Einde inhoudsopgave
Landsverordening op de winstbelasting 1940 [Curaçao]
Artikel 14 [Fiscale eenheid]
Geldend
Geldend vanaf 05-07-2018. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-07-2018
- Redactionele toelichting
Ten aanzien van vennootschappen die op 30-06-2018 in een economische zone zijn toegelaten vinden de bepalingen zoals deze luidden op voornoemde datum toepassing tot het einde van het lopende boekjaar doch uiterlijk tot en met 31-12-2018.
- Bronpublicatie:
29-06-2018, Publicatieblad van Curaçao 2018, 33 (uitgifte: 04-07-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
05-07-2018, terugwerkend tot: 01-07-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-06-2018, Publicatieblad van Curaçao 2018, 33 (uitgifte: 04-07-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Curaçao
1.
Zolang alle aandelen van een, naar de omstandigheden beoordeeld, in Curaçao gevestigde dochtermaatschappij in het bezit zijn van een, naar de omstandigheden beoordeeld, in Curaçao gevestigde moedermaatschappij, wordt, op verzoek van beide belastingplichtigen op het in het verzoek aangegeven tijdstip, doch niet eerder dan drie maanden voor het tijdstip waarop het verzoek is ingediend, de belasting geheven alsof de dochtermaatschappij in de moedermaatschappij is opgegaan. De Inspecteur beslist daarop binnen twee maanden na ontvangst van het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking.
2.
Het verzoek, bedoeld in het eerste lid, wordt slechts ingewilligd indien de tijdvakken waarover de belasting wordt geheven voor beide belastingplichtigen samenvallen en voorts indien de bij ministeriële regeling met algemene werking te stellen voorwaarden zijn vervuld.
3.
Het eerste lid vindt geen toepassing ingeval voor het bepalen van de winst niet bij beide belastingplichtigen dezelfde bepalingen van toepassing zijn, tenzij bij ministeriële regeling met algemene werking anders bepaald wordt
4.
De in het tweede lid bedoelde voorwaarden mogen slechts strekken ter verzekering van de heffing en de invordering van de belasting met het oog op de omstandigheid dat de in het eerste lid bedoelde lichamen uitsluitend voor de toepassing van deze landsverordening een eenheid vormen en in geval deze eenheid beëindigd wordt, worden onder die voorwaarden mede begrepen voorwaarden die betrekking kunnen hebben op het bepalen van de in een jaar genoten winst, de toelaatbare reserves, de verrekening van verliezen en de vervreemding van de in het eerste lid bedoelde aandelen.
5.
Indien ingevolge het eerste lid de belasting van een dochtermaatschappij wordt geheven alsof deze is opgegaan in de moedermaatschappij komen renten - kosten en valutaresultaten daaronder begrepen - ter zake van geldleningen welke rechtens dan wel in feite direct of indirect zijn verschuldigd aan een tot hetzelfde concern behorend lichaam en welke verband houden met de verwerving van aandelen in die dochtermaatschappij slechts in aftrek tot het bedrag dat de winst van de maatschappij die de geldlening heeft opgenomen zou hebben belopen zonder toepassing van het eerste lid en zonder rekening te houden met de hiervoor bedoelde renten.
6.
Bij ministeriële regeling met algemene werking kunnen regels gesteld worden met betrekking tot het bepalen van het bedrag, bedoeld in het vijfde lid, dat de winst zou hebben belopen.
7.
Voor zover in een jaar renten ingevolge het vijfde lid niet in aftrek zijn gekomen, worden deze aangemerkt als renten die verband houden met de verwerving van aandelen in de desbetreffende dochtermaatschappij van het volgende jaar.
8.
Het bepaalde in het vijfde lid vindt met betrekking tot geldleningen die verband houden met de verwerving van aandelen geen toepassing:
- a.
voor zover blijkt dat het lichaam waaraan de geldlening is verschuldigd, of een ander tot het concern behorend lichaam, met het oog op de verwerving van de aandelen vermogen uit hoofde van geldlening heeft aangetrokken van een niet tot het concern behorend lichaam;
- b.
indien de moedermaatschappij aantoont dat het uiteindelijke belang in de dochtermaatschappij in belangrijke mate is gewijzigd; of
- c.
indien de moedermaatschappij aantoont dat aan de geldlening en de daarmee verband houdende rechtshandeling niet het ontgaan van Nederlands-Antilliaanse belasting ten grondslag ligt.