Hof Den Haag, 27-06-2022, nr. 2200061516
ECLI:NL:GHDHA:2022:1322
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
27-06-2022
- Zaaknummer
2200061516
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Privacy (V)
Bijzonder strafrecht (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2022:1322, Uitspraak, Hof Den Haag, 27‑06‑2022; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2016:735
Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:1659
Uitspraak 27‑06‑2022
Inhoudsindicatie
Verdachte heeft zich, alleen en met medeverdachte(n), schuldig gemaakt aan: witwassen, valsheid in geschrift, gebruik maken van valse/vervalste geschriften, faillissementsfraude, meineed, telen van hennep en deelneming aan een criminele henneporganisatie. Verdachte wordt, na vastgestelde schending van de redelijke termijn, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden, met aftrek van voorarrest. Verweer tot niet-ontvankelijkheid van het OM ivm schending van Karman-criterium dan wel ivm vormverzuimen als bedoeld in art. 359a Sv, omdat autoriteiten misbruik zouden hebben gemaakt van de controlebevoegdheid en informatie onrechtmatig zou zijn verstrekt en ook de verbaliseringsplicht zou zijn geschonden, wordt verworpen. Nadere bewijsoverwegingen mbt witwassen, in het bijzonder de wetenschap dat geldbedragen van misdrijf afkomstig waren. In beslag genomen valse schilderijen met administratie worden onttrokken aan het verkeer.
Rolnummer: 22-000615-16
Parketnummer: 10-604009-09
Datum uitspraak: 27 juni 2022
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 29 januari 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968,
adres: [adres] te [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair, 2 en 8 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 subsidiair, 3, 4, 5, 6 en 7 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts is omtrent de in beslaggenomen voorwerpen beslist als vermeld in het vonnis waarvan beroep.
De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij afgewezen. Nu de vordering in hoger beroep niet wordt gehandhaafd, is deze niet meer aan de orde in hoger beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 en 8 is tenlastegelegd.
Daarnaast is de verdachte in eerste aanleg vrijgesproken van het aan hem tenlastegelegde onder:
- -
1 primair en subsidiair, voor zover dit ziet op zaaksdossier 1G,
- -
3, voor zover dit ziet op zaaksdossier 6,
- -
7, voor zover dit ziet op zaaksdossier 8.
Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) staat voor de verdachte tegen deze beslissingen tot vrijspraak geen hoger beroep open. Op de regiezitting op 5 september 2019 is reeds beslist dat deze feiten niet meer aan de orde zijn in hoger beroep.
Nu het hoger beroep namens de verdachte echter onbeperkt is ingesteld en mitsdien mede gericht tegen deze in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak, zal het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen voornoemde in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover inhoudelijk aan het oordeel van het hof onderworpen - tenlastegelegd dat:
1. zaaksdossier 1
hij in of omstreeks de periode van 25 november 2004 tot en met 19 juni 2007, te Baarn en/of te Soest en/of te Zeist, althans in Nederland en/of te Belgie en/of te Tecklenburg, althans in Duitsland en/of te Zwitserland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), van (een) voorwerp(en), te weten
- een geldbedrag ter waarde van EUR 1.392.907,=, althans enig geldbedrag (zaaksdossier 1, bijlage 1D) en/of
- een geldbedrag ter waarde van EUR 2.415.534,=, althans enig geldbedrag (zaaksdossier 1, bijlage 1E) en/of,
- onroerend goed ter waarde van EUR 1.375.000,=, althans enig geldbedrag (zijnde een of meerdere pand(en) te Tecklenburg, althans in Duitsland) (zaaksdossier 1, bijlage 1F)
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) was/waren op bovengenoemde voorwerp(en) en/of
heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), verborgen en/of verhuld wie bovengenoemde voorwerp(en) voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) dat de bovengenoemde voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf
en/of
bovengenoemde voorwerp(en) verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), wist(en) dat de bovengenoemde voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 25 november 2004 tot en met 19 juni 2007, te Baarn en/of te Soest en/of te Zeist, althans in Nederland en/of te Belgie en/of te Tecklenburg, althans in Duitsland en/of te Zwitserland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, van (een) voorwerp(en), te weten
- een geldbedrag ter waarde van EUR 1.392.907,=, althans enig geldbedrag (zaaksdossier 1, bijlage 1D) en/of
- een geldbedrag ter waarde van EUR 2.415.534,=, althans enig geldbedrag (zaaksdossier 1, bijlage 1E) en/of,
- onroerend goed ter waarde van EUR 1.375.000,=, althans enig geldbedrag (zijnde een of meerdere pand(en) te Tecklenburg, althans in Duitsland) (zaaksdossier 1, bijlage 1F)
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen en/of verhuld, althans heeft hij, en/of zijn mededader(s) verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) was/waren op bovengenoemde voorwerp(en) en/of
heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), verborgen en/of verhuld wie bovengenoemde voorwerp(en) voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat de bovengenoemde voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
en/of
bovengenoemde voorwerp(en) heeft/hebben verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij, verdachte en/of zijn mederdader(s), redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat de bovengenoemde voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
3.zaaksdossier 2
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 01 november 2006 tot en met 12 mei 2010 te Baarn en/of Utrecht en/of Soest te Waalwijk, in elk geval in Nederland en/of te Duitsland en/of te Paraguay, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- een factuur (gedateerd 6 november 2006, bijlage 31) en/of
- een brief (gedateerd 6 november 2006, bijlage 32) en/of - een bankafschrift (gedateerd 11-30-2006/30 november 2006, bijlage 33) en/of
- een teboekstelling (gedateerd 30 november 2006, bijlage 34) en/of
- een brief (niet gedateerd, bijlage 35) en/of
- een brief (gedateerd 20 november 2006, bijlage 36) en/of
- een brief (gedateerd 8 januari 2007, bijlage 37) en/of - een bankverklaring (gedateerd 1 september 2009, bijlage 39) en/of
- een partijverklaring (gedateerd 27 april 2010, bijlage 40),
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) valselijk
- op genoemde factuur (gedateerd 6 november 2006 en/of factuurnummer WC20061106, bijlage 31) opgenomen dat [rechtspersoon 1] EUR 600.000,= heeft betaald aan [rechtspersoon 2] terwijl in werkelijkheid die betaling niet is verricht en/of
- in genoemde brief (gedateerd 6 november 2006, bijlage 32) van [rechtspersoon 1], gericht aan [rechtspersoon 2] opgenomen dat er aan [rechtspersoon 2] voor EUR 160.000 een motorjacht (type Searay 540 Sundancer) is verkocht en geleverd en/of de koopprijs van genoemd motorjacht (EUR 160.000) is verrekend met de factuurnota WC20061106 (gedateerd 6 november 2006), terwijl in werkelijkheid er geen motorjacht (type Searay 540 Sundancer) is verkocht en geleverd en/of
- op genoemd bankafschrift (gedateerd 11-30-2006/30 november 2006, bijlage 33) opgenomen dat er USD 563.200,00 betaald is voor De Vries Lents Koter, terwijl er in werkelijkheid die betaling niet heeft plaatsgevonden en/of
- op genoemd teboekstellingsformulier (gedateerd 30 november 2006, bijlage 34) verklaard dat [rechtspersoon 1] eigenaar is van een schip in aanbouw (zijnde W. De Vries Lentsch Spitgatkotter) op scheepswerf van [rechtspersoon 3] te Waalwijk en/of op dat genoemd formulier verzocht dat het genoemde schip (zijnde W. De Vries Lentsch Spitgatkotter) tot inboekstelling als zeeschip vatbaar is, terwijl in werkelijkheid [rechtspersoon 1] geen eigenaar is dat schip (zijnde W. De Vries Lentsch Spitgatkotter) en/of
- in genoemde brief (niet gedateerd, bijlage 35) opgenomen [rechtspersoon 3] verklaard dat [rechtspersoon 1] eigenaar is van het schip W. de Vries Lentsch Spitgatkotter, terwijl in werkelijkheid [rechtspersoon 1] geen eigenaar is dat schip en/of
- in genoemde brief (gedateerd 20 november 2006, bijlage 36) opgenomen dat [rechtspersoon 1] van [rechtspersoon 2]een motorjacht (De Vries Lentsch Kotter) in aanbouw heeft gekocht voor EUR 600.000,=, terwijl in werkelijkheid [rechtspersoon 1] geen eigenaar is dat schip (zijnde De Vries Lentsch kotter) en/of
- in genoemde brief (gedateerd 8 januari 2007, bijlage 37) opgenomen dat [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] verklaren dat de betaling met het factuurnummer WC20061106, zijnde EUR 600.000,=, is geregeld door [rechtspersoon 1], terwijl in werkelijkheid er geen betaling heeft plaatsgevonden en/of
- in genoemde bankverklaring (gedateerd 1 september 2009, bijlage 39) opgenomen dat (op 2 november 2006) er een (geld)transactie (ad USD 563.200.,=) heeft plaatgevonden van een bedrijf (zijnde [rechtspersoon 1]) naar een bedrijf (zijnde [rechtspersoon 2]) en/of (aldus) die voornoemde bankverklaring voorzien van een onjuiste datum en/of aankoop en/of betaalbedrag terwijl in werkelijkheid die aankoop en/of betaling niet is verricht en/of
- in genoemde partijverklaring (gedateerd 27 april 2010, bijlage 40) opgenomen dat door een bank (zijnde de [rechtspersoon 4]) een (geld)transactie (van een bedrijf [rechtspersoon 1] naar [rechtspersoon 2]) is verricht (in november 2006) en/of (vervolgens) voornoemde bankverklaring (gedateerd 1 september 2009) afkomstig is van een bank (zijnde de [rechtspersoon 4]),terwijl in werkelijkheid die (geld)transactie niet is verricht,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
en/of
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 01 november 2006 tot en met 12 mei 2010 te Baarn en/of Utrecht en/of Soest te Waalwijk, in elk geval in Nederland en/of te Duitsland en/of te Paraguay, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e)
- een factuur (gedateerd 6 november 2006, bijlage 31) en/of
- een brief (gedateerd 6 november 2006, bijlage 32) en/of - een bankafschrift (gedateerd 11-30-2006/30 november 2006, bijlage 33) en/of
- een teboekstelling (gedateerd 30 november 2006, bijlage 34) en/of
- een brief (niet gedateerd, bijlage 35) en/of
- een brief (gedateerd 20 november 2006, bijlage 36) en/of
- een brief (gedateerd 8 januari 2007, bijlage 37) en/of - een bankverklaring (gedateerd 1 september 2009, bijlage 39) en/of
- een partijverklaring (gedateerd 27 april 2010, bijlage 40),
- ( elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat genoemde
- factuur (gedateerd 6 november 2006, bijlage 31) en/of
- brief (gedateerd 6 november 2006, bijlage 32) en/of
- bankafschrift (gedateerd 11-30-2006/30 november 2006, bijlage 33) en/of
- teboekstelling (gedateerd 30 november 2006, bijlage 34) en/of
- brief (niet gedateerd, bijlage 35) en/of
- brief (gedateerd 20 november 2006, bijlage 36) en/of
- brief (gedateerd 8 januari 2007, bijlage 37) en/of
- bankverklaring (gedateerd 1 september 2009, bijlage 39) en/of
- partijverklaring (gedateerd 27 april 2010, bijlage 40)
als bewijsstuk(ken) is/zijn ingebracht in een of meerdere civiele procedures
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat
- op genoemde factuur (gedateerd 6 november 2006 en/of factuurnummer WC20061106, bijlage 31) opgenomen dat [rechtspersoon 1] EUR 600.000,= heeft betaald aan [rechtspersoon 2] terwijl in werkelijkheid die betaling niet is verricht en/of
- in genoemde brief (gedateerd 6 november 2006, bijlage 32) van [rechtspersoon 1], gericht aan [rechtspersoon 2] opgenomen dat er aan [rechtspersoon 2] voor EUR 160.000 een motorjacht (type Searay 540 Sundancer) is verkocht en geleverd en/of de koopprijs van genoemd motorjacht (EUR 160.000) is verrekend met de factuurnota WC20061106 (gedateerd 6 november 2006), terwijl in werkelijkheid er geen motorjacht (type Searay 540 Sundancer) is verkocht en geleverd en/of
- op genoemd bankafschrift (gedateerd 11-30-2006/30 november 2006, bijlage 33) opgenomen dat er USD 563.200,00 betaald is voor De Vries Lents Koter, terwijl er in werkelijkheid die betaling niet heeft plaatsgevonden en/of
- op genoemd teboekstellingsformulier (gedateerd 30 november 2006, bijlage 34) verklaard dat [rechtspersoon 1] eigenaar is van een schip in aanbouw (zijnde W. De Vries Lentsch Spitgatkotter) op scheepswerf van [rechtspersoon 3] te Waalwijk en/of op dat genoemd formulier verzocht dat het genoemde schip (zijnde W. De Vries Lentsch Spitgatkotter) tot inboekstelling als zeeschip vatbaar is, terwijl in werkelijkheid [rechtspersoon 1] geen eigenaar is dat schip (zijnde W. De Vries Lentsch Spitgatkotter) en/of
- in genoemde brief (niet gedateerd, bijlage 35) opgenomen [rechtspersoon 3] verklaard dat [rechtspersoon 1] eigenaar is van het schip W. de Vries Lentsch Spitgatkotter, terwijl in werkelijkheid [rechtspersoon 1] geen eigenaar is dat schip en/of
- in genoemde brief (gedateerd 20 november 2006, bijlage 36) opgenomen dat [rechtspersoon 1] van [rechtspersoon 2] een motorjacht (De Vries Lentsch Kotter) in aanbouw heeft gekocht voor EUR 600.000,=, terwijl in werkelijkheid [rechtspersoon 1] geen eigenaar is dat schip (zijnde De Vries Lentsch kotter) en/of
- in genoemde brief (gedateerd 8 januari 2007, bijlage 37) opgenomen dat [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] verklaren dat de betaling met het factuurnummer WC20061106, zijnde EUR 600.000,=, is geregeld door [rechtspersoon 1], terwijl in werkelijkheid er geen betaling heeft plaatsgevonden en/of
- in genoemde bankverklaring (gedateerd 1 september 2009, bijlage 39) opgenomen dat (op 2 november 2006) er een (geld)transactie (ad USD 563.200.,=) heeft plaatgevonden van een bedrijf (zijnde [rechtspersoon 1]) naar een bedrijf (zijnde [rechtspersoon 2]) en/of (aldus) die voornoemde bankverklaring voorzien van een onjuiste datum en/of aankoop en/of betaalbedrag terwijl in werkelijkheid die aankoop en/of betaling niet is verricht en/of
- in genoemde partijverklaring (gedateerd 27 april 2010, bijlage 40) opgenomen dat door een bank (zijnde [rechtspersoon 4]) een (geld)transactie (van een bedrijf [rechtspersoon 1] naar [rechtspersoon 2]) is verricht (in november 2006) en/of (vervolgens) voornoemde bankverklaring (gedateerd 1 september 2009) afkomstig is van een bank (zijnde de [rechtspersoon 4]),terwijl in werkelijkheid die (geld)transactie niet is verricht,
en/of
zaaksdossier 3/3a
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 31 augustus 2009 tot en met 18 juni 2010 te Nieuwegein en/of te Baarn en/of te Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- een werkgeversverklaring en/of (een) salarisstro(o)k(en) (van [rechtspersoon 5]) en/of een (ver)koopovereenkomst (van het pand gelegen aan de Papyrusdreef [nummer1] te Utrecht) en/of
- een of meerdere huurcontract(en) (van een woning gelegen aan de Papyrusdreef ([nummer2]) te Utrecht en/of een pand gelegen aan de Patroonsweg ([nummers]) te Zeewolde en/of een woning gelegen aan de Ossendamweg ([nummer]) te Soest),
- ( elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) valselijk
- ( ter verkrijging van een geldbedrag (hypothecaire geldlening van een pand gelegen aan de Papuyrusdreef [nummer2] te Utrecht) (ten bedrage van EUR 215.000,-) een werkgeversverklaring en/of (een) salarisstro(o)k(en) (van [rechtspersoon 5]) opgemaakt (inhoudende onder meer een (fictief) loonverband en/of een (fictieve) functieomschrijving en/of een (fictief) salaris) en/of een (fictief) (ver)koopovereenkomst opgemaakt (inhoudende de verkoop van het pand gelegen aan de Papyrusdreef [nummer1] te Utrecht aan koper [betrokkene 3]) en/of
- op dat/die huurcontract(en) een onjuiste huurder en/of huurperiode en/of huurpenningen en/of opmaakdatum vermeld,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
en/of
zaaksdossier 4
hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 30 september 2009 tot en met 23 maart 2010 te Baarn en/of te Amsterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens)
- een werkgeversverklaring en/of
- een salarisspecificatie,
- ( elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) valselijk
- een werkgeversverklaring opgesteld en/of in strijd met de waarheid in die werkgeversverklaring vermeld en/of dat werknemer (zijnde [betrokkene 4]) voor onbepaalde tijd als account manager werkzaam was bij een bedrijf (zijnde [rechtspersoon 6] en/of dat werknemer (zijnde [betrokkene 4]) een bruto-jaarsalaris van 45.780,- euro genoot en/of dat werknemer (zijnde [betrokkene 4]) een vakantietoeslag van 3362,- euro genoot en/of dat werknemer (zijnde [betrokkene 4]) een vaste 13e maand van 3.815,- euro genoot en/of
- een salarisspecificatie opgesteld en/of in strijd met de waarheid in die salarisspecificatie vermeld dat werknemer (zijnde [betrokkene 4]) in de periode februari in het jaar 2010 160 uren had gewerkt voor een bedrijf (zijnde [rechtspersoon 6]) en/of dat werknemer (zijnde [betrokkene 4]) tot en met de periode februari in het jaar 2010 een bruto-salaris van 3.815,- euro genoot en/of dat werknemer (zijnde [betrokkene 4]) over de periode februari in het jaar 2010 een netto-salaris van 2.541,44 euro genoot,
zulks (telkens) met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
en/of
zaaksdossier 5
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 14 februari 2008 tot en met 03 maart 2008 te Baarn en/of te Zwolle, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een werkgeververklaring (van werkgever [rechtspersoon 7]), zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s) valselijk op die werkgeververklaring (op naam van [rechtspersoon 7] en/of terwijl [rechtspersoon 7] geen personeel in dienst had) onjuiste gegevens vermeld (inhoudende onder meer een (fictief) loonverband en/of een (fictieve) functieomschrijving en/of een (fictief) salaris),
zulks (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
en/of
zaaksdossier 8
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 22 januari 2009 tot en met 28 maart 2011 te Baarn en/of te Soest en/of te Harderwijk, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- een overeenkomst (zogenaamde allonge II) en/of
- een of meer balans(en) (van het bedrijf [rechtspersoon 8]),
- ( elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) valselijk
- in die overeenkomst de woorden in een of meer artikelen (6 en/of 11) aangevuld en/of gewijzigd (ten gunste van de commandiet) en/of die overeenkomst in strijd met de waarheid gedateerd op 30 november 2007 en/of voorzien van een of meer handtekening(en) en/of
- de balans(en) (van het bedrijf [rechtspersoon 8]) (per 31 december 2005 en/of 2006 en/of 2007 en/of 2008) in strijd met de waarheid gedateerd op (respectievelijk) 26 juli 2006 en/of 25 april 2007 en/of 23 april 2008 en/of 22 september 2009 en/of die balans(en) voorzien van een handtekening,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
en/of
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 09 maart 2010 tot en met 15 april 2010 te Baarn en/of te Soest en/of te Nijkerk, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e)
- overeenkomst (zogenaamde allonge II), - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat die overeenkomst (zogenaamde allonge II) is ingebracht bij de curator (van [rechtspersoon 9]) (waardoor de curator is bewogen in te stemmen met vervanging van de beherend vennoot, zijnde de failliete besloten vennootschap door de commandiet)
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat in die overeenkomst (zogenaamde allonge II) de woorden in een of meerdere artikelen (6 en/of 11) zijn aangevuld en/of gewijzigd (ten gunste van de commandiet) en/of die overeenkomst in strijd met de waarheid is gedateerd op 30 november 200 en/of is voorzien van een of meer handtekening(en);
4.zaaksdossier 2
hij op of omstreeks 11 mei 2009 te Breda en/of elders in Nederland, ter terechtzitting van van de rechtbank te Breda op 11 mei 2009 (rolnr. 184178/HA ZA 08-85) als getuige in de zaak van [eiser] (eiser) tegen Mr L.Y. Pawlikowski in hoedanigheid van curator in het faillissement van [rechtspersoon 3] (gedaagde),
nadat hij in handen van Mr M. van de Wetering op de bij de wet voorgeschreven wijze de eed/belofte had afgelegd de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen, in elk geval in een geval waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede vordert en/of daaraan rechtsgevolgen verbindt, mondeling, persoonlijk, opzettelijk valselijk, geheel of ten dele in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - heeft verklaard:
- " Op 6 november 2006 heeft [rechtspersoon 1] het 27 meter lange schip van [rechtspersoon 2] gekocht" en/of - "Het 27 meter lange schip is op 6 november 2006 aan mij geleverd en door mij betaald. De levering bestond uit het feit dat ik voor het schip betaald had en dat ik een aankoopnota van het schip kreeg" en/of
- " Het met de koop gemoeide bedrag van EUR 600.000,= is voorafgaand aan 6 november 2006 door [rechtspersoon 1] aan [rechtspersoon 2] dan wel [rechtspersoon 10] overgemaakt";
5.zaaksdossier 3
hij in of omstreeks de periode van 01 juli 2009 tot en met 19 juni 2010 te Baarn en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke bestond uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5],
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, terwijl dit betrekking had op een of meer grote hoeveelhe(i)d(en) hennep;
6.zaaksdossier 3
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 01 december 2009 tot en met 10 juni 2010 te Baarn en/of te Urecht en/of te Zeewolde en/of te Soest, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad
- in een woning/pand aan de Papyrusdreef ([nummer2]) te Utrecht (een) hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) ongeveer 561, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep en/of
- in een bedrijfspand aan de Patroonsweg ([nummer]) te Zeewolde (een) hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) ongeveer 2000, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep en/of
- in een woning/pand aan de Ossendamweg ([nummer]) te Soest (een) hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) ongeveer 848, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,
zulks terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken heeft/hebben gepleegd in de uitoefening van een beroep of bedrijf;
7.zaaksdossier 7
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 04 februari 2006 tot en met 14 april 2008 te Nuland, gemeente Maasdonk, en/of te Soest en/of te Hilvarenbeek, althans in Nederland, en/of te Benidorm en/of te Son Servera, althans in Spanje en/of te Oliveira do Hospital, althans in Portugal tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers, in geval van faillissement van [medeverdachte 6] of in het vooruitzicht daarvan, terwijl het faillissement van [medeverdachte 6] is gevolgd (door uitspraak van de arrondissementsrechtbank 's-Hertogenbosch d.d. 20 september 2006), enig(e) goed(eren) aan de boedel onttrokken, immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s) enig(e) goed(eren), te weten,
- onroerend goed (zijnde een of meerdere perce(e)l(en) grond en/of een pand (gelegen te Son Servera, Balearen, op Mallorca in Spanje) en/of (vervolgens) de (ver)koopsom van die perce(e)l(en) grond en/of dat pand (ter hoogte van EUR 200.000,=) en/of
- onroerend goed (zijnde een pand gelegen te Oliveira do Hospital in Portugal) en/of (vervolgens) de (ver)koopsom van dat pand (ter hoogte van EUR 75.000,-) en/of
- een orgel (zogenaamde mortierorgel van Theophile Mortier)
aan de boedel onttrokken.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair, 3, 4, 5, 6 en 7 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 66 maanden, met aftrek van voorarrest en de onttrekking aan het verkeer van de 134 in beslag genomen schilderijen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging
Ter terechtzitting heeft de verdediging bepleit dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van alle tenlastegelegde feiten, althans ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde feit. Primair heeft de verdediging dit verweer gestoeld op het zogenaamde Karman criterium als verwoord in het arrest van de Hoge Raad 1 juni 1999, NJ 1999, 567. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat sprake is van een dusdanig ernstig vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv dat als rechtsgevolg hieraan verbonden dient te worden de niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie.
De verdediging stelt dat op basis van de duur en intensiteit van de overleggen, de deelname van zowel ambtenaren van de Belastingdienst als opsporingsambtenaren alsmede het doel, zijnde informatie uitwisseling geconcludeerd kan worden dat de Belastingdienst is uitgenodigd fiscale informatie aan de FIOD, Nationale recherche en Rijksrecherche te verstrekken waarop een geheimhoudingsplicht rustte en daartoe ook is aangezet. Voorts stelt de verdediging dat er vanuit kan worden gegaan dat de informatie die de belastingdienst naar aanleiding van dit (nadere) onderzoek opdeed, is gedeeld met de opsporingsambtenaren. Daarmee heeft de Belastingdienst volgens de verdediging in strijd met art. 272 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) en art. 67 Algemene Wet inzake Rijsbelastingen (hierna: AWR) informatie verstrekt aan derden over belastingplichtigen. Volgens de verdediging hebben de FIOD, Nationale recherche en Rijksrecherche dan ook misbruik gemaakt van de controlebevoegdheid van de belastingdienst en daarmee informatie verkregen waarvan men wist dat deze onrechtmatig was verstrekt. Voorts hebben de opsporingsambtenaren de verbaliseringsverplichting als bedoeld in art. 152 Sv geschonden.
Het hof deelt deze conclusie niet en overweegt daartoe naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting als volgt.
Aannemelijk is geworden dat gelet op de overgelegde kopieën uit de agenda van de getuige [getuige 1] in combinatie met haar verklaring bij de rechter-commissaris en die van de getuige [getuige 2] (Belastingdienst) dat er in 2008 en 2009 verschillende bijeenkomsten hebben plaatsgevonden waarbij in wisselende samenstelling vertegenwoordigers van de belastingdienst, de FIOD en/of andere opsporingsdiensten aanwezig zijn geweest.
Als eerste dient de vraag te worden beantwoord welke informatie met name door de Belastingdienst tijdens deze bijeenkomst aan de andere deelnemers is verstrekt.
Voorts dient te worden bezien of de Belastingdienst op enige manier is uitgenodigd dan wel aangezet tot het delen van fiscale informatie ten aanzien van de verdachte waarop een geheimhoudingsplicht rustte.
Ten aanzien van de eerste vraag overweegt het hof als volgt.
Uit het overgelegde verslag van de bijeenkomst van 20 juni 2008 volgt niet dat de Belastingdienst enige inhoudelijke fiscale informatie omtrent de verdachte heeft gedeeld tijdens die bijeenkomst. Wel kan uit het verslag worden afgeleid dat de heer [getuige 3] (Belastingdienst) bedrijfsbezoeken af heeft gelegd in het kader van de ‘Postkantoren’ (het hof begrijpt de voormalige postkantoren te Zundert en te Heiloo in 2003 gekocht door [rechtspersoon 11] respectievelijk [rechtspersoon 12], zaaksdossier 1E). Blijkens de verklaring van [getuige 1] zijn dit oriënterende gesprekken geweest om te kijken wat een onderneming doet. Uit geen van de verklaringen van de getuigen die aanwezig zijn geweest bij een of meer van deze bijeenkomsten wordt duidelijk welke informatie de Belastingdienst nu precies heeft verstrekt tijdens deze bijeenkomsten. Wel is aannemelijk geworden dat er enige informatie is verstrekt aan de andere aanwezigen (FIOD, nationale recherche en/of Rijksrecherche).
[getuige 4] (FIOD) verklaart - verkort en zakelijk weergegeven - dat zij als liaison optrad en dat haar taak was er voor te zorgen dat de verschillende diensten niet hetzelfde onderzoek zouden uitvoeren.
Hieruit leidt het hof af dat dit ziet op informatie uitwisseling op een meer strategisch niveau zodat duidelijk werd met welke onderzoeken de verschillende diensten bezig waren, hetgeen niet direct duidt op een uitgebreide inhoudelijk informatie uitwisseling, zoals de verdediging meent. Daar waar de verdediging de verklaring van de getuige [getuige 2] aanhaalt ter onderbouwing van haar standpunt dat weldegelijk uitgebreid inhoudelijke fiscale informatie door de Belastingdienst is gedeeld, leest het hof in zijn verklaring dat de bijeenkomsten een inventariserend karakter hadden, hetgeen in lijn is met hetgeen [getuige 4] hierover verklaart.
Weliswaar verklaart [getuige 2] – verkort en zakelijk weergegeven - dat er ook inhoudelijke informatie is gedeeld, maar volgt uit zijn verklaring naar het oordeel van het hof direct een nuancering omtrent de omvang en gedetailleerdheid van die informatie. Dit werd immers gedaan in het kader van het genoemde inventariserende karakter van de bijeenkomsten waarbij werd afgetast waar de kansen lagen om onderzoeken te verrichten en waar de onderzoeken belegd zouden worden. Voorts geeft [getuige 2] aan dat is uitgesproken dat andere deelnemers van deze informatie geen gebruik mochten maken. Daarbij komt dat uit zijn verklaring ook volgt dat zeer zeker niet enkel over de verdachte werd gesproken tijdens de bijeenkomsten. Zo werd tijdens de bijeenkomst van september 2008 over het zogenaamde Sequoia onderzoek gesproken. [getuige 2] verklaart dat aan de Belastingdienst toestemming was gegeven om de uitkomsten van dit onderzoek te gebruiken voor een eigen administratief onderzoek. Ook benadrukt hij dat ieder vanuit zijn eigen formele kader bleef werken en dat [verdachte] op dat moment (in dit kader) geen onderwerp van onderzoek was voor de Belastingdienst.
De getuige [getuige 1] heeft – verkort en zakelijk weergegeven - verklaard dat zij de aanslagregeling/controle van de verdachte heeft gedaan en dat zij benaderd is om deel te nemen aan diverse overleggen waaraan op enig moment de FIOD deel is gaan nemen. In de tijd kan zij dat uit haar herinnering niet plaatsen. Het doel van de bijeenkomst op 20 juni 2008 was informatie te verzamelen en uit te wisselen, aldus de getuige. Ook de besprekingen van 21 augustus 2008, 11 september 2008, 31 oktober 2008, 17 en 27 november 2008, 15 december 2008 en 1 april 2009 hadden betrekking op de verdachte, aldus de getuige. Zij benadrukt dat aan de orde is gekomen dat gevoelig lag wat de Belastingdienst wel en niet kon uitwisselen. Ook heeft zij bij de Nationale recherche aan de orde gesteld of de verdachte inmiddels als verdachte werd aangemerkt en de vraag gesteld of zij haar informatie nog wel zou kunnen geven. De getuige [getuige 1] verklaart voorts dat zij wel steeds ook haar eigen afweging heeft gemaakt ten aanzien van de sfeerovergang (het hof begrijpt het moment waarop de verdachte daadwerkelijk als verdachte zou moeten worden of werd aangemerkt). Zij verklaart dat voor zichzelf in de gaten te hebben gehouden en dat zij voorzichtig was met het verstrekken van informatie en dat zij nooit klakkeloos stukken heeft gegeven aan mensen die niet bij de Belastingdienst werkten.
Ten aanzien van de bezoeken van [getuige 1] aan de Rijksrecherche, het hof begrijpt op 1, 19, 22 en 23 september 2008 verklaart deze getuige dat toen informatie is uitgewisseld en dat zij inzage heeft gehad in stukken. In samenhang met de verklaring van [getuige 5], die ook aanwezig was bij deze besprekingen, is aannemelijk dat tijdens deze besprekingen inzage is verstrekt in het onderzoek dat betrekking had op [rechtspersoon 13] en [medeverdachte 7]. [getuige 5] verklaart hierover dat door de officier van justitie toestemming was verleend tot het geven van inzage van dit dossier aan de Belastingdienst.
Uit het voorgaande leidt het hof af dat er diverse bijeenkomsten hebben plaatsgevonden in de periode 2008-2009 waaraan de Belastingdienst en verschillende opsporingsdiensten hebben deelgenomen. Tijdens deze bijeenkomsten is informatie uitgewisseld maar niet aannemelijk is geworden dat ambtenaren van de Belastingdienst daarbij de op hen rustende geheimhoudingsplicht hebben geschonden.
Voorts dient te worden bezien of vertegenwoordigers van opsporingsdiensten die bij de diverse bijeenkomsten aanwezig zijn geweest de Belastingdienst hebben aangezet dan wel uitgenodigd om informatie te delen waarop een geheimhoudingsplicht rustte. Hieromtrent overweegt het hof als volgt.
De verdediging heeft aangevoerd dat in ieder geval tijdens de bijeenkomst van 20 juni 2008 de Belastingdienst is aangezet tot het voortzetten van de toepassing van de controlebevoegdheden in het kader van het ‘opwerken’ van [verdachte] tot verdachte. Met name baseert de verdediging zich hierbij op de volgende weergave onder de naam ‘[naam], DNR (het hof begrijpt de Nationale recherche)’ uit het verslag van deze bijeenkomst (ZD 9, p. 161) waar staat: ‘Ga dus verder nu met de boekenonderzoeken’. Het hof overweegt dat meerdere getuigen benadrukken dat men daar zat met hun eigen verantwoordelijkheden en dat er geen sprake was van aansturing vanuit een bepaalde dienst. Daarbij komt dat het verslag voor intern gebruik lijkt te zijn opgemaakt door [getuige 5] werkzaam bij de Belastingdienst. De getuige [getuige 6] zelf geeft ook aan dit verslag nooit te hebben gezien en overigens geen herinnering te hebben aan deze concrete opmerking. Getuige [getuige 1] verklaart bij de rechter-commissaris, gevraagd of zij ooit een verzoek heeft gekregen van de recherche of politie om fiscaal onderzoek te doen naar de verdachte: “nee, dat kan ik me niet herinneren.”
Het hof is van oordeel dat al met al niet aannemelijk is geworden dat door opsporingsambtenaren gericht is gevraagd onderzoek te doen en informatie daaruit te delen terwijl daarvoor geen wettelijke basis bestond.
De conclusie van de verdediging dat als gevolg van het handelen van de Belastingdienst en opsporingsinstanties binnen de Projectvoorbereiding een grote hoeveelheid informatie over de verdachte en zijn vennootschappen door de opsporingsinstanties onrechtmatig is verkregen, terwijl de betreffende opsporingsinstanties daartoe hebben aangezet, althans die onrechtmatige verkrijging hebben gestimuleerd of gefaciliteerd, deelt het hof niet.
Voorts overweegt het hof dat gelet op het voorgaande niet aannemelijk is geworden dat enige opsporingsambtenaar zijn verbaliseringsplicht ex art. 152 Sv heeft geschonden. Gelet op de voorgaande feitelijke vaststelling houdt het hof het ervoor dat de genoemde besprekingen dienen te worden aangemerkt als onderzoeksactiviteiten die niet als opsporing als bedoeld in art. 132a Sv kunnen worden aangemerkt. Daarbij komt dat ook niet is gebleken dat de uiteindelijke formele verdenking van de verdachte is gebaseerd op enige informatie die door de opsporingsinstanties is opgedaan tijdens deze besprekingen. Gelet op het proces-verbaal van verdenking van 29 mei 2009 is die immers gebaseerd op diverse MOT-meldingen over de jaren 2001 tot 2007. Het hof houdt het ervoor dat de verdachte vanaf dat moment, 29 mei 2009, formeel als verdachte is aangemerkt.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de feitelijke gang van zaken het beroep van de verdediging op het zogenaamde Karman-criterium niet rechtvaardigt. Kort gezegd is niet aannemelijk geworden dat de handelwijze van de officier van justitie in strijd was met de grondslagen van het strafproces waardoor het wettelijk systeem in de kern is geraakt.
Het primaire verweer wordt ten aanzien van alle tenlastegelegde feiten verworpen.
Subsidiair verweer
Subsidiair heeft de verdediging met een beroep op art. 359a Sv de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie bepleit. Het hof begrijpt de verdediging aldus dat zij hieraan dezelfde feitelijke onderbouwing als onder het primaire verweer aangevoerd ten grondslag legt. Het gestelde vormverzuim ziet daarmee op de schending van een eerlijk proces voor de verdachte en (aanvullend) op de doorbreking van het aan de verdachte toekomende zwijgrecht. Ook zou de verbaliseringsplicht zijn geschonden.
Nu het hof bij de bespreking van het primaire verweer tot het oordeel is gekomen dat de feitelijke grondslag voor dat verweer ontbreekt, geldt dat ook voor het subsidiaire verweer. Naar het oordeel van het hof is geen sprake van enig vormverzuim in het voorbereidend onderzoek, noch een vormverzuim door een ambtenaar die met opsporing en vervolging is belast, maar dat niet is begaan bij het voorbereidend onderzoek tegen de verdachte, of een onrechtmatige handeling jegens de verdachte door een andere functionaris of persoon dan zo’n opsporingsambtenaar.
Het subsidiaire verweer wordt ten aanzien van alle tenlastegelegde feiten verworpen.
Overwegingen ten aanzien van feit 1
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van het onderzoek ter terechtzitting en de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt.
a. In 2002 heeft [medeverdachte 7] (verder: [medeverdachte 7]) namens de aan hem gelieerde [rechtspersoon 14] (hierna: [rechtspersoon 14]) bij het Ministerie van VWS een zestal leningen aangevraagd. Later bleek dat [medeverdachte 7] daarbij opzettelijk onjuiste informatie heeft verstrekt.
b. In 2002 en 2003 zijn door tussenkomst van de Bank Nederlandse Gemeenten (hierna: BNG) aan [rechtspersoon 14] zes rijksgegarandeerde leningen verstrekt tot een totaalbedrag van bijna € 22 miljoen. Deze leningen zijn verstrekt om projecten te realiseren op het gebied van
de gehandicaptenzorg.
c. Na ontvangst van de gelden heeft [rechtspersoon 14] de gelden direct overgeboekt/‘doorgeleend’ aan vennootschappen waarin [medeverdachte 7] ook belangen had. Daarbij is € 21,6 miljoen terecht gekomen bij [rechtspersoon 13] (hierna: [rechtspersoon 13]) [medeverdachte 7] was (middellijk) directeur-enig aandeelhouder van [rechtspersoon 13].
d. Door [rechtspersoon 13]/[medeverdachte 7] zijn de gelden doorgestort naar rechtspersonen in Nederland en België in verband met allerlei – niet zorggerelateerde -investeringen (leningen in relatie tot vastgoed).
e. In juni en september 2005 hebben het ministerie en de BNG aangifte gedaan tegen [medeverdachte 7] wegens valsheid in geschrift en oplichting. Op 14 juni 2013 is [medeverdachte 7] door het gerechtshof in Den Haag naar aanleiding van aangiftes veroordeeld tot gevangenisstraf vanwege onder meer (kort samengevat) valsheid in geschrift, opzettelijk gebruik maken van valse geschriften, medeplegen van oplichting, gewoontewitwassen en verduistering. 's Hofs arrest is inmiddels
onherroepelijk.
f. De vier in de tenlastelegging genoemde geldbedragen zijn afkomstig van [rechtspersoon 13]. Nu [rechtspersoon 13] nimmer over andere gelden heeft beschikt zijn deze geldbedragen naar het oordeel van het hof dan ook afkomstig van misdrijf. De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat het juist is dat voornoemde geldbedragen middels de in het strafdossier vermelde geldstromen uiteindelijk in bezit zijn gekomen van aan hem gelieerde vennootschappen en een stichting.
Op grond van het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep neemt het hof voorts het navolgende in aanmerking:
De getuige [getuige 7] (verder: [getuige 7]), oud-bestuurslid/voorzitter van [rechtspersoon 14], heeft verklaard – verkort en zakelijk weergegeven - dat de verdachte hem in november 2004 heeft verteld dat [medeverdachte 7] hem hadden medegedeeld dat zij aan een deal € 20 miljoen hadden overgehouden.
De verdachte vroeg zich af hoe [medeverdachte 7] aan zijn geld kwam. [getuige 7] heeft voorts verklaard dat hij wist van de herkomst van de geldstroom van [medeverdachte 7] die van de BNG met staatsgarantie in [rechtspersoon 14] terecht kwam, dat de gelden waren bestemd voor bouwprojecten in de gezondheidszorg, dat de onder voorwaarden verstrekte gelden door [medeverdachte 7] voor andere doelen werden aangewend, en dat zijn mededeling bij de verdachte tot actie heeft geleid omdat daarna de ontvlechting tussen [medeverdachte 7] en de verdachte is gaan spelen. [getuige 7] heeft de verdachte verteld hoe de leningen tot stand zijn gekomen, dat die waren verstrekt onder voorwaarden en hij vermoedde dat [medeverdachte 7] de voorwaarden overtrad. Dat was de reden dat [getuige 7] aftrad als voorzitter van [rechtspersoon 14]. [getuige 7] verklaart voorts dat hij de verdachte heeft gewaarschuwd om voorzichtig te zijn om zaken te doen met [medeverdachte 7], want hij had het vermoeden dat het niet klopte.
In de administratie van de verdachte is een uittreksel uit de Kamer van Koophandel gedateerd 25 november 2004 van [rechtspersoon 13] aangetroffen met daarop handgeschreven aantekeningen (betreffend de vader van een secretaresse en tuinman). Erbij is een handgeschreven document aangetroffen, waarvan de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg heeft verklaard dat het zijn handschrift is. Daarop is onder meer vermeld “[rechtspersoon 14], rijks garanties, verstrekken leningen NBG (bedoeld zal zijn BNG)”.
Tijdens een doorzoeking bij medeverdachte [medeverdachte 8] (verder: [medeverdachte 8]) zijn aantekeningen van een gesprek tussen [medeverdachte 8] en verdachte gedateerd 27 november 2004 aangetroffen. Uit die aantekeningen kan - in combinatie met de verklaring van [medeverdachte 8] - worden afgeleid dat de verdachte [medeverdachte 8] op die datum op de hoogte heeft gebracht van hetgeen hij eerder van [getuige 7] had vernomen. In deze aantekeningen staat cq leidt het hof af dat de Stichting is opgericht door [getuige 7], daarna de naam “[rechtspersoon 14]” en vervolgens “Bestuur/Katvanger”. Voorts is vermeld: “Gebruik niet-commerciële activiteiten verplicht”, en daarna een bedrag van € 23 miljoen en dat “lening doorgeleend aan [X] (het hof begrijpt [rechtspersoon 13])”. Ook is opgenomen dat de “lening [Y] (het hof begrijpt [rechtspersoon 14]) bevat veel voorwaarden echter geen doorzetten van voorwaarden richting [X] (het hof begrijpt [rechtspersoon 13])”. [medeverdachte 8] verklaart later dat de term katvanger uit de mond van de verdachte komt.
In faxberichten en e-mails gedateerd 6 april 2005, die door de verdachte aan [medeverdachte 7] en diens zakenpartner [betrokkene 5] zijn verzonden, deelt de verdachte hen mede dat hem uit onderzoek is gebleken dat zij met fondsen hebben gewerkt waarvan hij zich afvraagt of de herkomst en de aanwending volgens de juiste regels zijn geschied, dat hij zijn naam en faam niet wenst te verbinden aan ongeoorloofde transacties en dat hij zich aan het beraden is omtrent justitiële stappen.
Verder is in de administratie op het kantoor van de verdachte een gespreksverslag gedateerd 13 april 2005 aangetroffen van een bespreking waarbij onder meer [medeverdachte 8], [medeverdachte 7] en de verdachte aanwezig waren. Uit het verslag blijkt dat het gesprek gaat over de ontstane zakelijke samenwerking en de afwikkeling van de onderlinge verhoudingen. Aan het einde van het gesprek stelt de verdachte nog een aantal voorwaarden die ertoe leiden dat [medeverdachte 7] een compensatie van € 600.000,= biedt aan de verdachte en waarbij de verdachte tenslotte opmerkt ‘[initialen verdachte] verklaart onder die voorwaarden hetgeen hij weet over [initialen medeverdachte 7]/[initialen betrokkene 5] mee te nemen in zijn graf’.
Blijkens een opgenomen gesprek gedateerd 7 juli 2005 heeft de verdachte over [medeverdachte 7] gezegd: “Ik heb totaal afstand genomen van [medeverdachte 7], om zakelijke redenen en niet om persoonlijke onthoud dat heel goed, als je ziet hoe makkelijk [medeverdachte 7] afstand doet van geld, moet je (je; toevoeging hof) afvragen of hij het op (een; toevoeging hof) legale manier heeft verdiend”.
In het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar [medeverdachte 7] heeft op 12 juli 2005 een doorzoeking plaatsgevonden in het kantoorpand van de verdachte. Op 18 juli 2005 is de verdachte vervolgens voor de eerste keer als getuige gehoord in dat strafrechtelijk onderzoek.
Het hof leidt uit voornoemde omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien af dat bewezen kan worden dat de verdachte in elk geval vanaf 18 juli 2005 de bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de gelden middellijk of onmiddellijk van misdrijf afkomstig waren.
Anders dan de advocaat-generaal acht het hof onvoldoende bewijs voorhanden voor wetenschap bij de verdachte, ook niet in voorwaardelijke zin, voor 18 juli 2005. Het hof merkt daarbij nog op dat het de advocaat-generaal (requisitoir p. 8-9) niet volgt wanneer zij ervan uitgaat dat een gesprek van de verdachte op 28 april 2005 te dateren is. Reeds uit de inhoud van het gesprek volgt dat dit na mei 2005 geweest moet zijn.
Door de verdachte is nog gesteld dat hij er vanuit ging dat [medeverdachte 7] in civielrechtelijke zin mogelijk zijn verplichtingen niet na kwam maar dat hij, mede gelet op de reputatie van [medeverdachte 7] niet wist, ook niet in voorwaardelijke zin dat sprake was van een misdrijf.
Het hof is van oordeel dat dit verweer vanaf 18 juli 2005 niet meer op gaat. Toen was de verdachte in elk geval op de hoogte van een verdenking van [medeverdachte 7]/[rechtspersoon 14]/[rechtspersoon 13] in een strafrechtelijk onderzoek. Ook al zou hij de precieze verdenking toen niet hebben geweten, de verdachte wist toen dat er een aanmerkelijke kans bestond dat van een of meer misdrijven verband houdende met [medeverdachte 7]/[rechtspersoon 14]/[rechtspersoon 13] sprake was en de gelden afkomstig waren van deze misdrijven. De verdachte heeft desondanks gelden afkomstig van [medeverdachte 7]/[rechtspersoon 13] geaccepteerd en gebruikt voor diverse transacties.
Uit het strafdossier blijkt immers dat de geldstromen die betrekking hebben op de ten laste gelegde geldbedragen na 18 juli 2005 hebben plaatsgevonden.
Aldus heeft de verdachte uiteindelijk door middel van diverse overdrachten via verschillende vennootschappen de gelden en het onroerend goed voorhanden gekregen en gehouden terwijl hij wist dat de aanmerkelijke kans bestond dat deze bedragen middellijk of onmiddellijk uit misdrijf afkomstig waren. Deze gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm, mede in aanmerking genomen de administratieve accountancy achtergrond van de verdachte en het feit dat hij al langere tijd in vastgoed handelde, worden aangemerkt als zodanig gericht op dit gevolg dat het niet anders kan dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dit gevolg bewust heeft aanvaard.
Het hof stelt vast dat door of namens de verdachte ten aanzien van de geldstromen tussen de verschillende entiteiten en de daaraan ten grondslag liggende overeenkomsten zoals beschreven in de zaaksdossiers 1D, 1E en 1F geen verweer is gevoerd.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat het bedrag van € 2.415.534,- als gevolg van vermenging van bedragen afkomstig van [rechtspersoon 13] als gedeeltelijk onmiddellijk of middellijk van misdrijf afkomstig moet worden aangemerkt. Het hof acht, even als de rechtbank geen bijzondere omstandigheden aanwezig, die maken dat daarover anders geoordeeld zou moeten worden.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en de gebezigde bewijsmiddelen, acht het hof - anders dan de advocaat-generaal - het ‘medeplegen’ niet bewezen nu uit de bewijsmiddelen onvoldoende blijkt van een bewuste en nauwe samenwerking met een ander of anderen. Dit zelfde geldt voor de strafverzwarende omstandigheid dat de verdachte van witwassen een gewoonte zou hebben gemaakt. Ook hiervan wordt de verdachte vrij gesproken.
Het vorengaande leidt tot de conclusie dat feit 1 primair, onder het eerste, tweede en derde gedachtestreepje bewezen verklaard zal worden.
Overwegingen ten aanzien van feit 3
Zaaksdossier 3/3a
Het hof is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte betrokken is geweest bij het opmaken van de huurovereenkomst voor de Patroonsweg [nummers] met [huurder] als huurder en de huurovereenkomst voor de Ossendamweg [nummer], zodat de verdachte van die onderdelen dient te worden vrijgesproken.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het valselijk opmaken voor de huurovereenkomst Patroonsweg Zeewolde tussen [rechtspersoon 15] (vertegenwoordigd door de verdachte) en [rechtspersoon 16] (vertegenwoordigd door [medeverdachte 9] (hierna: [medeverdachte 9])). De raadsman heeft daartoe aangevoerd – zakelijk weergegeven – dat geen sprake is van een vals geschrift, omdat het aan de verhuurder is om de overeengekomen huurprijs al dan niet te innen.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting als volgt.
[medeverdachte 9] heeft verklaard – verkort en zakelijk weergegeven - dat was afgesproken dat hij geen huur hoefde te betalen en dat de huurovereenkomst dus een ‘fake-overeenkomst’ was die hij ongezien heeft getekend.
Het hof leidt hieruit af dat reeds bij de totstandkoming van de overeenkomst duidelijk was dat het de bedoeling van partijen is geweest dat geen huur zou worden betaald en er ook nooit huur is betaald. Nu dit in strijd met de waarheid wel is opgenomen in de overeenkomst is sprake van een vals opgesteld geschrift.
Zaaksdossier 8
Het hof is van oordeel dat dit deel van de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard en overweegt daartoe, grotendeels overeenkomstig de rechtbank, als volgt.
Allonge II
Blijkens de overeenkomst ‘commanditaire vennootschap [rechtspersoon 8]’ van 29 juni 2005 zijn [rechtspersoon 9], vertegenwoordigd door medeverdachte [medeverdachte 10] (als beherend vennoot) (hierna: [medeverdachte 10]) en verdachte (als commanditair vennoot) een commanditaire vennootschap aangegaan. Deze overeenkomst wordt hierna aangeduid als: de [rechtspersoon 8]-overeenkomst.
Op 22 januari 2009 heeft [medeverdachte 8] een e-mail gestuurd aan de verdachte waarin [medeverdachte 8] zijn mening geeft over de [rechtspersoon 8]-overeenkomst. Met name ten aanzien van de artikelen 6 en 11 van deze overeenkomst heeft [medeverdachte 8] opmerkingen en hij adviseert “de volgende keer strakker te formuleren van wat mag en wat niet”.
Allonge II betreft een door [medeverdachte 10] namens [rechtspersoon 9] en verdachte ondertekend stuk gedateerd 30 november 2007. In dit stuk worden wijzigingen overeengekomen op de [rechtspersoon 8]-overeenkomst. De wijzigingen die bij allonge II worden doorgevoerd zien alle op de artikelen 6 en 11. Eén van deze wijzigingen betreft het feit dat de bevoegdheid van de beherend vennoot wordt beperkt in die zin dat toestemming van de commanditair vennoot (commandiet) is vereist voor het bezwaren van onroerende zaken.
Uit het dossier blijkt dat [rechtspersoon 17] eind 2008 een hypotheek heeft gevestigd op het Duitse onroerend goed in [rechtspersoon 8]. Indien allonge II toen al was overeengekomen had [medeverdachte 10] (als beherend vennoot) hiervoor toestemming moeten vragen aan verdachte (als commandiet). Desgevraagd heeft [medeverdachte 10] echter bij de rechter-commissaris verklaard dat hij geen toestemming heeft gevraagd voor de hypotheekverstrekking aan [rechtspersoon 17] en hij ook niet zou weten waarom dat nodig was.
Nu [medeverdachte 10] eind 2008 nog handelde alsof de afspraken uit allonge II niet bestonden en nu aan de adviezen die [medeverdachte 8] op 22 januari 2009 heeft gegeven aangaande de [rechtspersoon 8]-overeenkomst uitvoering werd gegeven in allonge II, kan het niet zo zijn dat allonge II reeds op 30 november 2007 is overeengekomen. Het hof gaat er dan ook vanuit dat allonge II in strijd met de waarheid is geantedateerd op 30 november 2007.
Uit de aangifte van de curator tegen [medeverdachte 10] blijkt dat de curator allonge II op 15 april 2010 heeft ontvangen van een advocaat van de verdachte. Op grond van de informatie in deze allonge II heeft de curator besloten om in te stemmen met vervanging van de beherend vennoot, zijnde de failliete [rechtspersoon 9] door de commandiet zijnde de verdachte.
Balansen [rechtspersoon 8]
De balansen van [rechtspersoon 8] over de jaren 2005 tot en met 2008 zijn bij een doorzoeking op het kantoor van de verdachte aangetroffen. Deze balansen zijn gedateerd op respectievelijk 26 juli 2006, 25 april 2007, 23 april 208 en 22 september 2009. Op 23 maart 2010 is op het kantoor van de verdachte een gesprek opgenomen tussen [medeverdachte 10], verdachte, [betrokkene 6] en [naam broer verdachte] (broer van de verdachte). Tijdens dit gesprek is te horen dat balansen over de jaren 2005 tot en met 2008 worden besproken en daarna door [medeverdachte 10] moeten worden ondertekend, steeds net iets anders of op een andere plek met een andere pen. De in het gesprek genoemde bedragen komen overeen met de bedragen die zijn vermeld in de aangetroffen balansen van [rechtspersoon 8].
Voorts is te horen dat datums worden opgezocht en dat deze zo worden gekozen dat deze niet in een weekend vallen. De in het gesprek genoemde datums komen overeen met de datums van ondertekening op voornoemde balansen van [rechtspersoon 8]. [medeverdachte 10] heeft bij de politie verklaard dat hij de handtekeningen op de balansen herkent als de zijne.
Gezien het feit dat de bedragen en de datums waarover op 23 maart 2010 op het kantoor van de verdachte gesproken aansluiten bij de gegevens op de later op zijn kantoor aangetroffen balansen van [rechtspersoon 8] gaat het hof ervan uit dat op 23 maart 2010 de balansen van [rechtspersoon 8] over de jaren 2005, 2006, 2007 en 2008 in strijd met de waarheid zijn geantedateerd.
Op basis van het voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich samen met (een) ander(en), meermalen, schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift. Voorts acht het hof bewezen dat de verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van de valse allonge II.
Overwegingen ten aanzien van feit 7
Overeenkomstig de standpunten van de verdediging en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – bedrieglijke bankbreuk met betrekking tot het mortierorgel en het onroerend goed in Portugal, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte tevens dient te worden vrijgesproken van de bedrieglijke bankbreuk met betrekking tot het onroerend goed te Spanje, voor zover dat ziet op de 2000 m2 met bebouwing en zwembad. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld op welk moment dit gedeelte van het onroerend goed is overgedragen en dus ook niet kan worden vastgesteld of dat staande het faillissement was.
Het hof overweegt hiertoe naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting als volgt.
Op 19 januari 2007 is door een Spaanse notaris een koopovereenkomst opgemaakt betrekking hebbende op de verkoop van een gedeelte van het Spaans onroerend goed (perceel 6791 groot 1.450 m2) voor een bedrag van € 10.000,-.
Op 1 april 2008 werd in totaal € 200.000,- overgeschreven naar een bankrekening van notaris Van Oevelen onder vermelding ‘aankoop sonservera mallorca perceel 6791 en 6614’.
De raadsman heeft aangevoerd dat dit een schijnbetaling betrof en dat de eerdere overdracht al voor de datum van het faillissement had plaatsgevonden. Ter onderbouwing van deze stelling voert de raadsman aan dat vrijwel direct na ontvangst van het bedrag door de echtgenoot van [medeverdachte 6], [echtgenoot medeverdachte 6], nagenoeg het volledige bedrag is doorbetaald (en daarmee in feite terugbetaald) aan [rechtspersoon 18], een vennootschap van de verdachte. De eigenlijke verkoop en betaling zou reeds in februari 2006 hebben plaatsgevonden en aldus ruim voor de datum van het faillissement van [medeverdachte 6].
Het hof verwerpt dit verweer.
Blijkens de correspondentie van 3, 4 en 7 april 2008 met notaris Van Oevelen is het perceel grond (groot circa 3.100 m2) zonder enig voorbehoud overgedragen door [echtgenoot medeverdachte 6] en [medeverdachte 6] aan de heer [betrokkene 7] en de verdachte. De betaling van de totale koopsom vindt plaats op 1 april 2008 op de derdenrekening van deze zelfde notaris. Ook [betrokkene 7] verklaart - verkort en zakelijk weergegeven - dat in april 2008 de overdracht heeft plaatsgevonden omdat er eerder allerlei problemen waren. Over deze problemen verklaart de verdachte zelf overigens ook. Hij heeft ter terechtzitting aangegeven dat de daadwerkelijk inschrijving van de percelen langer duurde.
Het hof is dan ook van oordeel dat de betaling van het bedrag van € 200.000,- aan de notaris op 1 april 2008 een voorwaarde betrof om de eigendom van beide percelen over te dragen.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat beide percelen en het pand zijn gekocht ná 20 september 2006, de datum waarop [medeverdachte 6] in staat van faillissement is verklaard. Nu uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte kort na de faillietverklaring hiervan op de hoogte is gesteld, is het hof van oordeel dat de verdachte bij de aankoop van het onroerend goed in Spanje buiten de curator om opzettelijk de rechten van de schuldeisers heeft verkort.
Het hof verwerpt het verweer.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 3, 4, 5, 6 en 7 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
hij in of omstreeks de periode van 25 november 2004 tot en met 19 juni 2007, te Baarn en/of te Soest en/of te Zeist, althans in Nederland en/of te Belgie en/of te Tecklenburg, althans in Duitsland en/of te Zwitserland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), van (een) voorwerp(en), te weten
- een geldbedrag ter waarde van EUR 1.392.907,=, althans enig geldbedrag (zaaksdossier 1, bijlage 1D) en/of
- een geldbedrag ter waarde van EUR 2.415.534,=, althansenig geldbedrag (zaaksdossier 1, bijlage 1E) en/of,
- onroerend goed ter waarde van EUR 1.375.000,=, althans enig geldbedrag (zijnde een of meerdere pand(en) te Tecklenburg, althans in Duitsland) (zaaksdossier 1, bijlage 1F)
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) was/waren op bovengenoemde voorwerp(en) en/of
heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), verborgen en/of verhuld wie bovengenoemde voorwerp(en) voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) dat de bovengenoemde voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf
en/of
bovengenoemde voorwerp(en) verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of overgedragen, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), wist(en) dat de bovengenoemde voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
3.zaaksdossier 2
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 01 november 2006 tot en met 12 mei 2010 te Baarn en/of Utrecht en/of Soest te Waalwijk, in elk geval in Nederland en/of te Duitsland en/of te Paraguay, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- een factuur (gedateerd 6 november 2006, bijlage 31) en/of
- een brief (gedateerd 6 november 2006, bijlage 32) en/of - een bankafschrift (gedateerd 11-30-2006/30 november 2006, bijlage 33) en/of
- een teboekstelling (gedateerd 30 november 2006, bijlage 34) en/of
- een brief (niet gedateerd, bijlage 35) en/of
- een brief (gedateerd 20 november 2006, bijlage 36) en/of
- een brief (gedateerd 8 januari 2007, bijlage 37) en/ofeen bankverklaring (gedateerd 1 september 2009, bijlage 39) en/of
- een partijverklaring (gedateerd 27 april 2010, bijlage 40),
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) valselijk
- op genoemde factuur (gedateerd 6 november 2006 en/of factuurnummer WC20061106, bijlage 31) opgenomen dat [rechtspersoon 1] EUR 600.000,= heeft betaald aan [rechtspersoon 2] terwijl in werkelijkheid die betaling niet is verricht en/of
- in genoemde brief (gedateerd 6 november 2006, bijlage 32) van [rechtspersoon 1], gericht aan [rechtspersoon 2] opgenomen dat er aan [rechtspersoon 2] voor EUR 160.000 een motorjacht (type Searay 540 Sundancer) is verkocht en geleverd en/of de koopprijs van genoemd motorjacht (EUR 160.000) is verrekend met de factuurnota WC20061106 (gedateerd 6 november 2006), terwijl in werkelijkheid er geen motorjacht (type Searay 540 Sundancer) is verkocht en geleverd en/of
- op genoemd bankafschrift (gedateerd 11-30-2006/30 november 2006, bijlage 33) opgenomen dat er USD 563.200,00 betaald is voor De Vries Lents Koter, terwijl er in werkelijkheid die betaling niet heeft plaatsgevonden en/of
- op genoemd teboekstellingsformulier (gedateerd 30 november 2006, bijlage 34) verklaard dat [rechtspersoon 1] eigenaar is van een schip in aanbouw (zijnde W. De Vries Lentsch Spitsgatkotter) op scheepswerf van [rechtspersoon 3] te Waalwijk en/of op dat genoemd formulier verzocht dat het genoemde schip (zijnde W. De Vries Lentsch Spitsgatkotter) tot teboekstelling als zeeschip vatbaar is, terwijl in werkelijkheid [rechtspersoon 1] geen eigenaar is van dat schip (zijnde W. De Vries Lentsch Spitsgatkotter) en/of
- in genoemde brief (niet gedateerd, bijlage 35) opgenomen dat [rechtspersoon 3] verklaart dat [rechtspersoon 1] eigenaar is van het schip W. de Vries Lentsch Spitsgatkotter, terwijl in werkelijkheid [rechtspersoon 1] geen eigenaar is van dat schip en/of
- in genoemde brief (gedateerd 20 november 2006, bijlage 36) opgenomen dat [rechtspersoon 1] van [rechtspersoon 2] een motorjacht (De Vries Lentsch Kotter) in aanbouw heeft gekocht voor EUR 600.000,=, terwijl in werkelijkheid [rechtspersoon 1] geen eigenaar is van dat schip (zijnde De Vries Lentsch kotter) en/of
- in genoemde brief (gedateerd 8 januari 2007, bijlage 37) opgenomen dat [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] verklaren dat de betaling met het factuurnummer WC20061106, zijnde EUR 600.000,=, is geregeld door [rechtspersoon 1], terwijl in werkelijkheid er geen betaling heeft plaatsgevonden en/of
- in genoemde bankverklaring (gedateerd 1 september 2009, bijlage 39) opgenomen dat (op 2 november 2006) er een (geld)transactie (ad USD 563.200.,=) heeft plaatsgevonden van een bedrijf (zijnde [rechtspersoon 1]) naar een bedrijf (zijnde [rechtspersoon 2]) en/of (aldus) die voornoemde bankverklaring voorzien van een onjuiste datum en/of aankoop en/of betaalbedrag terwijl in werkelijkheid die aankoop en/of betaling niet is verricht en/of
- in genoemde partijverklaring (gedateerd 27 april 2010, bijlage 40) opgenomen dat door een bank (zijnde de [rechtspersoon 4]) een (geld)transactie (van een bedrijf [rechtspersoon 1] naar [rechtspersoon 2]) is verricht (in november 2006) en/of (vervolgens) voornoemde bankverklaring (gedateerd 1 september 2009) afkomstig is van een bank (zijnde [rechtspersoon 4]),terwijl in werkelijkheid die (geld)transactie niet is verricht,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
en/of
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 01 november 2006 tot en met 12 mei 2010 te Baarn en/of Utrecht en/of Soest te Waalwijk, in elk geval in Nederland en/of te Duitsland en/of te Paraguay, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e)
- een factuur (gedateerd 6 november 2006, bijlage 31) en/of
- een brief (gedateerd 6 november 2006, bijlage 32) en/of - een bankafschrift (gedateerd 11-30-2006/30 november 2006, bijlage 33) en/of
- een teboekstelling (gedateerd 30 november 2006, bijlage 34) en/of
- een brief (niet gedateerd, bijlage 35) en/of
- een brief (gedateerd 20 november 2006, bijlage 36) en/of
- een brief (gedateerd 8 januari 2007, bijlage 37) en/ofeen bankverklaring (gedateerd 1 september 2009, bijlage 39) en/of
- een partijverklaring (gedateerd 27 april 2010, bijlage 40),
- (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat genoemde
- factuur (gedateerd 6 november 2006, bijlage 31) en/of
- brief (gedateerd 6 november 2006, bijlage 32) en/of
- bankafschrift (gedateerd 11-30-2006/30 november 2006, bijlage 33) en/of
- teboekstelling (gedateerd 30 november 2006, bijlage 34) en/of
- brief (niet gedateerd, bijlage 35) en/of
- brief (gedateerd 20 november 2006, bijlage 36) en/of
- brief (gedateerd 8 januari 2007, bijlage 37) en/of
- bankverklaring (gedateerd 1 september 2009, bijlage 39) en/of
- partijverklaring (gedateerd 27 april 2010, bijlage 40)
als bewijsstuk(ken) is/zijn ingebracht in een of meerdere civiele procedures
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat
- op genoemde factuur (gedateerd 6 november 2006 en/of factuurnummer WC20061106, bijlage 31) opgenomen dat [rechtspersoon 1] EUR 600.000,= heeft betaald aan [rechtspersoon 2] terwijl in werkelijkheid die betaling niet is verricht en/of
- in genoemde brief (gedateerd 6 november 2006, bijlage 32) van [rechtspersoon 1], gericht aan [rechtspersoon 2] opgenomen dat er aan [rechtspersoon 2] voor EUR 160.000 een motorjacht (type Searay 540 Sundancer) is verkocht en geleverd en/of de koopprijs van genoemd motorjacht (EUR 160.000) is verrekend met de factuurnota WC20061106 (gedateerd 6 november 2006), terwijl in werkelijkheid er geen motorjacht (type Searay 540 Sundancer) is verkocht en geleverd en/of
- op genoemd bankafschrift (gedateerd 11-30-2006/30 november 2006, bijlage 33) opgenomen dat er USD 563.200,00 betaald is voor De Vries Lents Koter, terwijl er in werkelijkheid die betaling niet heeft plaatsgevonden en/of
- op genoemd teboekstellingsformulier (gedateerd 30 november 2006, bijlage 34) verklaard dat [rechtspersoon 1] eigenaar is van een schip in aanbouw (zijnde W. De Vries Lentsch Spitsgatkotter) op scheepswerf van [rechtspersoon 3] te Waalwijk en/of op dat genoemd formulier verzocht dat het genoemde schip (zijnde W. De Vries Lentsch Spitsgatkotter) tot teboekstelling als zeeschip vatbaar is, terwijl in werkelijkheid [rechtspersoon 1] geen eigenaar is van dat schip (zijnde W. De Vries Lentsch Spitsgatkotter) en/of
- in genoemde brief (niet gedateerd, bijlage 35) opgenomen dat [rechtspersoon 3] verklaart dat [rechtspersoon 1] eigenaar is van het schip W. de Vries Lentsch Spitsgatkotter, terwijl in werkelijkheid [rechtspersoon 1] geen eigenaar is van dat schip en/of
- in genoemde brief (gedateerd 20 november 2006, bijlage 36) opgenomen dat [rechtspersoon 1] van [rechtspersoon 2] een motorjacht (De Vries Lentsch Kotter) in aanbouw heeft gekocht voor EUR 600.000,=, terwijl in werkelijkheid [rechtspersoon 1] geen eigenaar is van dat schip (zijnde De Vries Lentsch kotter) en/of
- in genoemde brief (gedateerd 8 januari 2007, bijlage 37) opgenomen dat [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] verklaren dat de betaling met het factuurnummer WC20061106, zijnde EUR 600.000,=, is geregeld door [rechtspersoon 1], terwijl in werkelijkheid er geen betaling heeft plaatsgevonden en/of
- in genoemde bankverklaring (gedateerd 1 september 2009, bijlage 39) opgenomen dat (op 2 november 2006) er een (geld)transactie (ad USD 563.200.,=) heeft plaatsgevonden van een bedrijf (zijnde [rechtspersoon 1]) naar een bedrijf (zijnde [rechtspersoon 2]) en/of (aldus) die voornoemde bankverklaring voorzien van een onjuist(e) datum en/of aankoop en/of betaalbedrag terwijl in werkelijkheid die aankoop en/of betaling niet is verricht en/of
- in genoemde partijverklaring (gedateerd 27 april 2010, bijlage 40) opgenomen dat door een bank (zijnde [rechtspersoon 4]) een (geld)transactie (van een bedrijf [rechtspersoon 1] naar[rechtspersoon 2]) is verricht (in november 2006) en/of (vervolgens) dat voornoemde bankverklaring (gedateerd 1 september 2009) afkomstig is van een bank (zijnde de [rechtspersoon 4]),terwijl in werkelijkheid die (geld)transactie niet is verricht,
en/of
zaaksdossier 3/3a
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 31 augustus 2009 tot en met 18 juni 2010 te Nieuwegein en/of te Baarn en/of te Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- een werkgeversverklaring en/of (een) salarisstro(o)k(en) (van [rechtspersoon 5]) en/of een (ver)koopovereenkomst (van het pand gelegen aan de Papyrusdreef [nummer1] te Utrecht) en/of
- een of meerdere huurcontract(en) (van een woning gelegen aan de Papyrusdreef ([nummer2]) te Utrecht en/of een pand gelegen aan de Patroonsweg ([nummers]) te Zeewolde en/of een woning gelegen aan de Ossendamweg ([nummer]) te Soest),
- (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) valselijk
- (ter verkrijging van een geldbedrag (hypothecaire geldlening voor een pand gelegen aan de Papyrusdreef [nummer2] te Utrecht) (ten bedrage van EUR 215.000,-) een werkgeversverklaring en/of (een) salarisstro(o)k(en) (van [rechtspersoon 5]) opgemaakt (inhoudende onder meer een (fictief) loonverband en/of een (fictieve) functieomschrijving en/of een (fictief) salaris) en/of een (fictief) (ver)koopovereenkomst opgemaakt (inhoudende de verkoop van het pand gelegen aan de Papyrusdreef [nummer1] te Utrecht aan koper [betrokkene 3]) en/of
- op dat/die huurcontract(en) een onjuiste huurder en/of huurperiode en/of huurpenningen en/of opmaakdatum vermeld,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
en/of
zaaksdossier 4
hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 30 september 2009 tot en met 23 maart 2010 te Baarn en/of te Amsterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens)
- een werkgeversverklaring en/of
- een salarisspecificatie,
- (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) valselijk
- een werkgeversverklaring opgesteld en/of in strijd met de waarheid in die werkgeversverklaring vermeld en/of dat een werknemer (zijnde [betrokkene 4]) voor onbepaalde tijd als account manager werkzaam was bij een bedrijf (zijnde [rechtspersoon 6]) en/of dat een werknemer (zijnde [betrokkene 4]) een bruto-jaarsalaris van 45.780,- euro genoot en/of dat een werknemer (zijnde [betrokkene 4]) een vakantietoeslag van 3362,- euro genoot en/of dat een werknemer (zijnde [betrokkene 4]) een vaste 13e maand van 3.815,- euro genoot en/of
- een salarisspecificatie opgesteld en/of in strijd met de waarheid in die salarisspecificatie vermeld dat een werknemer (zijnde [betrokkene 4]) in de periode februari in het jaar 2010 160 uren had gewerkt voor een bedrijf (zijnde [rechtspersoon 6]) en/of dat een werknemer (zijnde [betrokkene 4]) tot en met de periode februari in het jaar 2010 een bruto-salaris van 3.815,- euro genoot en/of dat een werknemer (zijnde [betrokkene 4]) over de periode februari in het jaar 2010 een netto-salaris van 2.541,44 euro genoot,
zulks (telkens) met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
en/of
zaaksdossier 5
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 14 februari 2008 tot en met 03 maart 2008 te Baarn en/of te Zwolle, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een werkgeververklaring (van werkgever [rechtspersoon 7]), zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers hebben verdachte en/of zijn mededader(s) valselijk op die werkgeververklaring (op naam van [rechtspersoon 7] en/of terwijl [rechtspersoon 7] geen personeel in dienst had) onjuiste gegevens vermeld (inhoudende onder meer een (fictief) loonverband en/of een (fictieve) functieomschrijving en/of een (fictief) salaris),
zulks (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
en/of
zaaksdossier 8
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 22 januari 2009 tot en met 28 maart 2011 te Baarn en/of te Soest en/of te Harderwijk, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- een overeenkomst (zogenaamde allonge II) en/of
- een of meer balans(en) (van het bedrijf [rechtspersoon 8]),
- (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) valselijk
- in die overeenkomst de woorden in een of meer artikelen (6 en/of 11) aangevuld en/of gewijzigd (ten gunste van de commandiet) en/of die overeenkomst in strijd met de waarheid gedateerd op 30 november 2007 en/of voorzien van een of meer handtekening(en) en/of
- de balans(en) (van het bedrijf [rechtspersoon 8]) (per 31 december 2005 en/of 2006 en/of 2007 en/of 2008) in strijd met de waarheid gedateerd op (respectievelijk) 26 juli 2006 en/of 25 april 2007 en/of 23 april 2008 en/of 22 september 2009 en/of die balans(en) voorzien van een handtekening,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
en/of
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 09 maart 2010 tot en met 15 april 2010 te Baarn en/of te Soest en/of te Nijkerk, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e)
- overeenkomst (zogenaamde allonge II), - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat die overeenkomst (zogenaamde allonge II) is ingebracht bij de curator (van [rechtspersoon 9]) (waardoor de curator is bewogen in te stemmen met vervanging van de beherend vennoot, zijnde de failliete besloten vennootschap door de commandiet)
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat in die overeenkomst (zogenaamde allonge II) de woorden in een of meerdere artikelen (6 en/of 11) zijn aangevuld en/of gewijzigd (ten gunste van de commandiet) en/of die overeenkomst in strijd met de waarheid is gedateerd op 30 november 2007 en/of is voorzien van een of meer handtekening(en);
4.zaaksdossier 2
hij op of omstreeks 11 mei 2009 te Breda en/of elders in Nederland, ter terechtzitting van van de rechtbank te Breda op 11 mei 2009 (rolnr. 184178/HA ZA 08-85) als getuige in de zaak van [eiser] (eiser) tegen Mr L.Y. Pawlikowski in haar hoedanigheid van curator in het faillissement van [rechtspersoon 3] (gedaagde),
nadat hij in handen van Mr M. van de Wetering op de bij de wet voorgeschreven wijze de eed/belofte had afgelegd de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen, in elk geval in een geval waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede vordert en/of daaraan rechtsgevolgen verbindt, mondeling, persoonlijk, opzettelijk valselijk, geheel of ten dele in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - heeft verklaard:
- "Op 6 november 2006 heeft [rechtspersoon 1] het 27 meter lange schip van rechtspersoon 2] gekocht" en/ofHet 27 meter lange schip is op 6 november 2006 aan mij geleverd en door mij betaald. De levering bestond uit het feit dat ik voor het schip betaald had en dat ik een aankoopnota van het schip kreeg" en/of
- " Het met de koop gemoeide bedrag van EUR 600.000,= is voorafgaand aan 6 november 2006 door [rechtspersoon 1] aan [rechtspersoon 2] dan wel [rechtspersoon 10] overgemaakt";
5.zaaksdossier 3
hij in of omstreeks de periode van 01 juli 2009 tot en met 19 juni 2010 te Baarn en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke bestond uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5],
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, terwijl dit betrekking had op een of meer grote hoeveelhe(i)d(en) hennep;
6.zaaksdossier 3
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 01 december 2009 tot en met 10 juni 2010 te Baarn en/of te Urecht en/of te Zeewolde en/of te Soest, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad
- in een woning/pand aan de Papyrusdreef ([nummer2]) te Utrecht (een) hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) ongeveer 561, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep en/of
- in een bedrijfspand aan de Patroonsweg ([nummer]) te Zeewolde (een) hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) ongeveer 2000, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep en/of
- in een woning/pand aan de Ossendamweg ([nummer]) te Soest (een) hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) ongeveer 848, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,
zulks terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) dat opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken heeft/hebben gepleegd in de uitoefening van een beroep of bedrijf;
7.zaaksdossier 7
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 04 februari 2006 tot en met 14 april 2008 te Nuland, gemeente Maasdonk, en/of te Soest en/of te Hilvarenbeek, althans in Nederland, en/of te Benidorm en/of te Son Servera, althans in Spanje en/of te Oliveira do Hospital, althans in Portugal tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers, in geval van faillissement van [medeverdachte 6] of in het vooruitzicht daarvan, terwijl het faillissement van [medeverdachte 6] is gevolgd (door uitspraak van de arrondissementsrechtbank 's-Hertogenbosch d.d. 20 september 2006), enig(e) goed(eren) aan de boedel heeft onttrokken, immers hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) enig(e) goed(eren), te weten,
- onroerend goed (zijnde een of meerdere perce(e)l(en) grond en/of een pand (gelegen te Son Servera, Balearen, op Mallorca in Spanje) gekocht en/of (vervolgens) de (ver)koopsom van die perce(e)l(en) grond en/of dat pand (ter hoogte van EUR 200.000,=) en/of
- onroerend goed (zijnde een pand gelegen te Oliveira do Hospital in Portugal) en/of (vervolgens) de (ver)koopsom van dat pand (ter hoogte van EUR 75.000,-) en/of
- een orgel (zogenaamde mortierorgel van Theophile Mortier)
aan de boedel onttrokken.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
witwassen, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
en
opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
in de gevallen, waarin een wettelijk voorschrift aan een verklaring onder ede rechtsgevolgen verbindt, mondeling, persoonlijk opzettelijk een valse verklaring onder ede afleggen.
Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 11, derde lid, van de Opiumwet.
Het onder 6 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van in de uitoefening van een bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 7 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van in geval van faillissement ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers enig goed aan de boedel onttrekken.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich, al dan niet samen met zijn medeverdachte(n), schuldig gemaakt aan een aantal ernstige strafbare feiten: witwassen, valsheid in geschrift, gebruik maken van valse/vervalste geschriften, faillissementsfraude, meineed, telen van hennep en deelneming aan een criminele henneporganisatie.
Zo heeft de verdachte gelden en onroerend goed met een aanzienlijke waarde witgewassen. Het uitvoeren van transacties om illegale geldstromen te maskeren teneinde deze als legaal te kunnen gebruiken/besteden tast de integriteit van het financieel en economisch verkeer aan.
Ook heeft de verdachte veelvuldig documenten laten vervalsen en daarvan gebruik gemaakt. Hij heeft dit niet alleen beperkt tot zijn zakelijke activiteiten, maar hij heeft ook niet geschroomd om speciaal voor juridische procedures valse documenten te laten vervaardigen en die in te brengen in deze procedures. Dat men in het economisch, fiscaal, zakelijk en juridisch verkeer moet kunnen vertrouwen op de echtheid en juistheid van overgelegde stukken, is vanzelfsprekend en behoeft verder geen betoog. De verdachte heeft zich daaraan niets gelegen laten liggen.
In voornoemd beeld past ook dat de verdachte als getuige in een gerechtelijke procedure meineed heeft gepleegd en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan faillissementsfraude.
Verder heeft de verdachte zich, teneinde financieel gewin te behalen, zich bezig gehouden met hennepteelt door in twee panden met anderen zeer professionele hennepplantages op te zetten en deel te nemen aan een criminele organisatie die zich bezig hield met de illegale hennepteelt. Dit rekent het hof de verdachte zeer aan en moet vanwege het belang van de volksgezondheid, om sociale en economische redenen en ter bestrijding van de bijkomende criminaliteit worden bestreden. De hennepteelt is voorts onaanvaardbaar omdat met de handel in hennep buiten de reguliere en legale economie om grote winsten worden gemaakt. Het gevolg is dat er allerlei andere vormen van criminaliteit door worden veroorzaakt en ermee samenhangen. Daar komt bij dat de hennepteelt in woningen overlast, verloedering en (brand)gevaarlijke situaties in die woningen en daarmee in woonwijken veroorzaakt.
Door de verdediging is verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met het feit dat de verdachte meegewerkt heeft aan de valse werkgeversverklaring en salarisspecificatie van [betrokkene 4] als vriendendienst. Het hof schuift dat argument terzijde; wanneer een misdrijf wordt gepleegd als vriendendienst, maakt dat het misdrijf niet minder strafwaardig.
Het hof houdt evenmin rekening met art. 359a Sv, zoals verzocht door de verdediging, nu van een vormverzuim geen sprake is zoals hiervoor reeds overwogen in het kader van de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 16 mei 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een andersoortig strafbare feit en hem een transactie en strafbeschikking is opgelegd.
Gelet op het hierboven overwogene, komt het hof tot de volgende straf. Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de ernst van het bewezenverklaarde en de lange periode waarin deze feiten gepleegd zijn een gevangenisstraf rechtvaardigt. Gelet op de omstandigheid dat het hof minder feiten bewezenverklaard heeft dan de advocaat-generaal heeft gevorderd, acht het hof een gevangenisstraf van kortere duur passend dan geëist door de advocaat-generaal.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat in beginsel een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden een passende en geboden reactie vormt.
Het hof heeft evenwel geconstateerd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden.
In eerste aanleg is de te beoordelen termijn aangevangen op 22 augustus 2011 toen de verdachte in verzekering werd gesteld. De rechtbank heeft eindvonnis gewezen op 29 januari 2016. Daarmee is de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak in eerste aanleg overschreden met circa 2,5 jaren. Het hof houdt echter rekening met de ingewikkeldheid van de zaak.
Daarnaast is de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak in hoger beroep met ruim 4 jaren overschreden, nu op 9 februari 2016 namens de verdachte hoger beroep is ingesteld en het hof eindarrest wijst op 27 juni 2022. Ook is het dossier niet binnen 8 maanden na het instellen van het hoger beroep binnen gekomen, maar pas op 19 mei 2017. Het hof is van oordeel dat het tijdsverloop gedurende de berechting in hoger beroep niet aan de verdediging te wijten is.
Nu de redelijke termijn fors is overschreden zal het hof de hiervoor overwogen gevangenisstraf met acht maanden verminderen en aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden opleggen, met aftrek van voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Beslag
De raadsman heeft betoogd onder verwijzing naar een uitspraak van de HR van 25 januari 2022 (ECLI:NL:HR:2022:37) dat de schilderijen alleen kunnen worden onttrokken aan het verkeer als daarmee een strafbaar feit is begaan. Het hof is van oordeel dat uit art. 36d Sr noch uit de genoemde uitspraak een dergelijke eis volgt.
Vaststaat dat de schilderijen onder de verdachte in beslag genomen zijn, aan de verdachte toebehoren en bij gelegenheid van het onderzoek naar de feiten waarvan de verdachte werd verdacht zijn aangetroffen.
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting, meer in het bijzonder het deskundigenrapport van R.W. Silberman d.d. 5 maart 2020, stelt het hof vast dat de in beslag genomen schilderijen vals zijn. Gelet op het aantal en het feit dat de verdachte heeft getracht (een aantal van) de schilderijen te verkopen, acht het hof aannemelijk dat de verdachte de schilderijen in voorraad heeft gehad voor de handel.
Het ongecontroleerde bezit van valse schilderijen, ook gelet op het redelijkerwijs te verwachten gebruik daarvan, is dan ook in strijd met het algemeen belang, omdat de schilderijen wederom te koop kunnen worden aangeboden. In het onderhavige geval gaat het niet om normale gebruiksvoorwerpen, maar om valse kunst. Het door de raadsman op dit punt gevoerde verweer wordt dan ook verworpen.
Het vorengaande leidt ertoe dat de schilderijen zullen worden onttrokken aan het verkeer.
De in beslag genomen doos met administratie die betrekking heeft op de schilderijen zal eveneens worden onttrokken aan het verkeer, nu het een gezamenlijkheid van voorwerpen met deze schilderijen betreft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 (primair en subsidiair) voor zover dit ziet op zaaksdossier 1G, het onder 2, het onder 3 voor zover dit ziet op zaaksdossier 6, het onder 7 voor zover dit ziet op zaaksdossier 8 en het onder 8 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 3, 4, 5, 6 en 7 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 3, 4, 5, 6 en 7 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 (veertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
134 stuks schilderijen en 1 doos administratie m.b.t. [naam 2] schilderijen.
Dit arrest is gewezen door mr. E.C. van Veen,
mr. I.E. de Vries en mr. J. Candido, in bijzijn van de griffiers mr. M.M. Dijk en mr. A.M. Grasman.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 27 juni 2022.