AB 2020/273
Vrijstellingsregeling in Huisvestingsverordening Amsterdam 2014 is onverbindend.
ABRvS 29-01-2020, ECLI:NL:RVS:2020:261, m.nt. T.I. Oost
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
29 januari 2020
- Magistraten
Mrs. B.J. van Ettekoven, F.C.M.A. Michiels, C.C.W. Lange
- Zaaknummer
201901695/1/A3
- Noot
T.I. Oost
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS207957:1
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Handhaving algemeen
Huurrecht / Huur van woonruimte
Volkshuisvesting en wonen / Woningbouw
Bestuursprocesrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:RVS:2020:261, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 29‑01‑2020
- Wetingang
Essentie
Vrijstellingsregeling van vergunningplicht in Huisvestingsverordening Amsterdam is onverbindend wegens het ontbreken van een wettelijke grondslag in de art 21 Huisvestingswet.
Samenvatting
Ingevolge art. 21 aanhef en onder a Hw is het verboden woonruimte die behoort tot een door de gemeenteraad aangewezen categorie gebouwen aan de bestemming tot bewoning te onttrekken zonder een daartoe door het college afgegeven vergunning. Ingevolge art. 35 lid 1 Hw is de gemeenteraad bevoegd in de Hv te bepalen dat een boete kan worden opgelegd ter zake van de overtreding van dat verbod. Van deze bevoegdheid heeft de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.