het recht van de Unie, met inbegrip van bepalingen ter bescherming van het milieu en de menselijke gezondheid. In naar behoren gerechtvaardigde buitengewone omstandigheden moet het mogelijk zijn de termijnen voor toestemmingsprocedures met maximaal een jaar te verlengen.
- (60)
Door aanvragers gedurende de procedures voor het aanvragen en verlenen van vergunningen via een administratief contactpunt advies te geven, wordt getracht de complexiteit voor projectontwikkelaars te reduceren en de efficiëntie en transparantie te vergroten. De efficiëntie kan ook worden vergroot door aanvragers de mogelijkheid te bieden relevante documenten in digitale vorm in te dienen en hun een procedurehandboek ter beschikking te stellen. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de autoriteiten die de toestemmingsprocedures toepassen, actief betrokken worden bij het aanpakken van resterende belemmeringen, met inbegrip van niet-financiële belemmeringen zoals een gebrek aan kennis, digitale en personele middelen die de verwerking van een toenemend aantal toestemmingsprocedures in de weg staan. Vergunningsprocedures voor de aansluiting op het transmissie- of distributienet mogen niet worden belemmerd door een gebrek aan administratieve capaciteit. Bovendien mogen dergelijke vergunningsprocedures geen belemmering vormen voor de verwezenlijking van het nationale streefcijfer voor hernieuwbare energie.
- (61)
Zonder een effectieve scheiding tussen netten en productie- en leveringsactiviteiten (‘effectieve ontvlechting’) bestaat er een risico op discriminatie, niet alleen bij de exploitatie van de netten, maar ook wat betreft de stimulansen voor verticaal geïntegreerde bedrijven om in toereikende mate in hun netten te investeren.
- (62)
Uitsluitend het wegwerken van stimulansen voor verticaal geïntegreerde bedrijven om hun concurrenten met betrekking tot nettoegang en netinvesteringen te discrimineren, kan een effectieve ontvlechting waarborgen. Ontvlechting van de eigendom, hetgeen met zich brengt dat de neteigenaar wordt aangewezen als de systeembeheerder en onafhankelijk is van belangen bij de productie en levering, is duidelijk een effectieve en stabiele manier om het inherente belangenconflict op te lossen en de leveringszekerheid te waarborgen. Om deze reden heeft het Europees Parlement in zijn resolutie van 10 juli 2007 inzake de vooruitzichten voor de interne markten voor gas en elektriciteit gesteld dat het ontvlechting van de eigendom op het niveau van de transmissie ziet als het efficiëntste middel om investeringen in infrastructuur op niet-discriminerende wijze te bevorderen en te zorgen voor eerlijke toegang tot het net voor nieuwkomers en transparantie op de markt. In het kader van ontvlechting van de eigendom moet van de lidstaten derhalve worden geëist dat zij ervoor waken dat dezelfde persoon zeggenschap kan uitoefenen over een productie- of leveringsbedrijf en tegelijk zeggenschap of rechten kan dan wel kunnen uitoefenen over een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem. Omgekeerd moet zeggenschap over een transmissiesysteem of een transmissiesysteembeheerder de mogelijkheid uitsluiten zeggenschap of rechten uit te oefenen over een productie- of leveringsbedrijf. Binnen deze grenzen mogen productie- of leveringsbedrijven minderheidsbelangen hebben in transmissiesysteembeheerders of transmissiesystemen.
- (63)
Eventuele systemen voor ontvlechting moeten doeltreffend zijn bij het wegnemen van eventuele belangenconflicten tussen producenten, leveranciers en transmissiesysteembeheerders, teneinde prikkels te creëren voor de nodige investeringen en de toegang van nieuwkomers op de markt met een transparant, efficiënt reguleringsstelsel te waarborgen, en zij mogen voor regulerende instanties geen te bezwaarlijk reguleringsstelsel opleveren.
- (64)
De definitie van de term ‘zeggenschap’ in deze richtlijn is in overeenstemming gebracht met de bepalingen van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (29).
- (65)
Gezien de verticale verbanden tussen de elektriciteits- en de aardgassector moeten de ontvlechtingsbepalingen gelden voor de aardgas-, waterstof- en elektriciteitssectoren samen, zoals omschreven in deze richtlijn.
- (66)
Wat de waterstofsector betreft, moeten de regels inzake verticale ontvlechting onverwijld worden toegepast. Dit verdient de voorkeur boven dure ontvlechting achteraf, die nodig zou kunnen zijn indien de sector een sterke verticale integratie ontwikkelt.
- (67)
Om in het kader van de ontvlechting van de eigendom volledige onafhankelijkheid van de netexploitatie ten aanzien van productie- en leveringsbelangen te waarborgen en de uitwisseling van vertrouwelijke informatie te voorkomen, mag eenzelfde persoon geen lid zijn van de raad van bestuur van zowel een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem als een bedrijf dat één van de functies van productie of levering verricht. Om dezelfde reden mag eenzelfde persoon niet over de bevoegdheid beschikken om leden van de raad van bestuur van een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem aan te wijzen, én zeggenschap of rechten uit te oefenen over een productie- of leveringsbedrijf.
- (68)
De aanwijzing van een systeem- of transmissiebeheerder die onafhankelijk is van productie- en leveringsbelangen, moet het voor een verticaal geïntegreerd bedrijf mogelijk maken om zijn netactiva in eigendom te handhaven en toch een effectieve scheiding van belangen te bewerkstelligen, op voorwaarde dat deze onafhankelijke systeembeheerder of onafhankelijke transmissiebeheerder alle functies van een systeembeheerder vervult en er is voorzien in gedetailleerde regulerings- en toezichtsmechanismen.
- (69)
Indien op 3 september 2009 een bedrijf dat eigenaar is van een transmissiesysteem, deel uitmaakte van een verticaal geïntegreerd bedrijf, moeten de lidstaten de keuze krijgen tussen, hetzij ontvlechting van de eigendom, hetzij het aanwijzen van een systeem- of transmissiebeheerder die onafhankelijk is van productie- en leveringsbelangen.
- (70)
Teneinde de belangen van de aandeelhouders van verticaal geïntegreerde bedrijven volledig te vrijwaren, moeten de lidstaten de keuze hebben ontvlechting van de eigendom in te voeren, hetzij via directe desinvestering, hetzij via splitsing van de aandelen van het geïntegreerde bedrijf in aandelen in het netbedrijf en aandelen in het resterende productie- en leveringsbedrijf, mits wordt voldaan aan de eisen ten gevolge van ontvlechting van de eigendom.
- (71)
De volledige doeltreffendheid van de oplossingen van een onafhankelijke systeem- of transmissiebeheerder moet worden gewaarborgd met behulp van specifieke aanvullende regels. De regels van de onafhankelijke transmissiebeheerder verschaffen een geschikt regelgevingskader voor de waarborging van eerlijke mededinging, voldoende investeringen, toegang voor nieuwkomers op de markt en integratie van de markten voor aardgas en waterstof. Effectieve ontvlechting door middel van de onafhankelijke transmissiebeheerder moet berusten op een pijler met organisatorische maatregelen en maatregelen inzake het bestuur van transmissiesysteembeheerders en op een pijler met maatregelen op het gebied van investeringen, de aansluiting van nieuwe productiecapaciteiten op het net en marktintegratie door middel van regionale samenwerking. De onafhankelijkheid van de transmissiebeheerder moet tevens onder meer gewaarborgd worden door bepaalde afkoelingsperiodes tijdens welke in het verticaal geïntegreerde bedrijf geen bestuurs- of andere toepasselijke activiteiten worden uitgeoefend die toegang geven tot dezelfde informatie als die welke zou kunnen worden verkregen in een bestuursfunctie.
- (72)
Om de mededinging op de interne markten voor aardgas en waterstof verder uit te breiden, moeten grote niet-huishoudelijke afnemers die grootschalige commerciële activiteiten uitoefenen, hun leveranciers kunnen kiezen alsmede, teneinde hun aardgas- en waterstofbehoeften veilig te stellen, contracten met diverse leveranciers kunnen afsluiten. Zulke afnemers moeten worden beschermd tegen exclusiviteitsbepalingen die tot gevolg hebben dat concurrerende of aanvullende aanbiedingen worden uitgesloten.
- (73)
Een lidstaat moet kunnen kiezen voor volledige ontvlechting van de eigendom op zijn grondgebied. Indien een lidstaat dat recht heeft uitgeoefend, mag een bedrijf niet het recht hebben een onafhankelijke systeem- of transmissiesysteembeheerder aan te wijzen, tenzij bij deze richtlijn anders is bepaald. Bovendien mag een bedrijf dat één van de functies van productie of levering verricht, geen directe of indirecte zeggenschap, noch rechten uitoefenen over een transmissiesysteembeheerder uit een lidstaat die wel voor volledige ontvlechting van de eigendom heeft gekozen.
- (74)
Op de interne markt voor aardgas bestaan verschillende types van marktorganisatie. De maatregelen die de lidstaten kunnen nemen om gelijke mededingingsvoorwaarden te waarborgen, moeten gebaseerd zijn op dwingende redenen van algemeen belang. Over de vraag of maatregelen verenigbaar zijn met het VWEU en ander relevant Unierecht moet de Commissie worden geraadpleegd.
- (75)
Bij de toepassing van effectieve ontvlechting moet het beginsel van niet-discriminatie tussen de openbare en de particuliere sector in acht worden genomen. Daartoe mag eenzelfde persoon niet over de mogelijkheid beschikken om, in strijd met de regels van de ontvlechting van de eigendom of met de optie van de onafhankelijke systeembeheerder enige zeggenschap of recht uit te oefenen, alleen dan wel gezamenlijk, ten aanzien van de samenstelling, stemming of besluitvorming in de organen van zowel de transmissiesysteembeheerders of transmissiesystemen als de productie- of leveringsbedrijven. Wat betreft de ontvlechting van de eigendom en de oplossing van de onafhankelijke systeembeheerder, moeten, mits de lidstaten in kwestie kunnen aantonen dat aan deze eis wordt voldaan, twee afzonderlijke overheidsinstanties zeggenschap kunnen hebben over enerzijds productie- en leveringsactiviteiten en anderzijds transmissieactiviteiten.
- (76)
De volledige effectieve scheiding van, enerzijds, netwerkactiviteiten en, anderzijds, leverings- en productieactiviteiten moet in de gehele Unie toegepast worden op zowel bedrijven van de Unie als bedrijven uit derde landen. Om te waarborgen dat netactiviteiten en leverings- en productieactiviteiten overal in de Unie onafhankelijk van elkaar worden gehouden, moeten de regulerende instanties de bevoegdheid krijgen de certificering te weigeren van transmissiesysteembeheerders die de ontvlechtingsregels niet naleven. Om overal in de Unie een samenhangende toepassing van die regels te waarborgen, moeten de regulerende instanties ten volle rekening houden met het advies van de Commissie wanneer zij certificeringsbesluiten nemen. Om tevens de naleving van de internationale verplichtingen van de Unie en de solidariteit en de energiezekerheid in de Unie te waarborgen, moet de Commissie gerechtigd zijn een advies te geven betreffende de certificering in verband met een transmissiesysteemeigenaar of -beheerder waarover een persoon uit een derde land zeggenschap heeft. Bij het verrichten van die beoordeling moet de Commissie rekening houden met commerciële betrekkingen die de prikkels voor en het vermogen van de beheerder om zijn of haar taken te vervullen, negatief kunnen beïnvloeden, alsmede met de internationale verplichtingen van de Unie en andere specifieke feiten en omstandigheden van het geval. Dergelijke feiten en omstandigheden moeten onder meer betrekking hebben op de als wapen ingezette verminderingen van de aardgaslevering en manipulatie van de markten door opzettelijke verstoringen van de aardgasstromen die duidelijk directe en ernstige gevolgen kunnen hebben voor de essentiële internationale veiligheidsbelangen van de lidstaten en de Unie.
- (77)
Pijpleidingnetten voor waterstof moeten een belangrijk middel zijn voor efficiënt en duurzaam transport van waterstof, zowel onshore als offshore. Aangezien de kapitaaluitgaven voor de aanleg ervan hoog zijn, kunnen dergelijke netten natuurlijke monopolies vormen. De ervaring met de regulering van de markten voor aardgas heeft aangetoond hoe belangrijk het is om voor een open en niet-discriminerende toegang tot pijpleidingnetten te zorgen teneinde de mededinging op de grondstoffenmarkten veilig te stellen. Daarom moeten beproefde beginselen inzake netbeheer, zoals derdentoegang, van toepassing zijn op onshore- en offshorewaterstofnetten in de Unie.
- (78)
De definities van ‘waterstoftransmissie’ en ‘waterstofdistributie’ in deze richtlijn moeten gebaseerd zijn op de functies van de desbetreffende netwerkcategorieën en op de soorten verbonden infrastructuur.
- (79)
Waterstofinterconnectoren, als waterstofnetten die het belangrijke doel dienen om de nationale waterstofnetten van de lidstaten op elkaar aan te sluiten, moeten worden beheerd door waterstoftransmissienetbeheerders. In zeer beperkte gevallen en indien er in het desbetreffende netontwikkelingsplan in een waterstofdistributienet is voorzien, kan dat op een waterstoftransmissienet in een andere lidstaat worden aangesloten. Mits dat distributienet daarnaast niet ook is aangesloten op een waterstoftransmissie- of -distributienet in de lidstaat waar het waterstofdistributienet zich bevindt, moet het als waterstofdistributienet worden beheerd.
- (80)
Voor waterstofdistributienetten, die voornamelijk dienen om rechtstreeks aangesloten afnemers te bevoorraden, moeten minder strenge regels gelden wat verticale ontvlechting en netplanning betreft. Deze netten mogen geen waterstofinterconnectoren omvatten of aansluitingen op belangrijke infrastructuur, zoals terminals of grootschalige ondergrondse opslaginstallaties, tenzij het betrokken net een herbestemd aardgasnet is, of op waterstofinterconnectoren. Als verbinding tussen een grootschalig ondergronds opslagsysteem en een distributiesysteem, die beide voor waterstofgebruik zijn herbestemd, kan een nieuwe korteafstandspijpleiding voor waterstoftransport worden aangelegd waarmee het bestaande distributiesysteem wordt uitgebreid. De aansluiting van kleinere onder- of bovengrondse waterstofopslaginstallaties, inclusief gemakkelijk repliceerbare waterstofopslagtanks, op waterstofdistributienetten mag echter niet worden beperkt, aangezien die naar verwachting een belangrijke rol zullen spelen bij het balanceren van die netten.
- (81)
Het beheer van waterstofnetten moet worden gescheiden van activiteiten op het gebied van energieproductie en -levering om het risico van belangenconflicten vanwege de netbeheerders te voorkomen. De structurele scheiding tussen eigendom van waterstoftransmissienetten enerzijds en deelneming in energieproductie en -levering anderzijds garandeert dat er geen dergelijke belangenconflicten ontstaan. De lidstaten moeten kunnen gebruikmaken van het alternatieve ontvlechtingsmodel van de geïntegreerde waterstoftransmissienetbeheerder voor transmissiesysteembeheerders voor aardgas die onderworpen zijn aan het ontvlechtingsmodel van de onafhankelijke transmissiebeheerder en voor bestaande verticaal geïntegreerde waterstofnetten. Transmissiesysteembeheerders voor aardgas voor wie op grond van deze richtlijn een afwijking geldt, moeten worden geacht gecertificeerd te zijn om te bepalen of zij in aanmerking komen voor het model van geïntegreerde waterstoftransmissienetbeheerder. De lidstaten moeten ook kunnen toestaan dat het model van de onafhankelijke waterstofnettransmissiebeheerder wordt gebruikt, zodat verticaal geïntegreerde eigenaren van waterstoftransmissienetten de eigendom van hun netten kunnen behouden en tegelijkertijd de niet-discriminerende exploitatie van deze netten wordt gewaarborgd.
- (82)
Hoewel de gezamenlijke exploitatie van waterstofnetten en aardgas- of elektriciteitsnetten synergieën kan creëren en derhalve moet worden toegestaan, moeten de activiteiten inzake waterstoftransmissienetbeheer in een afzonderlijke juridische entiteit worden georganiseerd om transparantie met betrekking tot de financiering en het gebruik van toegangstarieven te waarborgen. Afwijkingen van dat vereiste van juridische horizontale ontvlechting mogen slechts tijdelijk worden toegestaan, op grond van een positieve kosten-batenanalyse en een effectbeoordeling door de regulerende instanties. Gezien de perifere ligging en de beperkte marktomvang van Estland, Letland en Litouwen, moeten dergelijke afwijkingen tot 2031 automatisch aan deze landen worden verleend. In elk geval moet transparantie met betrekking tot de financiering en het gebruik van toegangstarieven worden gewaarborgd door middel van een duidelijke en transparante boekhoudkundige scheiding onder toezicht van de regulerende instanties. Indien een waterstofnetbeheerder deel uitmaakt van een bedrijf dat actief is op het gebied van transmissie of distributie van aardgas of elektriciteit, moet de netbeheerder bij de regulerende instantie een lijst indienen met de infrastructuurassets van de bedrijven met betrekking tot de toewijzing van het net voor het gebruik van waterstof of aardgas, teneinde volledige transparantie te waarborgen met betrekking tot de scheiding van de gereguleerde assets. Die lijst moet worden bijgewerkt overeenkomstig de gebruikelijke controleprocedures voor de boekhouding.
- (83)
Met het oog op transparantie met betrekking tot de kosten en de financiering van gereglementeerde activiteiten moeten activiteiten in verband met waterstoftransmissienetbeheer worden gescheiden van andere netbeheersactiviteiten voor andere energiedragers, ten minste met betrekking tot de rechtsvorm en de rekeningen van de netbeheerders. Voor de juridische ontvlechting van waterstoftransmissienetbeheerders moet de oprichting van een dochteronderneming of een afzonderlijke juridische entiteit binnen de groepsstructuur van de aardgastransmissie- of -distributiesysteembeheerder als voldoende worden beschouwd, zonder dat een functionele ontvlechting van de governance of scheiding van beheer of personeel nodig is. Aldus moet transparantie met betrekking tot de kosten en de financiering van gereguleerde activiteiten worden bereikt zonder dat de synergieën en kostenvoordelen die de exploitatie van meerdere netwerken kan opleveren, verloren gaan.
- (84)
Derden moeten toegang krijgen tot waterstofnetten om concurrentie en een gelijk speelveld op de markt voor waterstoflevering te waarborgen. Gereguleerde derdentoegang op basis van gereguleerde toegangstarieven moet op lange termijn de standaardregel worden. Om de beheerders de nodige flexibiliteit te bieden en de administratieve kosten tijdens de opstartfase van de markt voor waterstof te verminderen, moeten de lidstaten de mogelijkheid hebben om het gebruik van via onderhandelingen tot stand gekomen derdentoegang tot en met 31 december 2032 toe te staan.
- (85)
Alleen de delen van de natuurlijk gevormde ondergrondse opslagplaatsen die voor aardgas worden gebruikt, zoals zoutholten, waterhoudende grondlagen en uitgeputte aardgasvelden, kunnen ook voor waterstof worden gebruikt. Zulke grootschalige ondergrondse opslaginstallaties voor waterstof zijn slechts in beperkte mate beschikbaar en zijn ongelijk verdeeld over de lidstaten. Gezien de potentieel gunstige rol voor de werking van waterstoftransport en markten voor waterstof, moeten derden uiteindelijk gereguleerde toegang krijgen tot dergelijke grootschalige ondergrondse opslaginstallaties, teneinde een gelijk speelveld voor marktdeelnemers te waarborgen. In de opstartfase van een markt voor waterstof moet er echter flexibiliteit zijn voor de lidstaten om tot en met 31 december 2032 ook gebruik te maken van via onderhandelingen tot stand gekomen toegangsregelingen.
- (86)
Het valt te verwachten dat waterstof en waterstofderivaten, zoals ammoniak, of vloeibare organische waterstofdragers zullen worden ingevoerd in en getransporteerd binnen de Unie. Het is echter nog onzeker met welke middelen en in welke vorm waterstof zal worden getransporteerd, daar er waarschijnlijk verschillende middelen en vormen naast elkaar zullen bestaan en met elkaar zullen concurreren. Deze richtlijn voorziet in een regelgevingskader voor infrastructuur en markten voor gasvormige waterstof. Bijgevolg moeten, alleen indien andere vormen van waterstof of derivaten en de faciliteiten waarin deze worden behandeld, relevant zijn om de opkomst van een concurrerende markt voor gasvormige waterstof te waarborgen, hun rol en de regels daarvoor in deze richtlijn worden omschreven.
- (87)
Terminals voor de verlading en omzetting van per schip getransporteerde vloeibare waterstof of vloeibare ammoniak in gasvormige waterstof zijn een middel om waterstof in te voeren, maar concurreren met andere wijzen van waterstoftransport. Hoewel de derdentoegang tot dergelijke terminals moet worden gewaarborgd, moeten de lidstaten voorzien in een systeem van via onderhandelingen overeengekomen derdentoegang teneinde de administratieve kosten voor beheerders en regulerende instanties te verminderen. De opslagplaats die aan de terminal is verbonden en waartoe derdentoegang wordt verleend, moet in verhouding staan tot de capaciteit van de terminal om waterstof om te zetten en in het net te injecteren. Derdentoegang tot laaddiensten voor vrachtwagens hoeft echter niet noodzakelijk te zijn, mits die exploitatie geen ondersteunende dienst is die verband houdt met de daaropvolgende omzetting en injectie van waterstof in het net.
- (88)
De lidstaten kunnen ervoor kiezen aardgas uit te faseren om de doelstelling inzake klimaatneutraliteit van Verordening (EU) 2021/1119 te verwezenlijken of om technische redenen. Het is belangrijk te voorzien in een duidelijk regelgevingskader dat het mogelijk maakt de weigering van toegang en de eventuele afsluiting van netgebruikers toe te staan om die beleidsdoelstellingen te verwezenlijken. Het moet mogelijk zijn netgebruikers toegang te weigeren of hun toevoer af te sluiten met betrekking tot infrastructuur die overeenkomstig het netontwikkelingsplan zal worden ontmanteld op transmissieniveau of indien er in ontmanteling wis voorzien op distributieniveau. Tegelijkertijd moeten er passende maatregelen worden genomen om netgebruikers in dergelijke omstandigheden te beschermen en is het ook belangrijk dat de besluiten tot weigering van toegang en tot afsluiting worden genomen op basis van door de regulerende instanties opgestelde objectieve, transparante en niet-discriminerende criteria.
- (89)
Bestaande verticaal geïntegreerde waterstofnetten moeten om afwijkingen van de vereisten van deze richtlijn kunnen verzoeken, mits die netten niet aanzienlijk worden uitgebreid en die afwijkingen geen nadelige gevolgen hebben voor de mededinging, de waterstofinfrastructuur of de marktontwikkeling, wat regelmatig moet worden gecontroleerd.
- (90)
Lokale waterstofclusters moeten een belangrijke bouwsteen van de waterstofeconomie van de Unie zijn. Die clusters zouden kunnen profiteren van vereenvoudigde regelgevingsvereisten in de opstartfase van de markt voor waterstof, met name wat betreft de toepassing van ontvlechting van eigendom op netten die in die clusters aan marktdeelnemers leveren. De overeenkomstige vereenvoudigde regelgevingsvereisten moeten ook betrekking hebben op de noodzaak van flexibiliteit in de regelgeving voor rechtstreekse pijpleidingverbindingen tussen waterstofproducenten en individuele afnemers.
- (91)
Interconnectoren voor pijpleidingen met derde landen kunnen dienen als een transportmiddel voor de in- of uitvoer van waterstof. De toepasselijkheid van deze richtlijn op waterstofpijpleidingen van en naar derde landen moet worden beperkt tot het grondgebied van de lidstaten. De exploitatievoorschriften voor waterstofinterconnectoren met derde landen moeten worden vastgelegd in een internationale overeenkomst tussen de Unie en de verbonden derde landen. Een dergelijke internationale overeenkomst mag niet als noodzakelijk worden beschouwd indien de lidstaat die door de waterstofinterconnector is aangesloten of voornemens is te worden aangesloten, onderhandelt over en overgaat tot de sluiting van een intergouvernementele overeenkomst met de betrokken derde landen of de betrokken derde landen overeenkomstig de machtigingsprocedure waarin deze richtlijn voorziet, dit om te zorgen voor een samenhangend regelgevingskader en de consistente toepassing ervan voor de gehele infrastructuur.
- (92)
Om het efficiënte beheer van de waterstofnetten in de Unie te waarborgen, moeten de waterstofnetbeheerders verantwoordelijk zijn voor de werking, het onderhoud en de ontwikkeling van het net, in nauwe samenwerking met andere waterstofnetbeheerders en andere systeembeheerders waarmee hun netten verbonden zijn of kunnen worden, onder meer om energiesysteemintegratie te bevorderen.
- (93)
Waterstoftransmissienetbeheerders moeten voldoende grensoverschrijdende capaciteit voor het transport van waterstof opbouwen om aan elke economisch redelijke en technisch haalbare vraag naar capaciteit te voldoen, en marktintegratie mogelijk te maken.
- (94)
In lijn met de EU-waterstofstrategie is het belangrijk dat de nadruk ligt op het transport en het gebruik van waterstof in zuivere vorm. In die zin is het belangrijk dat het waterstofsysteem waterstof met een hoge zuiverheidsgraad transporteert, opslaat en behandelt en dat daarbij rekening wordt gehouden met de kwaliteitseisen van de waterstofeindgebruikers, anders dan bij waterstof die in het aardgassysteem wordt gemengd. Daarnaast is het van belang dat de waterstofkwaliteitsnormen verdere criteria opleveren ter bepaling van de algemeen aanvaardbare zuiverheidsniveaus van waterstof. De Europese normalisatie-instellingen moeten via een technisch normalisatieproces een bandbreedte van aanvaardbare zuiverheidsniveaus van waterstof en andere relevante kwaliteitsparameters voor waterstof (bijvoorbeeld contaminanten) vaststellen.
- (95)
In sommige gevallen kan, afhankelijk van onder meer de topografie van waterstofnetten en de populatie van eindgebruikers die met de waterstofnetten zijn verbonden, waterstofkwaliteitsbeheer door waterstofnetbeheerders noodzakelijk worden (bijvoorbeeld zuivering). Daarom moeten de regulerende instanties de waterstofnetbeheerders opdragen een efficiënt beheer van de waterstofkwaliteit in hun netten te waarborgen indien dat nodig is voor het systeembeheer. Bij het uitvoeren van dergelijke activiteiten moeten de waterstofnetbeheerders een stabiele waterstofkwaliteit voor eindgebruikers waarborgen, ook in moeilijk koolstofvrij te maken sectoren, door te voldoen aan de toepasselijke waterstofkwaliteitsnormen.
- (96)
Wanneer aardgassysteembeheerders of waterstofnetbeheerders verzoeken om toegang of aansluiting weigeren wegens een gebrek aan capaciteit, moeten zij een dergelijke weigering naar behoren motiveren en de beheerders worden verplicht hun systeem te verbeteren om de gevraagde aansluitingen of toegang mogelijk te maken indien dat economisch efficiënt is en met de lopende planning strookt.
- (97)
Obstakels voor de voltooiing van de interne markt voor aardgas die het gevolg zijn van de niet-toepassing van de marktregels van de Unie op aardgastransmissieleidingen van en naar derde landen, moeten ook worden aangepakt. Het is noodzakelijk ervoor te zorgen dat de regels die gelden voor aardgastransmissieleidingen tussen twee of meer lidstaten, binnen de Unie ook gelden voor aardgastransmissieleidingen van en naar derde landen. Dit moet zorgen voor de samenhang van het rechtskader binnen de Unie, terwijl concurrentieverstoringen op de interne Uniemarkt voor energie en negatieve effecten op de leveringszekerheid worden voorkomen. Dit moet ook meer transparantie en rechtszekerheid bieden aan marktdeelnemers, in het bijzonder aan investeerders in aardgasinfrastructuur en systeemgebruikers, met betrekking tot de toepasselijke wettelijke regeling.
- (98)
De lidstaten en de landen die partij zijn bij het Verdrag tot oprichting van de energiegemeenschap(30) moeten nauw samenwerken wat betreft alle aangelegenheden die verband houden met de ontwikkeling van een geïntegreerde en koolstofvrije markt voor aardgas, en zij mogen geen maatregelen treffen die verdere integratie van de markten voor aardgas of de leveringszekerheid van de lidstaten en de verdragsluitende partijen in het gedrang brengen. Daarbij kan het gaan om samenwerking op het gebied van aardgasopslagcapaciteit en het uitnodigen van deskundigen voor regionale aardgasrisicogroepen.
- (99)
Pijpleidingen die een olie- of aardgasproductieproject van een derde land verbinden met een verwerkingsinstallatie of met een aanlandingsterminal binnen een lidstaat, dienen als upstreampijpleidingnetten te worden beschouwd. Pijpleidingen die een olie- of aardgasproductieproject in een lidstaat verbinden met een verwerkingsinstallatie of met een aanlandingsterminal binnen een derde land, mogen voor de toepassing van deze richtlijn niet als upstreampijpleidingnetten worden beschouwd, aangezien zulke pijpleidingen normaliter geen groot effect hebben op de interne energiemarkt.
- (100)
Transmissiesysteembeheerders dienen de vrijheid te hebben technische overeenkomsten met transmissiesysteembeheerders of andere entiteiten in derde landen te sluiten over kwesties in verband met de exploitatie en de interconnectie van transmissiesystemen, mits de inhoud van die overeenkomsten verenigbaar is met het Unierecht.
- (101)
Bestaande technische overeenkomsten tussen transmissiesysteembeheerders of andere entiteiten over de exploitatie van transmissieleidingen dienen van kracht te blijven, mits zij stroken met het Unierecht en de desbetreffende besluiten van de regulerende instantie.
- (102)
Indien dergelijke technische overeenkomsten bestaan, is het krachtens deze richtlijn niet noodzakelijk dat een internationale overeenkomst tussen een lidstaat en een derde land of een overeenkomst tussen de Unie en een derde land wordt gesloten met betrekking tot de exploitatie van de betrokken aardgastransmissieleiding.
- (103)
De toepasselijkheid van deze richtlijn op aardgastransmissieleidingen van en naar derde landen moet worden beperkt tot het grondgebied van de lidstaten. Wat offshore-aardgastransmissieleidingen betreft, dient deze richtlijn van toepassing te zijn in de territoriale wateren van de lidstaat waar zich het eerste interconnectiepunt met het net van de lidstaten bevindt.
- (104)
Bestaande overeenkomsten tussen een lidstaat en een derde land over de exploitatie van transmissieleidingen moeten van kracht kunnen blijven, overeenkomstig deze richtlijn.
- (105)
Wat overeenkomsten of gedeelten van overeenkomsten met derde landen betreft die gevolgen kunnen hebben voor de gemeenschappelijke regels van de Unie, moet er een coherente en transparante procedure worden ingesteld waarbij een lidstaat op eigen verzoek kan worden gemachtigd tot wijziging, uitbreiding, aanpassing, verlenging of sluiting van een overeenkomst met een derde land over de exploitatie van een transmissieleiding of een upstreampijpleidingnet tussen de lidstaat en een derde land. De procedure mag de uitvoering van deze richtlijn niet vertragen, dient de bevoegdheidsverdeling tussen de Unie en de lidstaten onverlet te laten, en dient van toepassing te zijn op zowel bestaande als nieuwe overeenkomsten.
- (106)
Indien duidelijk is dat het voorwerp van een overeenkomst deels een bevoegdheid van de Unie is en deels van een lidstaat, is het van wezenlijk belang te zorgen voor nauwe samenwerking tussen die lidstaat en de instellingen van de Unie.
- (107)
Om te zorgen voor eenvormige voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijn moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden overgedragen zodat zij kan besluiten een lidstaat te machtigen een overeenkomst met een derde land te wijzigen, uit te breiden, aan te passen, te verlengen of te sluiten, of besluiten om die machtiging te weigeren. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (31).
- (108)
De zekerheid van de energielevering is een essentieel element voor de openbare veiligheid en is daarom inherent verbonden met de efficiënte functionering van de interne markt voor aardgas en met de integratie van de geïsoleerde markten voor aardgas van de lidstaten. Aardgas kan de burgers van de Unie slechts bereiken via het net. Functionerende open markten voor aardgas en met name netten en andere assets die met de levering van aardgas verbonden zijn, zijn essentieel voor de openbare veiligheid, het concurrentievermogen van de economie en het welzijn van de burgers van de Unie. Personen uit derde landen mogen bijgevolg alleen zeggenschap over een transmissiesysteem of een transmissiesysteembeheerder krijgen, indien zij voldoen aan de eisen van daadwerkelijke scheiding die binnen de Unie van toepassing zijn. Onverminderd haar internationale verplichtingen is de Unie van oordeel dat de sector van de aardgastransmissiesystemen van groot belang is voor de Unie en dat er dus extra beschermingsmaatregelen vereist zijn met betrekking tot het in stand houden van de energieleveringszekerheid van de Unie, teneinde bedreigingen voor de openbare orde en de openbare veiligheid in de Unie en het welzijn van de burgers van de Unie te voorkomen. De energieleveringszekerheid in de Unie noopt met name tot een beoordeling van de onafhankelijkheid van het netbeheer, van de mate waarin de Unie en de afzonderlijke lidstaten afhankelijk zijn van de levering van energie uit derde landen, alsmede van de behandeling van binnenlandse en buitenlandse handel en investeringen in energie in een bepaald derde land. De leveringszekerheid moet derhalve worden beoordeeld in het licht van de feitelijke omstandigheden van elk geval, alsmede in het licht van de rechten en verplichtingen uit hoofde van het internationaal recht, in het bijzonder de internationale overeenkomsten tussen de Unie en het betrokken derde land. De Commissie moet in voorkomend geval aanbevelingen doen om te onderhandelen over toepasselijke overeenkomsten met derde landen waarin de energieleveringszekerheid in de Unie aan bod komt of om daartoe de nodige elementen op te nemen in andere onderhandelingen met deze derde landen.
- (109)
Er moeten verdere maatregelen worden getroffen om te zorgen voor transparante en niet-discriminerende tarieven voor de toegang tot transport. Deze tarieven moeten op een niet-discriminerende basis voor alle gebruikers gelden. Indien een aardgasopslaginstallatie, leidingbuffer of ondersteunende dienst op een voldoende concurrerende markt functioneert, kan toegang worden verleend op basis van transparante en niet-discriminerende, op de markt gebaseerde mechanismen.
- (110)
De onafhankelijkheid van aardgasopslagsysteembeheerders moet worden gewaarborgd teneinde derden een betere toegang te geven tot aardgasopslaginstallaties die in technische of economische zin noodzakelijk zijn voor een efficiënte toegang tot het systeem voor levering aan de afnemers. Het is daarom passend dat aardgasopslaginstallaties worden beheerd door juridisch gescheiden entiteiten die over effectieve beslissingsbevoegdheid beschikken met betrekking tot de activa die noodzakelijk zijn voor het onderhoud, de exploitatie en de ontwikkeling van aardgasopslaginstallaties. Ook moet er meer transparantie komen wat betreft de aardgasopslagcapaciteit die aan derden ter beschikking wordt gesteld, meer bepaald door de lidstaten te verplichten een duidelijk, niet-discriminerend kader in te stellen en bekend te maken waarin het voor aardgasopslaginstallaties geldende reguleringsstelsel omschreven staat. Deze verplichting mag geen nieuw besluit over toegangsregelingen vereisen, maar moet de transparantie met betrekking tot de regeling inzake toegang tot aardgasopslag verbeteren. Vertrouwelijkheidsvoorschriften voor commercieel gevoelige informatie zijn van groot belang als het gegevens met een strategisch karakter betreft of als een aardgasopslaginstallatie slechts één gebruiker heeft.
- (111)
Niet-discriminerende toegang tot het distributienet is bepalend voor de toegang tot afnemers op retailniveau. De ruimte voor discriminatie wat toegang voor derden en investeringen betreft, is echter kleiner op distributieniveau dan op transmissieniveau omdat congestie en de invloed van de productiebelangen op het distributieniveau doorgaans minder groot zijn dan op transmissieniveau. Om gelijke mededingingsvoorwaarden op retailniveau vast te stellen, moeten de activiteiten van de distributiesysteembeheerders worden gemonitord om te voorkomen dat zij profiteren van hun verticale integratie ten gunste van hun concurrentiepositie op de markt, met name ten aanzien van huishoudelijke afnemers en kleine niet-huishoudelijke afnemers.
- (112)
De lidstaten moeten concrete maatregelen nemen ter ondersteuning van een breder gebruik van duurzaam biomethaan of andere soorten gas die technisch en veilig kunnen worden geïnjecteerd in, en getransporteerd via, het aardgassysteem, alsook van de producenten waarvan zonder discriminatie toegang tot dat systeem moet worden verleend, mits die toegang permanent verenigbaar is met de toepasselijke technische voorschriften en veiligheidsnormen en tenzij in deze richtlijn anders is bepaald.
- (113)
Producenten van hernieuwbaar gas en koolstofarm gas zijn vaak aangesloten op het distributienet. Om hun acceptatie en marktintegratie te vergemakkelijken, is het van essentieel belang dat zij ongehinderd toegang krijgen tot de groothandelsmarkt en de relevante virtuele handelspunten. De toegang van hernieuwbaar gas en koolstofarm gas tot de groothandelsmarkt moet worden vergemakkelijkt door een definitie van een entry-exitsysteem vast te stellen die de opneming van distributiesystemen mogelijk maakt en er uiteindelijk voor zorgt dat alle productiefaciliteiten toegang hebben tot de markt, ongeacht of zij op het distributie- of het transmissiesysteem zijn aangesloten. Bovendien bepaalt Verordening (EU) 2024/1789 dat distributiesysteembeheerders en transmissiesysteembeheerders met elkaar moeten samenwerken om tweerichtingsstromen van het distributienet naar het transmissienet of alternatieve middelen voor gemakkelijkere marktintegratie van hernieuwbaar gas en koolstofarm gas mogelijk te maken.
- (114)
Teneinde kleine distributiesysteembeheerders geen onevenredige financiële en administratieve lasten op te leggen, moeten de lidstaten, waar nodig, in staat zijn de betrokken bedrijven te ontheffen van de voorschriften inzake juridische ontvlechting.
- (115)
Indien gebruikgemaakt wordt van een gesloten distributiesysteem om optimale efficiëntie van een geïntegreerde energielevering te waarborgen waarbij specifieke exploitatienormen nodig zijn, of indien een gesloten distributiesysteem primair ten behoeve van de eigenaar van het systeem wordt gehandhaafd, moet de distributiesysteembeheerder kunnen worden vrijgesteld van verplichtingen die een onnodige administratieve belasting zouden vormen gezien de bijzondere aard van de betrekking tussen de distributiesysteembeheerder en de gebruikers van het systeem. Industrie- of commerciële locaties of locaties met gedeelde diensten, zoals spoorwegstations, luchthavens, ziekenhuizen, grote campings met geïntegreerde faciliteiten of chemische-industrielocaties zouden een gesloten distributiesysteem kunnen hebben wegens de specifieke aard van hun activiteiten.
- (116)
Door de integratie van toenemende volumes hernieuwbaar gas en koolstofarm gas in het aardgassysteem verandert de kwaliteit van het in de Unie getransporteerde en verbruikte gas. Met het oog op het efficiënte beheer van het aardgassysteem moeten transmissiesysteembeheerders verantwoordelijk zijn voor het management van de gaskwaliteit in hun installaties. Indien er hernieuwbaar gas en koolstofarm gas wordt geïnjecteerd op distributieniveau, en het nodig is om het effect daarvan op de gaskwaliteit te beheren, kunnen regulerende instanties de distributiesysteembeheerders opdragen het efficiënte beheer van de gaskwaliteit in hun faciliteiten te waarborgen. Bij het uitvoeren van taken inzake gaskwaliteitsbeheer moeten transmissie- en distributiesysteembeheerders voldoen aan de toepasselijke gaskwaliteitsnormen.
- (117)
Om de interne markt voor aardgas goed te laten functioneren, moeten de regulerende instanties besluiten kunnen nemen over alle relevante reguleringskwesties en moeten zij volledig onafhankelijk zijn van alle andere publieke of particuliere belangen. De bepalingen met betrekking tot de autonomie bij de uitvoering van de toegewezen begroting van de regulerende instantie dienen te worden toegepast in het kader dat bij nationale wet- en regelgeving inzake begrotingszaken is ingesteld. De lidstaten dragen door middel van een adequaat roulatiesysteem bij aan de onafhankelijkheid van de regulerende instantie van politieke of economische belangen of van inmenging, en daarbij moeten de lidstaten rekening kunnen houden met de beschikbaarheid van personele middelen en de omvang van het bestuur.
- (118)
Om ervoor te zorgen dat alle marktdeelnemers, waaronder nieuwkomers, daadwerkelijk toegang tot de markt hebben, zijn niet-discriminerende balanceringsmechanismen nodig die de kosten weerspiegelen. Dit moet worden verwezenlijkt door de invoering van transparante, op de markt gebaseerde mechanismen voor de levering en aankoop van de hoeveelheden aardgas die nodig zijn in het kader van de balanceringsbehoeften. De regulerende instanties moeten een actieve rol spelen om te garanderen dat de balanceringsprijzen niet-discriminerend zijn en een weerspiegeling van de kosten vormen. Tegelijkertijd moeten passende stimuleringsmaatregelen worden vastgesteld om de input en output van gas op elkaar af te stemmen en het systeem niet in gevaar te brengen.
- (119)
De regulerende instanties moeten in staat zijn de tarieven of de methoden voor de berekening van de tarieven vast te stellen of goed te keuren op basis van een voorstel van de transmissiesysteembeheerder, de distributiesysteembeheerder of de LNG-systeembeheerder, dan wel op basis van een voorstel dat is overeengekomen tussen deze systeembeheerders en de gebruikers van het net. Bij de uitvoering van deze taken moeten de regulerende instanties ervoor zorgen dat de transmissie- en distributietarieven niet-discriminerend zijn en een weerspiegeling van de kosten vormen, en rekening houden met de op lange termijn, marginale, vermeden netkosten van vraagzijdebeheersmaatregelen.
- (120)
De regulerende instanties moeten, in nauwe samenwerking met het bij Verordening (EU) 2019/942 opgerichte Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (Agency for the Cooperation of Energy Regulators — ACER), een open, concurrerende, veilige en ecologisch duurzame interne markt voor waterstof met ongehinderde grensoverschrijdende stromen bevorderen. Om de interne markt voor waterstof goed te laten functioneren, moeten de regulerende instanties besluiten kunnen nemen over alle relevante reguleringskwesties.
- 121)
De regulerende instanties moeten de bevoegdheid krijgen om bindende besluiten in verband met aardgas- of waterstofbedrijven vast te stellen en doeltreffende, evenredige en afschrikwekkende sancties op te leggen aan aardgas- of waterstofbedrijven die hun verplichtingen niet nakomen of een bevoegde rechterlijke instantie daartoe voorstellen te doen. Daarnaast moeten de regulerende instanties de bevoegdheid krijgen om, ongeacht de toepassing van de concurrentieregels, een besluit te nemen over passende maatregelen om voordelen voor de afnemers te waarborgen door middel van bevordering van daadwerkelijke mededinging die noodzakelijk is voor de goede werking van de interne markt voor aardgas en voor waterstof. Het opzetten van gasafzetprogramma's is een van de mogelijke maatregelen om daadwerkelijke mededinging te bevorderen en een goede werking van de markt te garanderen.
- (122)
De regulerende instanties moeten ook de bevoegdheid krijgen om bij te dragen aan het waarborgen van een hoog niveau van openbare dienstverlening voor de openstelling van de markt, aan de bescherming van kwetsbare afnemers, en aan een optimale effectiviteit van de maatregelen ter bescherming van de consument. Deze bepalingen laten de bevoegdheden van de Commissie op het gebied van de toepassing van de mededingingsregels, inclusief het onderzoek naar fusies met een EU-dimensie, en de regels betreffende de interne markt, zoals het vrije verkeer van kapitaal, onverlet. De onafhankelijke instantie waarbij een door de beslissing van een regulerende instantie getroffen partij beroep kan aantekenen, zou een rechtbank of een andere rechterlijke instantie kunnen zijn met de bevoegdheid om een rechterlijke toetsing uit te voeren.
- (123)
Het harmoniseren van de bevoegdheden van regulerende instanties moet de bevoegdheden omvatten om stimulansen te bieden aan bedrijven, en effectieve, evenredige en afschrikkende sancties op te leggen aan die bedrijven of een bevoegde rechtbank voor te stellen dergelijke sancties op te leggen. Bovendien moeten regulerende instanties gemachtigd zijn relevante informatie van de bedrijven te verkrijgen, aangewezen en toereikend onderzoek te verrichten en geschillen te beslechten.
- (124)
De regulerende instanties en ACER moeten informatie over de markt voor waterstof verstrekken om transparantie te waarborgen, onder meer over aspecten als vraag en aanbod, transportinfrastructuur, kwaliteit van de dienstverlening, grensoverschrijdende handel, investeringen, groothandels- en verbruikerstarieven, en marktliquiditeit.
- (125)
Transmissiesysteembeheerders spelen een belangrijke rol bij het waarborgen van kosteneffectieve investeringen in aardgas- en waterstofnetten. Er moeten aanvullende vereisten worden ingevoerd zodat de planning consistenter verloopt voor alle energiedragers, en de kloof tussen de diverse nationale en Uniebrede netplanningsbenaderingen wordt overbrugd. Om een kosteneffectieve uitrol van infrastructuur te waarborgen en gestrande activa te voorkomen, moet bij de netplanning ook rekening worden gehouden met de toegenomen onderlinge verbanden tussen aardgas, elektriciteit en waterstof en, in voorkomend geval, stadsverwarming. Naast activa voor omzetting van elektriciteit in aardgas kunnen de onderlinge verbanden tussen waterstof en elektriciteit ook waterstofcentrales omvatten. De netplanning moet transparant zijn en de relevante belanghebbenden de mogelijkheid bieden om aan de ontwikkeling ervan deel te nemen. Daartoe moeten de beheerders worden verplicht de belanghebbenden uitgebreid te raadplegen. De op grond van Verordening (EG) nr. 401/2009 van het Europees Parlement en de Raad (32) opgerichte Europese wetenschappelijke adviesraad inzake klimaatverandering kan advies uitbrengen over de gezamenlijke scenario's. Het netontwikkelingsplan voor waterstof moet gericht zijn op het gebruik van waterstof in moeilijk koolstofvrij te maken sectoren waar verder geen energie- en kostenefficiënte alternatieven meer voorhanden zijn.
- (126)
Door colocatie vinden de productie en het verbruik van waterstof plaats op dezelfde locatie of zo dicht mogelijk daarbij, zodat een stabiele waterstofkwaliteit voor eindgebruik wordt gewaarborgd en de kosten en milieueffecten, alsmede waterstoflekken in samenhang met transport tot een minimum worden beperkt. Waterstofnetbeheerders moeten samenwerken met beheerders van aangesloten en naburige netten om een zo efficiënt mogelijke aansluiting te waarborgen.
- (127)
Bij de ontwikkeling van het netontwikkelingsplan is het belangrijk dat de infrastructuurbeheerders rekening houden met de beginselen ‘energie-efficiëntie eerst’ en systeemefficiëntie, die door de Commissie zijn geponeerd in haar aanbeveling van 28 september 2021, getiteld ‘Energie-efficiëntie eerst: van beginselen tot praktijk — Richtsnoeren en voorbeelden voor de toepassing ervan in de besluitvorming in de energiesector en daarbuiten’, met name met het verwachte verbruik voor de ontwikkeling van het gezamenlijke scenario. Oplossingen aan de vraagzijde moeten voorrang krijgen als die kosteneffectiever zijn dan infrastructuurinvesteringen.
- (128)
In de EU-strategie voor een geïntegreerd energiesysteem wordt gewezen op het belang van de gecoördineerde planning en werking van het energiesysteem voor de verwezenlijking van de decarbonisatiedoelstellingen. Daarom moeten er netontwikkelingsplannen worden opgesteld op basis van een gezamenlijk scenario dat sectoroverschrijdend wordt ontwikkeld. Met behoud van de mogelijkheid tot vaststelling van afzonderlijke sectorale netmodellen, en afzonderlijke hoofdstukken in het geval van een gezamenlijk netontwikkelingsplan, moeten infrastructuurbeheerders streven naar een hogere mate van integratie en daarbij rekening houden met systeembehoeften die verder gaan dan specifieke energiedragers.
- (129)
Netontwikkelingsplannen zijn een belangrijk element om tekorten in de infrastructuurvoorzieningen op te sporen en informatie te geven over infrastructuurvoorzieningen die moeten worden gebouwd of worden ontmanteld en voor andere doeleinden, zoals waterstoftransport, kunnen worden gebruikt. Dit geldt ongeacht welk ontvlechtingsmodel is gekozen voor de netbeheerders.
- (130)
Wanneer in het kader van het netontwikkelingsplan informatie wordt gegeven over infrastructuurvoorzieningen die kunnen worden ontmanteld, kan dit betekenen dat de infrastructuur permanent buiten gebruik wordt gesteld door deze ongebruikt te laten, te ontmantelen of beschikbaar te stellen voor gebruik voor andere doeleinden, zoals waterstoftransport. De achterliggende reden van de grotere transparantie inzake infrastructuur is dat herbestemde infrastructuur relatief goedkoper is dan nieuw aangelegde infrastructuur en derhalve een kosteneffectieve transitie mogelijk moet maken.
- (131)
In lidstaten waar het de bedoeling is een waterstofdistributienet te ontwikkelen, moet de ontwikkeling van de waterstofinfrastructuur gebaseerd zijn op een realistische en toekomstgerichte vraagprognose, waarbij ook rekening moet worden gehouden met potentiële behoeften vanuit het oogpunt van het elektriciteitssysteem en de moeilijk koolstofvrij te maken sectoren. Indien de lidstaten besluiten specifieke heffingen toe te staan om bij te dragen aan de financiering van nieuwe waterstofinfrastructuur, moet het plan de regulerende instantie helpen bij de beoordeling van die heffingen. Het plan moet om de vier jaar worden ingediend. Vóór 31 december 2032 moeten plannen worden ingediend bij de regulerende instantie of een andere bevoegde instantie. Indiening na die datum kan alleen nog bij de regulerende instantie.
- (132)
De informatie in het netontwikkelingsplan over de planning, ontmanteling of herbestemming die van invloed is op de gereguleerde assets, moet een raming van de gevolgen voor de tarieven mogelijk maken.
- (133)
In plaats van een nationaal netontwikkelingsplan op lidstaatniveau te verstrekken, moeten de lidstaten ervoor kunnen kiezen een netontwikkelingsplan op regionaal niveau op te stellen dat meer dan één lidstaat omvat en in overeenstemming is met de vrijwillige regionale integratie van de markt voor aardgas.
- (134)
In tegenstelling tot elektriciteit zal de rol van aardgas in de toekomst steeds kleiner worden, wat ook van invloed is op de vraag naar investeringen in infrastructuur. In het netontwikkelingsplan moet daarom op een evenwichtige manier rekening worden gehouden met mededingingsbezwaren en moeten gestrande activa worden vermeden.
- (135)
De lidstaten moeten ervoor kunnen kiezen een deel van hun distributiesysteem strategisch te sluiten en aan te passen om de levering van aardgas aan huishoudelijke afnemers geleidelijk af te bouwen teneinde de transitie naar een duurzaam en doeltreffend systeem te waarborgen.
- (136)
De lidstaten moeten van waterstofdistributienetbeheerders verlangen dat zij in waterstofdistributienetplannen de waterstofnetinfrastructuur presenteren die zij willen ontwikkelen en herbestemmen. Van aardgasdistributiesysteembeheerders moet worden verlangd dat zij netontmantelingsplannen ontwikkelen wanneer een daling van de vraag naar aardgas wordt verwacht waardoor aardgasdistributiesystemen of delen daarvan moeten worden ontmanteld. Aardgasdistributiesysteembeheerders en waterstofdistributienetbeheerders kan worden toegestaan gezamenlijke plannen te ontwikkelen indien zij in hetzelfde gebied actief zijn en er delen van het net moeten worden herbestemd. Die plannen moeten in overeenstemming zijn met de tienjarige netontwikkelingsplannen. De distributienetontwikkelingsplannen en de ontmantelingsplannen voor aardgas moeten energie-efficiëntie en energiesysteemintegratie bevorderen, waarbij ook rekening moet worden gehouden met de lokale verwarmings- en koelingsplannen. Die plannen moeten bijdragen tot de verwezenlijking van de energie- en klimaatdoelstellingen van de Unie en gebaseerd zijn op redelijke veronderstellingen over de vraag naar en de productie van aardgas en waterstof. Bij het opstellen van het plan moeten de beheerders worden verplicht een raadplegingsproces te voeren waarbij de relevante belanghebbenden worden betrokken, en de ontwerpplannen openbaar te maken. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de regulerende instanties sturing geven indien er delen van het distributiesysteem ontmanteld zouden moeten worden, met name indien dat het geval is vóór het einde van hun oorspronkelijk verwachte afschrijvingstermijn.
- (137)
Het kader voor het berekenen en aanrekenen van aansluitkosten en vergoedingen aan producenten van biomethaan is een belangrijk element om duurzaam biomethaan in de aardgasnetten van de Unie te kunnen integreren. De lidstaten moeten een regelgevingskader scheppen voor het faciliteren van een efficiënte aansluiting van de installaties voor de productie van biomethaan op de transmissie- of distributiesystemen. Bij het vaststellen of goedkeuren van tarieven of de door de transmissie- en distributiesysteembeheerders te gebruiken methoden, moeten de regulerende instanties, onverminderd hun onafhankelijkheid bij de uitvoering van die taken, rekening kunnen blijven houden met de door die systeembeheerders gemaakte kosten en gedane investeringen.
- (138)
Er moet vooruitgang worden geboekt in de richting van onderling verbonden markten voor waterstof in de Unie en daartoe moeten investeringen in grensoverschrijdende waterstofinfrastructuur worden bevorderd.
- (139)
Het marktvertrouwen, de liquiditeit van de markt en het aantal marktdeelnemers moeten stijgen en daarvoor moet het regulerend toezicht op bedrijven die actief zijn in de aardgaslevering worden versterkt. Dergelijke eisen moeten verenigbaar zijn met het bestaande Unierecht betreffende de financiële markten en laten bedoelde wetgeving onverlet. Regulerende instanties en de regelgevende instanties voor de financiële markten moeten samenwerken teneinde het voor elkaar mogelijk te maken een overzicht over de betrokken markten te krijgen. De lidstaten moeten de financiële soliditeit van aardgasleveringsbedrijven als criterium kunnen hanteren voor het verlenen van een vergunning voor de verkoop, met inbegrip van wederverkoop, van aardgas. Een dergelijk criterium moet volledig transparant en niet-discriminerend zijn.
- (140)
Aardgas wordt voornamelijk, en in toenemende mate, uit derde landen ingevoerd in de Unie. De Uniewetgeving dient rekening te houden met de kenmerken van aardgas, zoals een bepaalde structurele starheid als gevolg van de concentratie van leveranciers, langetermijncontracten of het gebrek aan liquiditeit downstream. Daarom is meer transparantie nodig, onder meer bij de totstandkoming van de prijs.
- (141)
Voordat de Commissie richtsnoeren aanneemt waarin voorts de eisen met betrekking tot het bijhouden van gegevens worden omschreven, moeten ACER en de Europese Autoriteit voor effecten en markten (European Securities and Markets Authority — ESMA), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (33), gezamenlijk de kwestie bestuderen en de Commissie van advies dienen over de inhoud van die richtsnoeren. ACER en de ESMA moeten ook samenwerken om verder onderzoek te verrichten en advies te verlenen over de vraag of transacties in gasleveringscontracten en aardgasderivaten vóór of na de transactie moeten worden onderworpen aan transparantie-eisen en, zo ja, wat dan de inhoud van die eisen moet zijn.
- (142)
De lidstaten, of, indien lidstaten hierin hebben voorzien, de regulerende instanties, dienen de ontwikkeling van afschakelbare leveringscontracten te stimuleren.
- (143)
De lidstaten moeten waarborgen dat, rekening houdend met de nodige kwaliteitsvoorschriften, biomethaan en andere soorten gas een niet-discriminerende toegang tot het aardgassysteem krijgen, op voorwaarde dat deze toegang permanent verenigbaar is met de desbetreffende technische regels en veiligheidsnormen. Deze regels en normen moeten het technisch mogelijk en veilig maken dat biomethaan en andere soorten gas worden ingevoerd in en getransporteerd via het aardgassysteem, en moeten ook rekening houden met de chemische kenmerken van deze gassen.
- (144)
Langetermijncontracten maken een belangrijk deel van de aardgaslevering van de lidstaten uit. Omdat zij evenwel geen belemmering mogen zijn voor de toetreding van hernieuwbaar gas en koolstofarm gas, mogen contracten voor de levering van onbehandeld fossiel gas geen looptijd hebben tot na 31 december 2049. Dergelijke contracten moeten dus altijd in overeenstemming zijn met de doelstellingen van deze richtlijn en verenigbaar zijn met het VWEU, met inbegrip van de mededingingsregels. Er moet met deze contracten rekening worden gehouden bij de planning van de leverings- en transportcapaciteit van bedrijven. Hoewel onbehandelde fossiele gassen nog steeds een belangrijke rol spelen, zal het belang ervan voor het veiligstellen van de energielevering van de Unie geleidelijk afnemen. De lidstaten moeten zorgen voor de uitfasering van fossiel gas, en daarbij rekening houden met de beschikbaarheid van alternatieven. Indien hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen daarin voorzien, moeten de lidstaten een einddatum voor de looptijd van langetermijncontracten voor onbehandeld fossiel gas kunnen vaststellen die eerder is dan 31 december 2049.
- (145)
Teneinde de handhaving van hoge normen van de openbare dienstverlening in de Unie te waarborgen, moet de Commissie op gezette tijden in kennis worden gesteld van alle door de lidstaten genomen maatregelen ter verwezenlijking van de doelstellingen van deze richtlijn. De Commissie moet op gezette tijden een verslag publiceren waarin de op nationaal niveau genomen maatregelen ter verwezenlijking van de doelstellingen van openbare dienstverlening worden geanalyseerd en de doelmatigheid ervan wordt vergeleken, teneinde aanbevelingen te kunnen doen betreffende maatregelen die op nationaal niveau moeten worden genomen om een hoog peil van openbare dienstverlening te bereiken.
- (146)
Naleving van de eisen inzake openbaredienstverlening is een fundamentele eis van deze richtlijn, en het is belangrijk dat in deze richtlijn gemeenschappelijke, door alle lidstaten nageleefde minimumnormen worden vastgelegd waarbij rekening wordt gehouden met de doelstellingen op het gebied van algemene bescherming, bestrijding van energiearmoede, prijsmonitoring, leveringszekerheid, milieubescherming en gelijkwaardige mededingingsniveaus in alle lidstaten. Het is belangrijk dat de eisen inzake openbaredienstverlening op nationale basis kunnen worden geïnterpreteerd, rekening houdend met de nationale omstandigheden en met inachtneming van het Unierecht.
- (147)
De maatregelen van de lidstaten om de doelstellingen inzake sociale en economische cohesie te verwezenlijken moeten met name adequate economische stimulansen kunnen behelzen, waarbij, indien nodig, alle bestaande Unie- en nationale instrumenten worden gebruikt. Tot die instrumenten kunnen ook aansprakelijkheidsmechanismen, die de nodige investeringen moeten garanderen, behoren.
- (148)
- (149)
De marktprijzen dienen de juiste stimulansen te bieden voor ontwikkeling van het netwerk.
- (150)
Sommige lidstaten moeten als gevolg van de historische kenmerken en maturiteitsniveaus van hun markten voor aardgas de mogelijkheid hebben om af te wijken van specifieke voorschriften van deze richtlijn om ongerechtvaardigde benadeling te voorkomen, en een efficiënte ontwikkeling van de markten voor aardgas in die lidstaten te bevorderen. Dit geldt met name voor Luxemburg, vanwege zijn specifieke marktkenmerken, en voor alle lidstaten die nog niet zijn aangesloten op het stelsel van systemen van andere lidstaten of die de eerste commerciële levering van hun eerste langetermijncontract voor de levering van aardgas nog niet hebben ontvangen. Om een eenvormige toepassing van het Unierecht te waarborgen, moeten afwijkingen voor lidstaten die nog niet zijn aangesloten op het stelsel van systemen van andere lidstaten of die de eerste commerciële levering in het kader van hun eerste langetermijncontract voor de levering van gas nog niet hebben ontvangen, tijdelijk zijn en alleen gelden totdat die lidstaten hogere normen kunnen halen wat betreft openstelling van de markt en interconnectiviteit met het geïntegreerde aardgassysteem van de Unie. Indien een dergelijke afwijking van toepassing is, moet zij ook betrekking hebben op bepalingen in deze richtlijn die een aanvulling vormen op of voorafgaande toepassing vereisen van een van de bepalingen waarvan een afwijking is toegestaan.
- (151)
De bevordering van eerlijke concurrentie en gemakkelijke toegang voor verschillende leveranciers moeten voor de lidstaten zaken van het grootste belang zijn, willen de consumenten ten volle kunnen profiteren van de voordelen van een geliberaliseerde interne markt voor aardgas.
- (152)
Met het oog op de totstandbrenging van een interne markt voor aardgas moeten de lidstaten de integratie van hun nationale markten en de samenwerking van de systeembeheerders op Unie- en regionaal niveau bevorderen, waarbij de geïsoleerde systemen die gaseilanden in de Unie blijven vormen, ook worden geïntegreerd.
- (153)
Vrijwillige regionale marktintegratie, met name marktsamenvoegingen, kan verschillende voordelen opleveren, afhankelijk van de specifieke kenmerken van de markten. Marktintegratie kan een kans zijn om het gebruik van infrastructuur te optimaliseren, mits dit geen negatieve gevolgen heeft voor naburige markten, bijvoorbeeld door hogere grensoverschrijdende tarieven. Het is ook een kans om de mededinging, de liquiditeit en de handel te versterken ten voordele van de eindafnemers in de regio, door leveranciers aan te trekken die anders niet zouden komen door de kleine omvang van de markt. Door marktintegratie kunnen ook grotere zones worden gecreëerd die toegang hebben tot meer bevoorradingsbronnen. Een dergelijke diversificatie kan gevolgen hebben voor de groothandelsprijzen, dankzij een betere concurrentie tussen de bronnen, maar kan ook de leveringszekerheid ten goede komen als er in de nieuwe samengevoegde zone geen interne congestie overblijft. Marktintegratie kan een basis vormen voor de verdere ondersteuning van de transformatie van de markt voor aardgas, onder meer voor het gebruik van hernieuwbaar gas en koolstofarm gas. De lidstaten, de regulerende instanties en de transmissiesysteembeheerders moeten samenwerken om regionale integratie te bevorderen.
- (154)
De ontwikkeling van een daadwerkelijke interne markt voor aardgas via een heel de Unie bestrijkend onderling gekoppeld netwerk dient een van de voornaamste doelstellingen van deze richtlijn te zijn en de behandeling van reguleringsvraagstukken met betrekking tot grensoverschrijdende koppelingen en regionale markten moeten daarom een van de belangrijkste taken van de regulerende instanties zijn, die waar nodig in nauwe samenwerking met ACER verricht worden.
- (155)
Tot gemeenschappelijke regels komen voor een werkelijke interne markt en een ruime aardgaslevering moet ook een van de belangrijkste doelstellingen van deze richtlijn uitmaken. Hiertoe zouden onvervalste marktprijzen een prikkel voor grensoverschrijdende handel bieden en tot prijsconvergentie leiden.
- (156)
De regulerende instanties moeten informatie over de markt verstrekken, ook om het voor de Commissie mogelijk te maken zich te kwijten van haar taak inzake observatie en monitoring van de interne markt voor aardgas en de ontwikkeling daarvan op korte, middellange en lange termijn, met inbegrip van aspecten zoals vraag en aanbod, transmissie- en distributie-infrastructuur, kwaliteit van de dienstverlening, grensoverschrijdende handel, congestiebeheer, investeringen, groothandels- en verbruikerstarieven, marktliquiditeit, alsmede milieu- en efficiëntieverbeteringen. De regulerende instanties moeten de nationale mededingingsautoriteiten en de Commissie meedelen in welke lidstaten de mededinging en een goede werking van de markt worden belemmerd door de prijzen.
- (157)
Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk de totstandbrenging van volledig operationele interne markten voor aardgas en waterstof, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.
- (158)
Krachtens Verordening (EU) 2024/1789 kan de Commissie richtsnoeren of netcodes vaststellen om het vereiste niveau van harmonisatie te bewerkstelligen. Dergelijke richtsnoeren of netcodes, die bijgevolg bindende, als uitvoeringsverordeningen van de Commissie vastgestelde regels zijn, vormen, ook ten aanzien van sommige bepalingen van deze richtlijn, een nuttig instrument dat zo nodig snel kan worden aangepast.
- (159)
In het bijzonder moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om de richtsnoeren vast te stellen die nodig zijn voor het bewerkstelligen van de minimale harmonisatie om het met deze richtlijn beoogde doel te kunnen bereiken.
- (160)
Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van dergelijke stukken gerechtvaardigd, in het bijzonder naar aanleiding van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in zaak C-543/17 (34).
- (161)
Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en beginselen die met name door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (‘het handvest’) worden erkend. Deze richtlijn moet bijgevolg worden uitgelegd en toegepast in overeenstemming met deze rechten en beginselen, met name het recht op bescherming van persoonsgegevens dat door artikel 8 van het Handvest wordt gewaarborgd. Het is van essentieel belang dat elke verwerking van persoonsgegevens uit hoofde van deze richtlijn in overeenstemming is met Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (35).
- (162)
Teneinde de niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn te wijzigen of de richtlijn aan te vullen op bepaalde specifieke gebieden die van fundamenteel belang zijn ter verwezenlijking van de doelstellingen van deze richtlijn, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen teneinde te voorzien in richtsnoeren betreffende de minimumcriteria ter waarborging van de onafhankelijkheid van de transmissiesysteem- of waterstoftransmissieneteigenaar en de aardgasopslagsysteem- of waterstofopslagbeheerder, gedetailleerde richtsnoeren voor de procedure voor de certificering van een transmissiesysteembeheerder of waterstoftransmissienetbeheerder, richtsnoeren over de omvang van de taken van de regulerende instanties inzake onderlinge samenwerking en samenwerking met ACER, gedetailleerde richtsnoeren voor de procedure inzake de overeenstemming van een besluit van een regulerende instantie met netcodes en richtsnoeren die worden vastgesteld op grond van deze richtlijn en van Verordening (EU) 2024/1789, en richtsnoeren voor de methoden en regelingen voor het bijhouden van gegevens en voor de vorm en de inhoud van door leveringsbedrijven te verstrekken gegevens over transacties in het kader van aardgas- en waterstofleveringscontracten en in aardgas- en waterstofderivaten. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven(36). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.
- (163)
Teneinde eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze richtlijn, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend voor de vaststelling van interoperabiliteitsvoorschriften en niet-discriminerende en transparante procedures voor gegevenstoegang. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011.
- (164)
Met het oog op een soepele en doeltreffende uitvoering van deze richtlijn ondersteunt de Commissie de lidstaten door middel van het instrument voor technische ondersteuning, dat is vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/240 van het Europees Parlement en de Raad (37) en waarmee technische expertise op maat wordt geboden voor het ontwerpen en uitvoeren van hervormingen, met inbegrip van hervormingen die concurrerende interne markten voor aardgas en waterstof bevorderen, de integratie van hernieuwbaar gas en koolstofarm gas mogelijk maken en de samenwerking en coördinatie tussen transmissie- en distributiesysteembeheerders verbeteren. De technische ondersteuning behelst bijvoorbeeld versterking van de bestuurlijke capaciteit, harmonisatie van de wetgevingskaders en uitwisseling van beste praktijken op dit gebied.
- (165)
Richtlijn 2009/73/EG moet derhalve worden ingetrokken en de verplichting tot omzetting van de onderhavige richtlijn in intern recht dient te worden beperkt tot de bepalingen die ten opzichte van Richtlijn 2009/73/EG materieel zijn gewijzigd. De verplichting tot omzetting van de ongewijzigde bepalingen vloeit voort uit die richtlijn.
- (166)
Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in deel B van bijlage III bij deze richtlijn genoemde termijnen voor omzetting in intern recht en toepassingsdata van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 323 van 26.8.2022, blz. 101.
PB C 498 van 30.12.2022, blz. 83.
Standpunt van het Europees Parlement van 11 april 2024 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 21 mei 2024.
Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en tot intrekking van Richtlijn 2003/55/EG (PB L 211 van 14.8.2009, blz. 94).
Richtlijn 2003/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en houdende intrekking van Richtlijn 98/30/EG (PB L 176 van 15.7.2003, blz. 57).
Verordening (EU) 2019/943 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende de interne markt voor elektriciteit (PB L 158 van 14.6.2019, blz. 54).
Richtlijn (EU) 2019/944 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot wijziging van Richtlijn 2012/27/EU (PB L 158 van 14.6.2019, blz. 125).
Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2021 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2009 en Verordening (EU) 2018/1999 (‘Europese klimaatwet’) (PB L 243 van 9.7.2021, blz. 1).
PB C 371 van 15.9.2021, blz. 58.
Verordening (EU) 2023/857 van het Europees Parlement en de Raad van 19 april 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2018/842 betreffende bindende jaarlijkse broeikasgasemissiereducties door de lidstaten van 2021 tot en met 2030 teneinde bij te dragen aan klimaatmaatregelen om aan de toezeggingen uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs te voldoen, en van Verordening (EU) 2018/1999 (PB L 111 van 26.4.2023, blz. 1).
Verordening (EU) 2023/957 van het Europees Parlement en de Raad van 10 mei 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2015/757 om maritieme vervoersactiviteiten in het EU-emissiehandelssysteem op te nemen en te voorzien in de monitoring, rapportage en verificatie van emissies van aanvullende broeikasgassen en emissies van aanvullende scheepstypes (PB L 130 van 16.5.2023, blz. 105).
Verordening (EU) 2023/1805 van het Europees Parlement en de Raad van 13 september 2023 betreffende het gebruik van hernieuwbare en koolstofarme brandstoffen in het zeevervoer, en tot wijziging van Richtlijn 2009/16/EG (PB L 234 van 22.9.2023, blz. 48).
Verordening (EU) 2023/2405 van het Europees Parlement en de Raad van 18 oktober 2023 inzake het waarborgen van een gelijk speelveld voor duurzaam luchtvervoer (ReFuelEU Luchtvaart) (PB L, 2023/2405, 31.10.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/2405/oj).
Richtlijn (EU) 2023/959 van het Europees Parlement en de Raad van 10 mei 2023 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie en Besluit (EU) 2015/1814 betreffende de instelling en de werking van een marktstabiliteitsreserve voor de EU-regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten (PB L 130 van 16.5.2023, blz. 134).
Richtlijn (EU) 2023/1791 van het Europees Parlement en de Raad van 13 september 2023 betreffende energie-efficiëntie en tot wijziging van Verordening (EU) 2023/955 (PB L 231 van 20.9.2023, blz. 1).
Richtlijn (EU) 2023/2413 van het Europees Parlement en de Raad van 18 oktober 2023 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2018/2001, Verordening (EU) 2018/1999 en Richtlijn 98/70/EG wat de bevordering van energie uit hernieuwbare bronnen betreft, en tot intrekking van Richtlijn (EU) 2015/652 van de Raad (PB L, 2023/2413, 31.10.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2023/2413/oj).
Verordening (EU) 2024/1789 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2024 betreffende de interne markten voor hernieuwbaar gas, aardgas en waterstof, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1227/2011, (EU) 2017/1938, (EU) 2019/942 en (EU) 2022/869 en Besluit (EU) 2017/684 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 715/2009 (PB L, 2024/1789, 15.7.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/1789/oj).
Verordening (EU) nr. 1227/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de integriteit en transparantie van de groothandelsmarkt voor energie (PB L 326 van 8.12.2011, blz. 1).
Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 82).
Verordening (EU) 2024/1787 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2024 inzake de vermindering van methaanemissies in de energiesector en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/942 (PB L, 2024/1787, 15.7.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/1787/oj).
Verordening (EU) 2017/1938 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2017 betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gasleveringszekerheid en houdende intrekking van Verordening (EU) nr. 994/2010 (PB L 280 van 28.10.2017, blz. 1).
Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Richtlijn 94/22/EG, Richtlijn 98/70/EG, Richtlijn 2009/31/EG, Verordening (EG) nr. 663/2009, Verordening (EG) nr. 715/2009, Richtlijn 2009/73/EG, Richtlijn 2009/119/EG van de Raad, Richtlijn 2010/31/EU, Richtlijn 2012/27/EU, Richtlijn 2013/30/EU en Richtlijn (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013 (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 1).
Verordening (EU) 2019/941 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende risicoparaatheid in de elektriciteitssector en tot intrekking van Richtlijn 2005/89/EG (PB L 158 van 14.6.2019, blz. 1).
Verordening (EU) 2019/942 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators (PB L 158 van 14.6.2019, blz. 22).
Richtlijn (EU) 2018/844 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn 2010/31/EU betreffende de energieprestatie van gebouwen en Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie (PB L 156 van 19.6.2018, blz. 75).
Richtlijn (EU) 2018/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 houdende wijziging van Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 210).
Aanbeveling (EU) 2020/1563 van de Commissie van 14 oktober 2020 over energiearmoede (PB L 357 van 27.10.2020, blz. 35).
Aanbeveling (EU) 2023/2407 van de Commissie van 20 oktober 2023 over energiearmoede (PB L, 2023/2407, 23.10.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/reco/2023/2407/oj).
Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (de EG-concentratieverordening) (PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1).
PB L 198 van 20.7.2006, blz. 18.
Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
Verordening (EG) nr. 401/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake het Europees Milieuagentschap en het Europees milieuobservatie- en -informatienetwerk (PB L 126 van 21.5.2009, blz. 13).
Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).
Arrest van het Hof van Justitie van 8 juli 2019 in zaak C-543/17, Europese Commissie/Koninkrijk België, ECLI:EU:C:2019:573.
Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.
Verordening (EU) 2021/240 van het Europees Parlement en de Raad van 10 februari 2021 tot vaststelling van een instrument voor technische ondersteuning (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 1).