Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 575/2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012
Artikel 428 Posten die stabiele financiering vereisen
Geldend
Geldend vanaf 09-07-2024
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 01-01-2025.
- Bronpublicatie:
31-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1623 (uitgifte: 19-06-2024, regelingnummer: 2024/1623)
- Inwerkingtreding
09-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1623 (uitgifte: 19-06-2024, regelingnummer: 2024/1623)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Tenzij in mindering gebracht op het eigen vermogen, worden de volgende posten afzonderlijk aan de bevoegde autoriteiten gerapporteerd, zodat de behoeften aan stabiele financiering kan worden beoordeeld:
- a)
de activa die overeenkomstig artikel 416 als liquide activa kunnen worden aangemerkt, opgesplitst naar soort actief;
- b)
de volgende effecten en geldmarktinstrumenten die niet onder punt a) vallen:
- i)
activa die in aanmerking komen voor kredietkwaliteitscategorie 1 krachtens artikel 122;
- ii)
activa die in aanmerking komen voor kredietkwaliteitscategorie 2 krachtens artikel 122;
- iii)
andere activa;
- c)
gewone aandelen van niet-financiële entiteiten die zijn genoteerd op een belangrijke index aan een erkende beurs;
- d)
andere gewone aandelen;
- e)
goud;
- f)
andere edele metalen;
- g)
niet-hernieuwbare leningen en kortlopende vorderingen, en afzonderlijk die niet-hernieuwbare leningen en kortlopende vorderingen waarvan de kredietnemers de volgende personen zijn:
- i)
natuurlijke personen, met uitzondering van eenmanszaken en personenvennootschappen;
- ii)
kmo's die kunnen worden ingedeeld bij de categorie blootstellingen met betrekking tot particulieren en kleine partijen in het kader van de standaardbenadering of de IRB-benadering voor het kredietrisico, of een onderneming die in aanmerking komt voor de in artikel 153, lid 4, vervatte behandeling, en waarbij het geaggregeerde deposito geplaatst door die cliënt of groep van verbonden cliënten kleiner is dan 1 miljoen EUR;
- iii)
landen, centrale banken en publiekrechtelijke lichamen;
- iv)
niet onder i) en ii) bedoelde cliënten, andere dan financiële cliënten;
- v)
niet onder i), ii) en iii) bedoelde cliënten die financiële cliënten zijn, waarvan afzonderlijk de cliënten die kredietinstellingen en andere financiële cliënten zijn;
- h)
niet-verlengbare leningen en kortlopende vorderingen bedoeld onder g), en daarvan afzonderlijk die:
- i)
die gedekt zijn met zekerheden in de vorm van zakelijk onroerend goed;
- ii)
die gedekt zijn met zekerheden in de vorm van niet-zakelijk onroerend goed;
- iii)
- i)
te ontvangen bedragen uit derivaten;
- j)
overige activa;
- k)
onbenutte kredietfaciliteiten die overeenkomstig bijlage I als posten van ‘subklasse 4’, ‘subklasse 3’ of ‘subklasse 2’ worden aangemerkt.
2.
In voorkomend geval worden alle posten ingedeeld in de vijf in artikel 427, lid 2, beschreven tijdsintervallen.