HR, 24-05-2013, nr. 12/03191
ECLI:NL:HR:2013:CA0828
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
24-05-2013
- Zaaknummer
12/03191
- Conclusie
mr. Wuisman
- LJN
CA0828
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2013:CA0828, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 24‑05‑2013; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHSHE:2011:BU8342, Niet ontvankelijk
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:CA0828
ECLI:NL:PHR:2013:CA0828, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑02‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:CA0828
Arrest gerechtshof: ECLI:NL:GHSHE:2011:BU8342
- Vindplaatsen
Uitspraak 24‑05‑2013
Inhoudsindicatie
Cassatie. Niet-ontvankelijkheid. Eisen waaraan cassatiemiddelen dienen te voldoen; art. 407 lid 2 Rv.
24 mei 2013
Eerste Kamer
12/03191
EE/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser], handelend onder de naam [A],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. H.H.M. Meijroos,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 179320/HA ZA 08-1583 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 10 september 2008;
b. de vonnissen in de zaak 185320/HA ZA 08-2462 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 31 december 2008 en 16 juni 2010;
c. het arrest in de zaak 200.074.496 van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 13 december 2011.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot het niet-ontvankelijk verklaren van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.1 Volgens vaste rechtspraak dient een cassatiemiddel, dat moet zijn opgenomen in de cassatiedagvaarding of het cassatieverzoekschrift, te vermelden tegen welke oordelen het is gericht en waarom door de bestreden oordelen het recht is geschonden of deze niet naar behoren zijn gemotiveerd. Een rechtsklacht dient met bepaaldheid en precisie in te houden welke beslissing of overweging in de bestreden uitspraak onjuist is en waarom door die beslissing of overweging het recht is geschonden.
Een motiveringsklacht dient met bepaaldheid en precisie te vermelden welke beslissing of overweging onvoldoende gemotiveerd dan wel onbegrijpelijk is en waarom. Deze laatste eis houdt meer in het bijzonder in dat indien een cassatieklacht (mede) is gebaseerd op in de feitelijke instanties aangevoerde stellingen, het middel de vindplaats(en) moet vermelden van die stellingen in de stukken van het geding.
Dit alles lijdt slechts dan uitzondering, indien het een rechtsklacht betreft en - zo nodig mede uit de gedingstukken - zonder meer duidelijk is waarin volgens de steller van het middel de onjuistheid van de bestreden rechtsopvatting is gelegen, dan wel indien de wederpartij op basis van de in het middel (en eventueel de daarop in de schriftelijke toelichting gegeven verduidelijking) vervatte rechts- en/of motiveringsklachten de rechts-strijd in cassatie heeft aanvaard. (Zie voor het vorenstaande HR 5 november 2010, LJN BN6196, NJ 2013/124, en HR 8 februari 2013, LJN BY2639, NJ 2013/125.)
3.2 De cassatiemiddelen van [eiser] voldoen niet aan de hiervoor genoemde eisen. Nu zich in deze zaak geen van de hiervoor bedoelde uitzonderingen voordoet - [verweerder] heeft in cassatie verstek laten gaan - heeft [eiser] geen middel aangevoerd dat voldoet aan de eisen van art. 407 lid 2 Rv. [Eiser] is derhalve niet-ontvankelijk in zijn cassatieberoep.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in zijn beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 24 mei 2013.
Conclusie 15‑02‑2013
mr. Wuisman
Partij(en)
Zaaknummer: 12/03191
mr. Wuisman
Roldatum: 15 februari 2013(bij vervroeging)
CONCLUSIE inzake:
[Eiser], h.o.d.n. [A],
eiser tot cassatie,
advocaat: mr. H.H.M. Meijroos,
tegen:
[Verweerder],
verweerder in cassatie,
niet verschenen.
1. Feiten en verloop van procedure
1.1
In rov. 4.1 van het in cassatie bestreden arrest van 13 december 2011 omschrijft het hof 's-Hertogenbosch de zaak - in cassatie niet bestreden - als volgt:
"[Verweerder] (verweerder in cassatie, A-G) heeft in december een koopovereenkomst gesloten met [eiser] (eiser tot cassatie, A-G) met betrekking tot een Mercedes-Benz SL 500 met kenteken [AA-00-BB]. Volgens [verweerder] is een koopprijs overeengekomen van € 45.000,- en volgens [eiser] een bedrag van € 75.000,-. [Verweerder] heeft op 8 december 2005 per bank een bedrag betaald aan [eiser] van € 45.000,-, maar de betreffende auto is nimmer door [eiser] geleverd. Na de nodige discussies zijn partijen uiteindelijk overeengekomen om de koopovereenkomst ongedaan te maken. Hierbij heeft [verweerder] aanspraak gemaakt op teruggave van het door hem betaalde bedrag van € 45.000,-."
1.2
Het geschil tussen partijen, ook nog in cassatie, betreft de vraag of [eiser] het bedrag van € 45.000,- wel of niet al aan [verweerder] heeft terugbetaald.
1.3
In de door [verweerder] bij de rechtbank 's-Hertogenbosch tegen [eiser] aangespannen procedure is laatstgenoemde eerst bij verstekvonnis d.d. 10 september 2008 veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 45.000,-. Na verzet is dat vonnis echter door de rechtbank 's-Hertogenbosch bij vonnis van 16 juni 2010 vernietigd. De rechtbank komt tot deze beslissing na het horen van getuigen, onder wie aan de zijde van [eiser] hijzelf, [getuige 1] en [getuige 2]. Met wat zij verklaren acht de rechtbank voldoende aangetoond dat [eiser] aan [verweerder] het bedrag van € 45.000,- heeft terugbetaald.
1.4
Bij exploot van 15 september 2010 komt [verweerder] van het eindvonnis van de rechtbank in hoger beroep bij het hof 's-Hertogenbosch. Het hof waardeert in zijn arrest d.d. 13 december 2011 opnieuw de in eerste aanleg afgelegde getuigenverklaringen; zie de rov. 4.8.1 t/m 4.8.5. Het hof neemt daarbij artikel 164 lid 2 Rv in aanmerking, waarin is bepaald dat een verklaring van een partijgetuige slechts in het voordeel van die partij kan strekken voor zover de verklaring strekt tot aanvulling van ander onvolledig bewijs. De verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] leveren naar het oordeel van het hof onvolledig bewijs op en met de verklaring van [eiser] wordt die onvolledigheid niet in voldoende mate aangevuld. In zijn arrest van 13 december 2011 vernietigt het hof het eindvonnis van de rechtbank en veroordeelt het [eiser] tot betaling aan [verweerder] van een bedrag van € 45.000,-, vermeerderd met wettelijke rente.
1.5
Bij exploot van 12 maart 2012 en daarmee tijdig komt [eiser] in cassatie van het arrest van het hof. [Verweerder] verschijnt niet.
2. Bespreking cassatiemiddelen
2.1
Er worden twee cassatiemiddelen voorgedragen. Het eerste cassatiemiddel ziet op de waardering van de getuigenverklaring van [getuige 1], het tweede cassatiemiddel op de waardering van de getuigenverklaring van [eiser].
2.2
Voor beide cassatiemiddelen is het volgende van belang. Cassatiemiddelen dienen aan zekere minimumeisen te voldoen. De Hoge Raad heeft die eisen in een arrest van 5 november 2010 als volgt omschreven((1)):
"Volgens vaste rechtspraak dient een cassatiemiddel, dat moet zijn opgenomen in de cassatiedagvaarding, te vermelden tegen welke oordelen het is gericht en waarom door de bestreden oordelen het recht is geschonden en/of deze niet genoegzaam zijn gemotiveerd (...). Een rechtsklacht dient met bepaaldheid en precisie in te houden welke beslissing of overweging in de bestreden uitspraak onjuist is en waarom door die beslissing of overweging het recht is geschonden. Een motiveringsklacht dient met bepaaldheid en precisie te vermelden welke beslissing of overweging onvoldoende gemotiveerd dan wel onbegrijpelijk is en waarom (....)."
Er is voor de rechtsklacht nog deze uitzondering opgenomen dat deze, ook al zou zij op zichzelf bezien niet ten volle aan de minimumeisen voldoen, toch niet buiten aanmerking kan worden gelaten indien mede gelet op de processtukken zonder meer duidelijk is waarin volgens de steller van het cassatiemiddel de onjuistheid van de onbestreden rechtsopvatting is gelegen. Voormelde omschrijving van de minimumeisen waaraan een cassatiemiddel dient te voldoen en genoemde uitzondering, heeft de Hoge Raad onlangs nog eens bevestigd in zijn arrest van 8 februari 2013, LJN: BY2639, rov. 3.1.
2.3
Beoordeeld in het licht van de hiervoor vermelde minimumeisen, voldoen beide cassatiemiddelen niet aan deze eisen. In beide middelen wordt wel gerept van het geschonden zijn van het recht door het hof en in diverse toonaarden van onvoldoende motivering, maar iedere toelichting van waarom een en ander zo zou zijn ontbreekt. Ook is niet zonder meer duidelijk waarin te dezen de schending van het recht zou zijn gelegen.
2.4
Doordat de opgevoerde twee cassatiemiddelen zelfs niet aan de voor cassatiemiddelen aan te houden minimumeisen voldoen, is eiser tot cassatie in zijn cassatieberoep niet ontvankelijk te achten. Dit geval is gelijk te stellen met geval dat er geen cassatiemiddelen zijn aangevoerd.
3. Conclusie
De conclusie strekt tot het niet-ontvankelijk verklaren van het cassatieberoep.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
1. HR 5 november 2010, LJN BN6196, JBPr 2011,6, rov. 3.4.1.