HR, 09-06-2015, nr. 14/03143
ECLI:NL:HR:2015:1505
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
09-06-2015
- Zaaknummer
14/03143
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:1505, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 09‑06‑2015; (Cassatie, Artikel 80a RO-zaken)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:836, Gevolgd
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2014:2632, Niet ontvankelijk
ECLI:NL:PHR:2015:836, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑04‑2015
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2015:1505, Gevolgd
Beroepschrift, Hoge Raad, 13‑11‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 06‑11‑2014
- Vindplaatsen
NJ 2016/433 met annotatie van P.H.P.H.M.C. van Kempen
SR-Updates.nl 2015-0278
Uitspraak 09‑06‑2015
Inhoudsindicatie
HR: art. 80a RO. De kwalificatie vindt niet haar grondslag in de bewezenverklaring. Gelet echter op de opgelegde straf en het op het bewezenverklaarde feit gestelde strafmaximum alsmede in aanmerking genomen dat geen rechtsregel eraan in de weg staat dat de rechter (binnen de grenzen van het strafmaximum voor het bewezenverklaarde feit) bij de strafoplegging ten nadele van verdachte rekening houdt met een omstandigheid die, hoewel dat had gekund, niet als strafverzwarende omstandigheid is tlgd. en bewezenverklaard, terwijl in cassatie niet is bestreden dat van die omstandigheid ttz. is gebleken, is het belang van verdachte bij haar cassatieberoep op dit punt niet evident. HR verwijst naar ECLI:NL:HR:2012:BX0146. De schriftuur bevat niet een in zo een geval vereiste toelichting m.b.t. het belang bij het ingestelde cassatieberoep en het – rechtens te respecteren – belang bij vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het Hof met het oog op een nieuwe behandeling. De HR is – ook overigens – van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen.
Partij(en)
9 juni 2015
Strafkamer
nr. S 14/03143
MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 10 juni 2014, nummer 23/005418-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. P.R. de Korte, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur en aanvullende schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schrifturen zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft schriftelijk het standpunt ingenomen dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
2.1.
Het tweede middel klaagt over de kwalificatie die het Hof heeft gegeven aan de bewezenverklaring. Het voert daartoe aan dat het Hof het bewezenverklaarde heeft gekwalificeerd als "openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl dat geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft", terwijl de tenlastelegging en de bewezenverklaring - voor zover hier van belang - slechts inhouden dat openlijk in vereniging geweld is gepleegd. Het vierde middel klaagt dat het Hof door een niet bewezenverklaarde strafverzwarende omstandigheid wel bij de strafoplegging te laten meewegen van een te hoog strafmaximum is uitgegaan.
2.2.1.
Aan de verdachte is subsidiair tenlastegelegd dat:
"zij op of omstreeks 10 december 2011 te Amsterdam met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Korte Marnixstraat en/of Haarlemmerplein, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [betrokkene], welk geweld bestond uit het (meermalen) - (met kracht) in/tegen het gezicht en/of hoofd en/of lichaam, stompen en/of slaan en/of - (met geschoeide voet) (met kracht) in/tegen het gezicht en/of hoofd en/of lichaam schoppen en/of trappen."
2.2.2.
Ten laste van de verdachte is daarvan bewezenverklaard dat:
"zij op 10 december 2011 te Amsterdam met anderen, op of aan de openbare weg, Korte Marnixstraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [betrokkene], welk geweld bestond uit het - met geschoeide voet (met kracht) in/tegen het gezicht en hoofd en lichaam schoppen."
2.2.3.
Het Hof heeft het bewezenverklaarde gekwalificeerd als:
"openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl dat geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft."
2.2.4.
Het Hof heeft de verdachte te dier zake veroordeeld tot, voor zover hier van belang, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 92 dagen, met een proeftijd van 2 jaren, en een werkstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis. Het Hof heeft daartoe het volgende overwogen:
"De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het primair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 92 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 92 dagen met aftrek, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar en een werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich onder invloed van een grote hoeveelheid alcohol schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging, door samen met anderen het slachtoffer dat op de grond lag te schoppen. Door de gedragingen van de verdachte en de andere omstanders heeft het slachtoffer onherstelbaar lichamelijk letsel opgelopen. Gelet op de ernst van deze feiten acht het hof, hoewel het tot een andere kwalificatie komt, de straf die in eerste aanleg is opgelegd passend en geboden.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 16 mei 2014 is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld ter zake van een geweldsmisdrijf.
De raadsman heeft ter terechtzitting gewezen op het rapport van de Reclassering van 9 mei 2014, waaruit volgt dat de omstandigheden waaronder de verdachte is opgegroeid zeer moeilijk waren, en aangevoerd dat de verdachte sinds het feit van 2 jaren geleden haar leven heeft gebeterd.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden."
2.3.
Art. 141 Sr luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
"1. Zij die openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen, worden gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren en zes maanden of geldboete van de vierde categorie.
2. De schuldige wordt gestraft:
(...)
2°. met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren of geldboete van de vijfde categorie, indien dat geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
(...)"
2.4.
De hiervoor onder 2.2.3 weergegeven kwalificatie vindt niet haar grondslag in de bewezenverklaring. Daarover klaagt het tweede middel terecht. Gelet echter op de door het Hof opgelegde straf en het op het bewezenverklaarde feit gestelde strafmaximum alsmede in aanmerking genomen dat geen rechtsregel eraan in de weg staat dat de rechter (binnen de grenzen van het strafmaximum voor het bewezenverklaarde feit) bij de strafoplegging ten nadele van de verdachte rekening houdt met een omstandigheid die, hoewel dat had gekund, niet als strafverzwarende omstandigheid is tenlastegelegd en bewezenverklaard, terwijl in cassatie niet is bestreden dat van die omstandigheid ter terechtzitting is gebleken, is het belang van de verdachte bij haar cassatieberoep op dit punt niet evident. De schriftuur bevat evenwel niet de in HR 11 september 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX0146, NJ 2013/241, rov. 2.6.2 bedoelde, in zo een geval vereiste toelichting met betrekking tot het belang bij het ingestelde cassatieberoep en het - rechtens te respecteren - belang bij vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het Hof met het oog op een nieuwe behandeling.
2.5.
De Hoge Raad is - ook overigens - van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom - gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal - het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 juni 2015.
Conclusie 07‑04‑2015
Inhoudsindicatie
HR: art. 80a RO. De kwalificatie vindt niet haar grondslag in de bewezenverklaring. Gelet echter op de opgelegde straf en het op het bewezenverklaarde feit gestelde strafmaximum alsmede in aanmerking genomen dat geen rechtsregel eraan in de weg staat dat de rechter (binnen de grenzen van het strafmaximum voor het bewezenverklaarde feit) bij de strafoplegging ten nadele van verdachte rekening houdt met een omstandigheid die, hoewel dat had gekund, niet als strafverzwarende omstandigheid is tlgd. en bewezenverklaard, terwijl in cassatie niet is bestreden dat van die omstandigheid ttz. is gebleken, is het belang van verdachte bij haar cassatieberoep op dit punt niet evident. HR verwijst naar ECLI:NL:HR:2012:BX0146. De schriftuur bevat niet een in zo een geval vereiste toelichting m.b.t. het belang bij het ingestelde cassatieberoep en het – rechtens te respecteren – belang bij vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het Hof met het oog op een nieuwe behandeling. De HR is – ook overigens – van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen.
Nr. S 14/03143 Zitting: 7 april 2015 | E.J. Hofstee Standpunt/conclusie inzake: [verdachte] |
Na bestudering van de zaak ben ik van mening dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden AG |
Beroepschrift 13‑11‑2014
Hoge Raad der Nederlanden Strafgriffie
Postbus 20303
2500 EH 's Gravenhage
PER FAXBERICHT: 070- 753 03 52
Eveneens in vijfvoud per falk courier
AANVULLING MIDDELEN VAN CASSATIE
Amsterdam, 13 november 2014
Edelhoogachtbare heer / vrouwe,
In aanvulling op mijn schriftuur d.d. 6 november treft u bijgaand mijn aanvulling middelen van cassatie in onderhavige zaak met het zaaknummer S 14/03143, parketnummer gerechtshof Amsterdam 23/005418-12 namens [verdachte]
GEEFT EERBIEDIG TE KENNEN:
Dat [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats], adres houdende aan de [adres] te ([postcode]) Amsterdam, hierna: ‘verzoekster’, in deze zaak woonplaats kiezende aan de Sophialaan 33 te (1075 BL) Amsterdam ten kantore van De Koning Vergouwen Advocaten, van welk kantoor de advocaat mr. P.R. de Korte door haar als gemachtigde is gesteld, hierbij tijdig de volgende middelen van cassatie voordraagt tegen een haar betreffend arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, uitgesproken op 10 juni 2014 onder parketnummer 23-005418-12:
Aanvulling middelen van cassatie:
Cassatiemiddel iv
IV.
Doordat het gerechtshof te Amsterdam bij de strafoplegging heeft betrokken, dat het onder 1 bewezenverklaarde, zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad en daardoor is uitgegaan van een te hoog strafmaximum, waardoor de beslissing van het hof onbegrijpelijk of ontoereikend gemotiveerd is.
Toelichting op middel iv
Onder de kwalifacatie is door het hof is opgenomen dat het bewezenverklaarde openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl dat geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad. Ten aanzien van de strafoplegging heeft het hof overwogen: Door de gedragingen van verdachte en de andere omstanders heeft het slachtoffer onherstelbaar lichamelijk letsel opgelopen. Hiermee lijkt het hof bij haar strafoplegging te zijn uitgegaan van strafverzwarende omstandigheden, ten aanzien van een feit waarvan geen toepassing kan worden gegeven aan het verhoogde strafmaximum van art. 141 lid 2 onder 2 Sr. Aangezien enkel art. 141 lid 1 Sr ten laste is gelegd.
Weshalve:
Gelet op de inhoud van het dossier wordt u verzocht het arrest van het gerechtshof te Amsterdam te vernietigen en de zaak terug te verwijzen naar een ander gerechtshof danwel zelf recht te doen om doelmatigheidsredenen.
Deze aanvulling op het schriftuur wordt ondertekend en ingediend door mr. P.R. de Korte, advocaat te Amsterdam, aldaar kantoorhoudende aan de Sophialaan 33, die verklaart voor deze ondertekening en indiening bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd door verzoekster van cassatie.
Amsterdam, 13 november 2014
P.R. de Korte
Beroepschrift 06‑11‑2014
Hoge Raad der Nederlanden Strafgriffie
Postbus 20303
2500 EH 's Gravenhage
PER FAXBERICHT: 070- 753 03 52
Eveneens in vijfvoud per falk courier
Amsterdam, 6 november 2014
Schriftuur houdende een schriftelijke toelichting inzake zaaknummer S 14/03143, parketnummer gerechtshof Amsterdam 23/005418-12 namens [verzoekster]
GEEFT EERBIEDIG TE KENNEN:
Dat [verzoekster], geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats], adres houdende aan de [adres] te ([postcode]) [woonplaats], hierna: ‘verzoekster’, in deze zaak woonplaats kiezende aan de Sophialaan 33 te (1075 BL) Amsterdam ten kantore van De Koning Vergouwen Advocaten, van welk kantoor de advocaat mr. P.R. de Korte door haar als gemachtigde is gesteld, hierbij tijdig de volgende middelen van cassatie voordraagt tegen een haar betreffend arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, uitgesproken op 10 juni 2014 onder parketnummer 23-005418-12:
Cassatiemiddel I
I.
Doordat het gerechtshof te Amsterdam heeft overwogen dat verzoekster bij het verhoor bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat zij een trappende beweging heeft gemaakt, is de beslissing van het hof onbegrijpelijk althans onjuist althans onvoldoende gemotiveerd.
Toelichting op middel I
In het arrest is ten aanzien van het gevoerde bewijsverweer opgenomen: De verdachte heeft zowel bij het politieverhoor als bij het verhoor bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat zij een trappende beweging richting het slachtoffer heeft gemaakt. Echter heeft verzoekster in onderhavige zaak in het geheel geen verklaring afgelegd bij de rechter-commissaris. Verzoekster is namelijk in het geheel niet voorgeleid aan een rechter-commissaris in onderhavige zaak.
Cassatiemiddel II
I.
Verzuim van vormen waarvan de naleving op straffe van nietigheid is voorgeschreven en/of schending van het recht doordat de bewezenverklaring afwijkt van hetgeen is opgenomen in de tenlastelegging.
Toelichting op middel II
Het hof heef onder de strafbaarheid van het bewezenverklaarde opgenomen dat de bewezenverklaring oplevert openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl dat geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft. Dit feit is echter niet op de tenlastelegging opgenomen. Onder het subsidiair op de tenlastelegging is enkel art. 141 lid 1 Sr opgenomen en niet tevens de strafverhogende omstandigheid (zwaar lichamelijk letsel ten gevolg hebbende) opgenomen onder 141 lid 2 sub 2 Sr, zoals thans bewezenverklaard.
Cassatiemiddel III
II.
Verzuim van vormen waarvan de naleving op straffe van nietigheid is voorgeschreven en/of schending van het recht doordat het bewezenverklaarde niet door de bewijsmiddelen wordt gedekt.
Toelichting op middel III
Het hof heeft bewezen verklaard dat verzoekster zich schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweldpleging tegen personen, terwijl dit geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft. Onder de opgevoerde bewijsmiddelen in de aanvulling verkort arrest zijn echter geen bewijsmiddel opgenomen, waaruit zou volgen dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Weshalve:
Gelet op de inhoud van het dossier wordt u verzocht het arrest van het gerechtshof te Amsterdam te vernietigen en de zaak terug te verwijzen naar een ander gerechtshof danwel zelf recht te doen om doelmatigheidsredenen.
Deze schriftuur wordt ondertekend en ingediend door mr. P.R. de Korte, advocaat te Amsterdam, aldaar kantoorhoudende aan de Sophialaan 33, die verklaart voor deze ondertekening en indiening bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd door verzoekerster van cassatie.
Amsterdam, 6 november 2014
P.R. de Korte