Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tot arbitrage (BPP nr. 13) 2011/10.1
10.1 Inleiding
Mr. G.J. Meijer, datum 20-07-2011
- Datum
20-07-2011
- Auteur
Mr. G.J. Meijer
- JCDI
JCDI:ADS510895:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
De zogenaamde 'non-arbitrabiliteit' valt onder art. 11 lid 1in fine NYC, waarnaar de hoofdzin in art. 11 lid 3 NYC verwijst (zie omtrent arbitrabiliteit 10.4.3).
Zie HR 3 januari 1997 (PBS/Diepgrond),NJ 1998, 127 voor een opmerkelijk geval waarin, volgens het toepasselijk Nederlands arbitragerecht, inderdaad is aangenomen dat de desbetreffende overeenkomst tot arbitrage was uitgewerkt; de gewone rechter was toen bevoegd een beslissing te geven omdat het een punt betrof dat de arbiters nog niet hadden beslist en volgens redelijke verwachting ook niet nog zouden beslissen; grondslag vormde de gedachte die aan art. 1031 Rv ten grondslag ligt en die volgens de Hoge Raad ertoe leidt dat een voortijdige beëindiging van de opdracht van het scheidsgerecht de bevoegdheid van de gewone rechter doet herleven; hieruit kan tevens worden afgeleid dat de ingevolge art. 1031 lid 1 Rv beëindigde opdracht van het scheidsgerecht het einde van de overeenkomst tot arbitrage met zich brengt (vgl. ook art. 1031 lid 2 Rv; zie ook MEIJER 2010 (T&C Rv), art. 1031, aant. 1c); het vorenstaande is mijns inziens overigens wel alleen het geval voor het specifieke geschilpunt dat het scheidsgerecht was voorgelegd en dat niet was beslist.
Zie voor deze begrippen VAN DEN BERG, (diss.), blz. 154-161, REDFERN & HUNTER, 2.182, BORN, International Commercial Arbitration, blz. 709-712 alsmede de specifieke bijdragen in: E. GAILLARD & D. Di PIETRO (eds.), Enforcement of Arbitration Agreements and International Arbitral Awards, Londen 2008, blz. 275-296 (R.D. BISHOP, W.M. CORIELL & M.M. CAMPOS, The `Null and Void' Provision in the New York Convention), blz. 297-322 (C.B. LAmm & J.K. SIIARPE, Inoperative Arbitration Agreements Under the New York Convention) respectievelijk blz. 323-353 (S. KRUL, The Incapable of Being Performed' Exception in Article 11(3) of the New York Convention); tussen 'inoperative' en 'incapable of being performed' kan soms geen scherp onderscheid worden gemaakt (zie VAN DEN BERG, (diss.), blz. 159).
Arbitrage is, als gezegd, alleen mogelijk als een overeenkomst tot arbitrage bestaat. In de Hoofdstukken 8 en 9 heb ik de totstandkoming van de overeenkomst tot arbitrage behandeld. Vraag is natuurlijk ook waartoe de overeenkomst tot arbitrage zich precies uitstrekt.
Hierbij is het belangrijk dat wij constateren dat in elk geval uit het geschrift als bedoeld in art. 1021 Rv blijkt wat de zogenaamde minimuminhoud van de overeenkomst tot arbitrage is (zie 4.2.1). Het geschrift zal ten minste aanknopingspunten moeten bieden op grond waarvan kan worden vastgesteld waarop de overeenkomst tot arbitrage betrekking heeft (de rechtsbetrekking en de geschillen die daaruit voortvloeien) (zie 8.4.3.4). Voorts zal daaruit moeten kunnen worden afgeleid wie partijen zijn bij de overeenkomst tot arbitrage (zie 8.4.3). Uiteindelijk zal de reikwijdte van de overeenkomst tot arbitrage op grond van uitleg van de inhoud daarvan moeten kunnen worden vastgesteld (zie daartoe 4.2.2).
Aldus raken wij de inhoud van de overeenkomst tot arbitrage. In dit opzicht zal ik met name op de reikwijdte van de overeenkomst tot arbitrage ingaan (zie 10.2).
Ofschoon partijen arbitrage zijn overeengekomen, kan niettemin blijken dat deze overeenkomst geen effect kan sorteren ofwel dat zij feitelijk niet kan worden toegepast. Men duidt in dit opzicht ook wel op een krachteloze of onuitvoerbare overeenkomst tot arbitrage. Partijen zijn bijvoorbeeld wel arbitrage overeengekomen, doch de overeengekomen vorm waarin of de wijze waarop de arbitrage gestalte moet krijgen is feitelijk niet mogelijk. De overeenkomst tot arbitrage kan als gevolg daarvan ongeldig zijn (zie 10.3).
Als een partij zich erop beroept dat een overeenkomst tot arbitrage is totstandgekomen, zal tevens de vraag aan de orde kunnen komen of de overeenkomst op specifiek juridische gronden (on)geldig is. Met het oog op de raakpunten met de totstandkoming van de overeenkomst tot arbitrage (alsmede met het oog op de afbakening daarvan), zal ik tevens kort ingaan op de vraag op welke specifiek juridische gronden een overeenkomst tot arbitrage ongeldig kan zijn (zie 10.4; zie 8.9 voor wilsgebreken en de overeenkomst tot arbitrage).
Onze wet duidt in de zojuist genoemde wetsbepalingen op de overeenkomst tot arbitrage die al dan niet "geldig" is en bestrijkt daarmee een groot aantal uiteenlopende gevallen, terwijl art. II lid 3 NYC deze gevallen in categorieën indeelt (vgl. ook art. 8 Modelwet), te weten: "null and void, inoperative or incapable of being performed" (zie ook 8.10 en 10.3.1). Ofschoon deze begrippen volgens het op de overeenkomst tot arbitrage toepasselijk recht moeten worden uitgelegd (zie 7.4), gaat het bij het begrippenpaar "null and void" veelal om de overeenkomst tot arbitrage die nietig is of een wilsgebrek kent en voor vernietiging in aanmerking komt (zie 8.6; zie ook 10.4)1 Bij het begrip "inoperative" gaat het om de overeenkomst tot arbitrage die, ofschoon eenmaal totstandgekomen, niet langer effect sorteert (bijvoorbeeld bij bepaalde tijdsbepalingen, bij rechtsverwerking, bij beëindiging van de arbitrageovereenkomst of bij de vernietiging van een arbitraal vonnis waarmee de overeenkomst tot arbitrage raakt uitgewerkt) (zie 11.6.6).2 Bij het begrip "incapable of being performed" gaat het, ten slotte, om de overeenkomst tot arbitrage die, ofschoon zij wel degelijk tussen partijen is totstandgekomen, geen effect kan sorteren (zie daartoe 10.3).3 Zie 11.2.1 en 12.2.1 voor de vraag op welke wijze het scheidsgerecht respectievelijk de gewone rechter toetst of een geldige arbitrageovereenkomst tussen partijen bestaat.