NJ 2021/122
Wet voorziet niet in zelfstandig instellen van cassatieberoep benadeelde partij. EVRM of Unierecht nopen daartoe evenmin.
HR 04-07-2017, ECLI:NL:HR:2017:1277
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
4 juli 2017
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, E.S.G.N.A.I. van de Griend, M.J. Borgers
- Zaaknummer
16/02876
- Conclusie
A-G mr. A.E. Harteveld
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS262468:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Bijzondere onderwerpen
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht / Tenuitvoerlegging
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:1277, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 04‑07‑2017
ECLI:NL:PHR:2016:1454, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑11‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 21‑06‑2016
- Wetingang
Essentie
Wet voorziet niet in zelfstandig instellen van cassatieberoep benadeelde partij. EVRM of Unierecht nopen daartoe evenmin.
Samenvatting
De wet bevat geen regeling voor het (zelfstandig) instellen van cassatieberoep door een benadeelde partij wanneer haar vordering in het strafgeding niet-ontvankelijk is verklaard of is afgewezen en noch verdachte noch openbaar ministerie cassatieberoep heeft ingesteld (vgl. HR 26 februari 2002, NJ 2003/557). Ook niet wanneer deze procespartijen niet-ontvankelijk zijn in cassatie. De wetgever heeft van een dergelijke voorziening niet willen weten. Het openstellen van beroep in cassatie door een benadeelde partij valt buiten de rechtsvormende taak van de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.