Einde inhoudsopgave
Renteaftrekbeperkingen in de VPB (FM nr. 119) 2006/7.4.5
7.4.5 De franchise van € 500.000
Dr. J. van Strien, datum 20-10-2006
- Datum
20-10-2006
- Auteur
Dr. J. van Strien
- JCDI
JCDI:ADS583993:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vennootschapsbelasting (V)
Ondernemingsrecht / Jaarrekeningenrecht
Vennootschapsbelasting / Winstbepaling
Dividendbelasting / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
NvW, TK, 2003-2004, 29 210, blz. 9 en 19.
Brandsma, R.P.C.W.M.; Fiscale onderkapitalisatie van vennootschappen, Fiscale monografieën nr. 111, Kluwer, Deventer, 2004, blz. 62-63. Brandsma heeft het over een peanutuitzondering; bij een vreemd vermogen van € 150.000.000 levert de franchise een verruiming op van 0,33%. Dit is inderdaad een gering percentage. Overigens levert een franchise van € 2.000.000 nog maar een verruiming van 1,3% op. Bovendien lijkt de franchise vooral ook in het leven te zijn geroepen ten behoeve van het MKB, vergelijk Nota navnv, TK, 2003-2004, 29 210, blz. 14-15 en Nota navv, EK, 2003-2004, 29 210, blz. 24-25.
Brandsma, R.P.C.W.M.; Fiscale onderkapitalisatie van vennootschappen, Fiscale monografieën nr. 111, Kluwer, Deventer, 2004, blz. 49.
Het bedrag aan vreemd vermogen dat de 3:1-ratio overschrijdt, wordt slechts als een teveel aan vreemd vermogen aangemerkt voor zover een franchise van € 500.000 wordt overschreden, vergelijk art. 10d, lid 4. Deze drempel is ingegeven vanuit de wens het MKB te ontzien, aangezien deze geen voordeel van Bosal hadden. Dit brengt mee dat beperking van renteaftrek alleen aan de orde komt, indien er sprake is van een substantieel teveel aan vreemd vermogen.1 Brandsma pleit in dit verband voor een hogere franchise. Hierbij denkt hij aan een bedrag van € 2.000.000 à € 5.000.000.2 Dat hiermee de uitvoeringslast van art. 10d nog verder wordt gemitigeerd is duidelijk. Dit komt echter voort uit het feit dat minder ondernemingen (dreigen te) worden getroffen door art. 10d.
Overigens vraag ik mij af in hoeverre de franchise bij grote ondernemingen nu daadwerkelijk tot een verzwaring van de uitvoeringslast leidt, zoals Brandsma schetst. Mijns inziens kunnen de meeste grote ondernemingen prima overweg met deze kleine franchise. Daarbij merk ik op dat het door Brandsma voorgestelde systeem zeker niet eenvoudiger is. In dit systeem leidt de overschrijding van de (verhoogde) franchise in beginsel tot het vervallen van de franchise, maar er is nog wel tussenstap, waarbij bij overschrijding tot een bepaald bedrag een lagere drempel geldt.3 De eenvoud die uit dit alternatieve systeem voortkomt, is dat door de hogere drempel minder belastingplichtigen worden geraakt door toepassing van art. 10d en minder belastingplichtigen ook nog de groepstoets hoeven uit te voeren om te bekijken welke toets tot het gunstigste resultaat leidt. De hoogte van de drempel is overigens een politieke/budgettaire beslissing, waarover ik mij verder niet uitlaat.