Einde inhoudsopgave
Overeenkomst inzake de administratieve en strafrechtelijke samenwerking op het gebied van de regelingen die verband houden met de verwezenlijking van de doelstellingen van de Benelux Economische Unie
Aanvullend Protocol houdende bijzondere bepalingen op het stuk van de regeling van in-, uit- en doorvoer
Geldend
Geldend vanaf 01-02-1971
- Bronpublicatie:
29-04-1969, Trb. 1969, 124 (uitgifte: 15-08-1969, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-02-1971
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-02-1971, Trb. 1971, 27 (uitgifte: 01-01-1971, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
De Verdragsluitende Partijen bij de heden ondertekende Overeenkomst inzake de administratieve en strafrechtelijke samenwerking op het gebied van de regelingen die verband houden met de verwezenlijking van de doelstellingen van de Benelux Economische Unie,
Overwegende, dat bijzondere bepalingen dienen te gelden op het stuk van de regeling van in-, uit- en doorvoer,
Gelet op artikel 33 van genoemde Overeenkomst,
Hebben besloten hiertoe een Aanvullend Protocol bij genoemde Overeenkomst te sluiten en zijn het volgende overeengekomen:
Artikel 1
Dit Protocol heeft betrekking op de toepassing van de wettelijke bepalingen die verband houden met de regeling van in-, uit- en doorvoer en die als zodanig zijn aangewezen bij beschikking van het Comité van Ministers.
Artikel 2
In de gevallen waarop dit Protocol betrekking heeft, is artikel 5 van de Overeenkomst niet van toepassing.
Artikel 3
In afwijking van artikel 11 van het Verdrag inzake de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen in strafzaken van 26 september 1968 kan een verzoek als bedoeld in artikel 33 van dat Verdrag worden gedaan en kan de inbeslagneming geschieden door de administratieve autoriteiten, die volgens hun nationale wetgeving bevoegd zijn tot inbeslagneming over te gaan, mits zij daartoe door de bevoegde Ministers van elk land zijn aangewezen.
De administratieve autoriteiten van het aangezochte land zullen de gerechtelijke autoriteiten van de plaats van inbeslagneming, aanstonds na de ontvangst van een dergelijk verzoek, daarvan op de hoogte stellen.
Artikel 4
Voor zover een verzoek tot tenuitvoerlegging betrekking heeft op boeten of verbeurdverklaringen is het bepaalde in artikel 3 van het Verdrag inzake de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen in strafzaken van 26 september 1968 niet van toepassing.
Artikel 5
1
Rechterlijke vonnissen die in een van de drie landen zijn gewezen, en die betrekking hebben op de invordering van bedragen verschuldigd wegens een heffing, in dat land opgelegd, of wegens de onverschuldigde betaling in dat land van een restitutie op grond van wettelijke bepalingen, als bedoeld in artikel 1, worden — voor zover blijkt dat de veroordeelde partij op wettige wijze in rechte is verschenen, of dat tegen die partij, nadat zij wettig was gedagvaard of opgeroepen, verstek is verleend — in de beide andere landen uitvoerbaar verklaard overeenkomstig de procedure voorzien in de artikelen 18 en 19 van het Haagse Rechtsvorderingsverdrag van 1 maart 1954.
2
Dwangbevelen, strekkende tot invordering van een bedrag als bedoeld in het vorige lid, kunnen — wanneer zij zijn uitgevaardigd door een bestuursorgaan van een der landen, en zij volgens de wet van dat land uitvoerbaar en niet meer voor aantasting langs de weg van een rechtsmiddel vatbaar zijn — op verzoek van bedoeld bestuursorgaan gericht aan de voorzitter van de rechtbank, bevoegd tot kennisneming van burgerlijke zaken in het arrondissement waarin de tenuitvoerlegging wordt gevraagd, in elk van de beide andere landen uitvoerbaar worden verklaard. Deze rechterlijke autoriteit gaat na, of de partij waartegen de tenuitvoerlegging wordt gevorderd, in de gelegenheid is gesteld om gebruik te maken van de rechtsmiddelen voorzien in de wetgeving van het land waarin het bevel is afgegeven. Hij kan verlangen dat bij het dwangbevel een vertaling wordt gevoegd in de taal van de rechtszaal waarin hij zitting houdt.
3
De vertaling van stukken, overgelegd ingevolge een der voorgaande bepalingen van dit artikel, wordt voor echt en getrouw verklaard door iemand die daartoe bevoegd is in een der bij de zaak betrokken landen.
Artikel 6
In afwijking van artikel 21 van de Overeenkomst wordt het bepaalde in de artikelen 22, 23 en 24 van de Overeenkomst van toepassing verklaard.
Artikel 7
Zes maanden na de inwerkingtreding van de Overeenkomst vervalt het Verdrag over de samenwerking inzake de regeling van in-, uit- en doorvoer van 16 maart 1961.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, dit Protocol hebben ondertekend.
GEDAAN te 's-Gravenhage, op 29 april 1969, in drievoud in de Nederlandse en de Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.