Vgl. HR 15 februari 2011, LJN BP0095; NJ 2011/94, rov. 3.2.6; HR 22 april 2008, LJN BB7077, NJ 2008/468, rov. 4.3 en HR 11 april 2006, LJN AV4007, NJ 2006/263, rov. 3.3.1.
HR, 08-01-2013, nr. 11/04372
ECLI:NL:HR:2013:BY5333
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
08-01-2013
- Zaaknummer
11/04372
- Conclusie
Mr. Silvis
- LJN
BY5333
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2013:BY5333, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑01‑2013
Arrest gerechtshof: ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ6588
Arrest gerechtshof: ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ6588
Arrest gerechtshof: ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ6588
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:BY5333
Arrest gerechtshof: ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ6588
ECLI:NL:HR:2013:BY5333, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 08‑01‑2013; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ6588, Bekrachtiging/bevestiging
In cassatie op: ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ6588, Bekrachtiging/bevestiging
In cassatie op: ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ6588, Bekrachtiging/bevestiging
In cassatie op: ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ6588, Bekrachtiging/bevestiging
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BY5333
- Wetingang
- Vindplaatsen
PS-Updates.nl 2019-0511
NbSr 2013/69
Conclusie 08‑01‑2013
Mr. Silvis
Partij(en)
Nr. 11/04372
Mr. Silvis
Zitting: 30 oktober 2012
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Bij arrest van 30 mei 2011 heeft het Gerechtshof te Leeuwarden het vonnis bevestigd van de Rechtbank te Groningen van 1 april 2010, met welk vonnis verdachte wegens "diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels, terwijl het feit gepleegd wordt door twee of meer verenigde personen" werd veroordeeld tot een werkstraf van honderdtachtig uren, subsidiair negentig dagen hechtenis. Van zijn bevestiging van het vonnis in eerste aanleg heeft het Hof de beslissing op de vordering van benadeelde partij Novo uitgezonderd. Als beslissing ten aanzien van de vordering van benadeelde partij Novo houdt het arrest van het Hof van 30 mei 2011 in dat de betreffende vordering wordt toegewezen tot een bedrag van EUR 15.663,17 met oplegging aan verdachte (als degene die evenals zijn mede-verdachten voor de bij de benadeelde partij ontstane schade hoofdelijk aansprakelijk is) van een betalingsverplichting voor datzelfde bedrag, een en ander als in het arrest vermeld.
2.
Namens verdachte heeft mr. H.J. Veen, advocaat te Delfzijl, één middel van cassatie voorgesteld.
3.
Het middel klaagt over de toewijzing van de vordering van benadeelde partij Novo.
4.
Het bestreden arrest houdt - voor zover relevant - het volgende in:
"Vordering van de benadeelde partij Novo
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 16.348,67. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 8.207,25. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag.
Met betrekking tot de verschillende schadeposten stelt het hof het navolgende vast.
Vervangen sloten
De benadeelde partij gaf ter terechtzitting van het hof op dat alle sloten, waarop de bij het strafbare feit gebruikte loper paste, zijn vervangen, omdat deze loper niet weer in het bezit van de benadeelde partij is gekomen. De daarmee gemoeide kosten zijn begroot op € 3.573,90. Het hof stelt vast dat deze schade rechtstreeks verband houdt met het strafbare feit en zal deze post daarom volledig toewijzen.
Diefstal geld cliënten
De benadeelde partij heeft onder deze post het weggenomen geldbedrag begroot op € 2.000,--. Naar het oordeel van het hof is echter onvoldoende komen vast te staan dat dit bedrag is buitgemaakt. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat aanvankelijk een substantieel lager bedrag als zijnde ontvreemd was opgegeven. Voor de hoogte van het buitgemaakte bedrag zal het hof daarom uitgaan van hetgeen medeverdachte [medeverdachte], die (ook) hierover opening van zaken lijkt te hebben gegeven, hierover op 14 december 2009 bij de politie heeft verklaard, namelijk dat het een bedrag van € 1.650,--
betrof. Het hof zal deze schadepost, mede in aanmerking genomen het feit dat zij van de zijde van de verdachte niet dan wel onvoldoende onderbouwd is betwist, toewijzen tot dit bedrag.
Onderzoek bedrijfsrecherche
De benadeelde partij zag zich genoodzaakt de bedrijfsrecherche in te schakelen, nu de bij de bewoners en het personeel ontstane onrust zo snel mogelijk weggenomen diende te worden en de prioriteit van de politie niet bij deze zaak lag.
Het hof acht, anders dan de raadsman, zowel het maken van de kosten als de omvang ervan redelijk en zal deze post toewijzen. Dit, met dien verstande dat - conform het oordeel van de rechtbank - de crediteurs-kosten niet bij de factuur van [...] Bedrijfsrecherche moeten worden opgeteld, zoals in de vordering is gedaan, maar moeten worden afgetrokken. Na aftrek bedraagt deze schadepost € 8.082,25.
Aanschaf nieuwe geldkistjes
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 125,-- wegens de aanschaf van nieuwe geldkistjes ter vervanging van de weggenomen geldkistjes. Het hof stelt vast dat deze kosten rechtstreeks uit het strafbare feit voortvloeien en dat de hoogte van het bedrag niet onredelijk is. Deze post zal daarom volledig toegewezen worden.
Personeelskosten
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 2.232,02 aan personeelskosten. Deze kosten omvatten de werkuren van 20 medewerkers in verband met de interviews met de bedrijfsrecherche (€ 288,40), de extra inzet van het unithoofd (€ 728,64), de kerncoördinator (€ 254,74) en de facilitaire dienst (€ 612,24) en een (retour)kilometer-vergoeding van het personeel om naar de hiervoor genoemde interviews te komen (€ 348,--). Het hof acht zowel het maken als de hoogte van deze kosten redelijk en zal deze post volledig toewijzen.
Gelet op het vorenstaande zal de vordering van de benadeelde partij worden toegewezen tot een bedrag van € 15.663,17 (€ 3.573,90 + € 1.650,- + € 8.082,25 + € 125,- + € 2.232,02), met dien verstande, dat indien de mededaders van verdachte dit bedrag of een gedeelte daarvan hebben betaald, de verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Voor het overige is onvoldoende gebleken dat de gestelde schade door het bewezenverklaarde handelen van verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom voor het overige in haar vordering niet worden ontvangen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze."
5.
In de onderhavige zaak is de verdachte veroordeeld voor het samen met twee anderen wegnemen van een geldbedrag, een kluis en een aantal doosjes uit een woonzorgcomplex van benadeelde partij NOVO waar zij als stagiaire werkzaam was.
6.
Het middel bevat de klacht dat 's Hofs toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 15.663,17 getuigt van een onjuiste rechtsopvatting voor zover in deze toewijzing het oordeel besloten ligt dat de door de benadeelde partij opgegeven schadeposten een rechtstreeks gevolg zijn van het strafbare feit waarvoor de verdachte is veroordeeld. De door het Hof toegewezen schadeposten omvatten, achtereenvolgens, (i) de door NOVO gemaakte kosten ten behoeve van de vervanging van de sloten waarop de bij het strafbare feit gebruikte loper paste (€ 3.573,90), (ii) het bedrag van het bij het strafbare feit weggenomen geld (€ 1.650,00), (iii) de door NOVO gemaakte kosten in het kader van een onderzoek door een extern bedrijfsrecherchebureau naar aanleiding van het strafbare feit (€ 8.082,25), (iv) de door NOVO gemaakte kosten ten behoeve van de aanschaf van nieuwe geldkistjes (€ 125,00) en (v) de door NOVO in het kader van het reeds genoemde onderzoek gemaakte extra personeelskosten (€ 2.232,02). Ten aanzien van de onder (i), (iii) en (v) genoemde schadeposten geldt volgens de steller van het middel dat deze niet als een rechtstreeks gevolg van het door de verdachte gepleegde strafbare feit kan worden aangemerkt. De opvoering van de inschakeling van een extern bedrijfsrecherchebureau en de extra personeelskosten als rechtstreekse kosten (iii en v) en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen kunnen aanleiding zijn tot het maken van een opmerking. De overige posten nopen daartoe in mijn ogen niet.
7.
Op grond van art. 51f, eerste lid, Sv kan degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit, zich ter zake van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij voegen in het strafproces. Voor toewijzing van een vordering tot schadevergoeding als bedoeld in art. 51a, eerste lid, Sv komt alleen die schade in aanmerking die rechtstreeks is geleden door het strafbare feit. Er is sprake van rechtstreekse schade zoals bedoeld in deze bepaling, indien iemand is getroffen in een belang dat door de overtreden strafbepaling wordt beschermd.1. Voorts kan uit de wetsgeschiedenis worden afgeleid dat aan de voorwaarde dat de schade een rechtstreeks gevolg is van het strafbare feit is voldaan als in de tenlastelegging de gedraging is omschreven die de schade heeft veroorzaakt, ongeacht de vraag of deze schade zelf ook in de tenlastelegging is vermeld.2.
8.
Met betrekking tot de door NOVO gemaakte kosten in het kader van het onderzoek door een extern bedrijfsrecherchebureau en de in dit verband door NOVO gemaakte extra personeelskosten wordt in de toelichting op het middel gesteld dat de overwegingen van het Hof in het bestreden arrest geen blijk geven van de aanwezigheid van een rechtstreeks verband tussen de betreffende kosten en de in de tenlastelegging omschreven gedraging van de verdachte.
9.
De Hoge Raad heeft eerder geoordeeld dat in het licht van art. 6:96 BW onder rechtstreekse schade in de zin van art. 361, tweede lid onder b Sv, mede kan worden te verstaan de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt om het gepleegde strafbare feit aan het licht te brengen.3. Inschakelen van de bedrijfsrecherche na een diefstal kan in beginsel dus tot kosten leiden die op de dader verhaald kunnen worden. Wat betreft het onderzoek van de bedrijfsrecherche heeft het Hof in deze zaak overwogen dat de benadeelde partij zich na het strafbare feit vanwege de bij de bewoners en het personeel van het woonzorgcomplex ontstane onrust genoodzaakt zag de bedrijfsrecherche in te schakelen, aangezien op korte termijn geen actie van de politie viel te verwachten. De vraag rijst of er, gezien dat motief, nog wel sprake is van een rechtstreeks verband.
10.
De onrust die kan ontstaan door een gepleegd strafbaar feit als diefstal is een regelmatig terugkerend ervaringsgegeven in de strafmotivering. De strafbaarstelling van diefstal ziet mede op het belang het rustig bezit van goederen te verzekeren. Onrust in een wooncomplex na een diefstal zoals in deze zaak aan de orde is, kan redelijkerwijs gezien worden als een rechtstreeks gevolg van die diefstal. Het motief om de door de diefstal ontstane onrust in te dammen past redelijkerwijs bij het streven om de schade zoveel mogelijk te beperken (vgl. art. 6:101 lid 1 BW). Als richtsnoer voor de bepaling of de kosten rechtstreeks verband houden met de het strafbare feit kan gelden dat het moet gaan om de redelijke kosten gemaakt ter voorkoming of beperking van schade die als gevolg van de onrechtmatige daad mocht worden verwacht (vermogensschade in de zin van art. 6:96 lid 2, onder a, BW). Wanneer het, met het oog op de plicht de schade te beperken, redelijk is dat maatregelen worden getroffen, komen de daarmee samenhangende (redelijke) kosten voor vergoeding in aanmerking. De overwegingen van het Hof zijn summier, maar geven geen blijk te berusten op een onjuiste rechtsopvatting en zijn ook niet onbegrijpelijk. Het Hof was dan ook niet gehouden uitgebreider te motiveren.
11.
Het middel faalt.
12.
Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen.
13.
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 08‑01‑2013
Zie Kamerstukken II 1989-1990, 21 345, nr. 3, p. 17.
HR 22 april 2008, LJN BB7077, NJ 2008/ 468 (nt. Borgers).
Uitspraak 08‑01‑2013
Inhoudsindicatie
Benadeelde partij, rechtstreekse schade, artt. 51a.1 , 361.2.b Sv en art. 6:96.2 BW. Als vermogensschade komen mede voor vergoeding in aanmerking redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid.
Partij(en)
8 januari 2013
Strafkamer
nr. S 11/04372
DAZ/CB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 30 mei 2011, nummer 24/000914-10, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. H.J. Veen, advocaat te Delfzijl, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Silvis heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel bevat onder meer de klacht dat het Hof ten onrechte heeft toegewezen de vordering van de benadeelde partij voor zover betrekking hebbende op de kosten die zijn gemaakt in het kader van een onderzoek door de bedrijfsrecherche alsmede de daarmee gemoeide personeelskosten.
2.2.1.
Het Hof heeft het vonnis waarvan beroep bevestigd, behalve wat betreft de beslissing op de vordering van de benadeelde partij. Die vordering is door het Hof toegewezen tot een bedrag van € 15.663,17.
2.2.2.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"zij op 31 oktober 2009 te Siddeburen, gemeente Slochteren, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pand gelegen aan de Reint Dijkemastraat ("Siertsheerd" NOVO) heeft weggenomen geld en een kluis en (plastic) doosjes, geheel of ten dele toebehorende aan NOVO en/of een of meer bewoners van "Siertsheerd" NOVO, waarbij haar mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van valse sleutels."
2.2.3.
Deze bewezenverklaring steunt onder meer op het volgende bewijsmiddel:
"Een proces-verbaal d.d. 31 oktober 2009, opgenomen op pagina 217 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de aangifte van [betrokkene 1] (zakelijk weergegeven):
Ik ben werkzaam bij de stichting NOVO aan de Reint Dijkemastraat 43 te Siddeburen. Het gebouw heeft de naam Siertsheerd. Ik werd vanmorgen, 31 oktober 2009, aangesproken door een collega. Zij vertelde dat de zij vanmorgen de buitendeur op een kier stond. Later is ze weer het kantoor ingegaan en toen zag ze dat er spullen weg waren. Hierop ben ik naar kantoor gegaan.
Ik zag dat alle ijzeren kluisjes die zich in de lades bevonden weg waren. In de lades bevinden zich ook plastic doosjes met een blauwe deksel. Ik zag dat deze bakjes ook weg waren. In het ijzeren geldkistje bevindt zich geld waarvan elke keer wat wordt gepakt voor zakgeld. Het zakgeld bevindt zich in de witte plastic bakjes. Ik vermoed dat er ongeveer € 1.600,- is weggenomen.
Ik doe namens alle gedupeerde bewoners aangifte van deze diefstal."
2.2.4.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt, voor zover van belang, het volgende in:
"De verdachte, die hoger beroep heeft ingesteld, wordt onmiddellijk na de voordracht van de advocaat-generaal in de gelegenheid gesteld mondeling haar bezwaren legen het vonnis op te geven. Zij geeft op het niet eens te zijn met het door de rechtbank vastgestelde geldbedrag ten aanzien van de beslissing op de vordering benadeelde partij. Volgens verdachte is dit geldbedrag te hoog vastgesteld nu zij zelf geen voordeel van het bewezenverklaarde feit heeft gehad.
Op vragen van de voorzitter antwoordt de verdachte - zakelijk weergegeven -:
Ik heb wel meegeholpen door de sleutel af te geven, maar ik ben niet binnen in Novo geweest en ik heb ook niet meegedaan. Ik ben deels wel verantwoordelijk voor wat er is weggenomen. Ik snap wel dat ik ermee te maken heb, maar ik heb niet de bedoeling gehad om spullen weg te nemen. Ik heb de spullen niet weggenomen en ik heb niet meegedeeld in de buit. Ik ben niet degene die verantwoordelijk is voor dat bedrag. Ik vind niet dat ik mee moet betalen aan het inhuren van de bedrijfsrecherche.
(...)
De vertegenwoordiger van Novo verklaart - zakelijk weergegeven -:
Met betrekking tot de post "Vervangen sloten", ging het om de loper die nu in het criminele circuit beland is en die niet boven water is gekomen. We moesten toen een beslissing nemen om de veiligheid van de bewoners te garanderen. Wij hebben daarom alle sloten vervangen. Dit betroffen ook de sloten van alle appartementen, want de loper gaf ook hiertoe toegang.
(...)
Met betrekking tot de post "Onderzoek bedrijfsrecherche", kan ik vertellen dat ik dit onderzoek heb moeten laten verrichten, omdat er sprake was van de vermissing van de loper en dat dit bij de mensen in het team die deze loper in bezit hadden onrust gaf. Zij wezen elkaar aan en deze situatie kan niet te lang duren in een team. Ik was genoodzaakt om in het belang van iedereen de bedrijfsrecherche in te schakelen. Alle mensen zijn toen opgeroepen om te verschijnen.
Met betrekking tot de post "Interviews 20 medewerkers", heb ik het over de verhoren. In totaal zijn 20 mensen verhoord.
Met betrekking tot de post "Extra inzet unithoofd", kan ik vertellen dat ik diegene ben geweest. Ik heb een rol gespeeld om de boel goed te laten lopen.
Hetzelfde geldt voor dc posten "Extra inzet kerncoördinator" en "Extra inzet facilitaire dienst".
Met betrekking tot de post "Km vergoeding personeel", kan ik vertellen dat alle personeelsleden die gekomen zijn reiskosten hebben gemaakt. Ik heb daartoe opdracht gegeven. Het gaat om de gemiddelde reisafstand van de medewerkers, gemiddeld 30 km retour. Het gaat om 20 medewerkers.
(...)
We hebben uitgezocht dat er geen verzekeringsvergoedingen zijn betaald. We hebben geprobeerd of dat met de eigen verzekering betaald kon worden, maar dat was niet mogelijk. We hebben niet uitgezocht of de stagiaire aansprakelijk gesteld kon worden. De schade is niet verhaald op anderen.
(...)
Op vragen van de voorzitter (...) antwoordt verdachte - zakelijk weergegeven -:
(...) U zegt mij dat Novo de bedrijfsrecherche erbij moest halen om te achterhalen wie de diefstal gepleegd had. Op dat moment wilde ik het niet zeggen. Het doet pijn om dan te zeggen: "het komt door mij".
(...)
De raadsman voert het woord tot verdediging.
De vertegenwoordiger van Novo voert het woord - zakelijk weergegeven -:
De reden waarom wij vrij snel bedrijfsrecherche hebben ingeschakeld is dat we bepaalde onrust onder de werknemers kwijt wilden. De politie zag eerst de noodzaak nog niet om er een zaak van te maken. Daardoor ontstond er veel onrust. De loper is gewoon weg en daarom is besloten om deze te vervangen."
2.3.
De bestreden uitspraak houdt ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij het volgende in:
"De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 16.348,67. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 8.207,25. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag.
Met betrekking tot de verschillende schadeposten stelt het hof het navolgende vast.
Vervangen sloten
De benadeelde partij gaf ter terechtzitting van het hof op dat alle sloten, waarop de bij het strafbare feit gebruikte loper paste, zijn vervangen, omdat deze loper niet weer in het bezit van de benadeelde partij is gekomen. De daarmee gemoeide kosten zijn begroot op € 3.573,90. Het hof stelt vast dat deze schade rechtstreeks verband houdt met het strafbare feit en zal deze post daarom volledig toewijzen.
Diefstal geld cliënten
De benadeelde partij heeft onder deze post het weggenomen geldbedrag begroot op € 2.000,--. Naar het oordeel van het hof is echter onvoldoende komen vast te staan dat dit bedrag is buitgemaakt. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat aanvankelijk een substantieel lager bedrag als zijnde ontvreemd was opgegeven. Voor de hoogte van het buitgemaakte bedrag zal het hof daarom uitgaan van hetgeen medeverdachte [medeverdachte], die (ook) hierover opening van zaken lijkt te hebben gegeven, hierover op 14 december 2009 bij de politie heeft verklaard, namelijk dat het een bedrag van € 1.650,-- betrof. Het hof zal deze schadepost, mede in aanmerking genomen het feit dat zij van de zijde van de verdachte niet dan wel onvoldoende onderbouwd is betwist, toewijzen tot dit bedrag.
Onderzoek bedrijfsrecherche
De benadeelde partij zag zich genoodzaakt de bedrijfsrecherche in te schakelen, nu de bij de bewoners en het personeel ontstane onrust zo snel mogelijk weggenomen diende te worden en de prioriteit van de politie niet bij deze zaak lag.
Het hof acht, anders dan de raadsman, zowel het maken van de kosten als de omvang ervan redelijk en zal deze post toewijzen. Dit, met dien verstande dat - conform het oordeel van de rechtbank - de crediteurs-kosten niet bij de factuur van [...] Bedrijfsrecherche moeten worden opgeteld, zoals in de vordering is gedaan, maar moeten worden afgetrokken. Na aftrek bedraagt deze schadepost € 8.082,25.
Aanschaf nieuwe geldkistjes
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 125,-- wegens de aanschaf van nieuwe geldkistjes ter vervanging van de weggenomen geldkistjes. Het hof stelt vast dat deze kosten rechtstreeks uit het strafbare feit voortvloeien en dat de hoogte van het bedrag niet onredelijk is. Deze post zal daarom volledig toegewezen worden.
Personeelskosten
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 2.232,02 aan personeelskosten. Deze kosten omvatten de werkuren van 20 medewerkers in verband met de interviews met de bedrijfsrecherche (€ 288,40), de extra inzet van het unithoofd (€ 728,64), de kerncoördinator (€ 254,74) en de facilitaire dienst (€ 612,24) en een (retour)kilometer-vergoeding van het personeel om naar de hiervoor genoemde interviews te komen (€ 348,--). Het hof acht zowel het maken als de hoogte van deze kosten redelijk en zal deze post volledig toewijzen.
Gelet op het vorenstaande zal de vordering van de benadeelde partij worden toegewezen tot een bedrag van € 15.663,17 (€ 3.573,90 + € 1.650,-- + € 8.082,25 + € 125,-- + € 2.232,02), met dien verstande, dat indien de mededaders van verdachte dit bedrag of een gedeelte daarvan hebben betaald, de verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Voor het overige is onvoldoende gebleken dat de gestelde schade door het bewezenverklaarde handelen van verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom voor het overige in haar vordering niet worden ontvangen."
2.4.
Voor toewijzing van een vordering tot schadevergoeding als bedoeld in art. 51a, eerste lid, Sv komen alleen die schade in aanmerking die rechtstreeks is geleden door het strafbare feit als bedoeld in art. 361, tweede lid onder b, Sv. Indien daarvan sprake is komen ingevolge art. 6:96, tweede lid onder b, BW als vermogensschade mede voor vergoeding in aanmerking redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid.
2.5.
Het oordeel van het Hof dat de kosten die door Novo als benadeelde partij zijn gemaakt in het kader van een onderzoek door een extern bedrijfsrecherchebureau, alsmede de in dit verband gemaakte personeelskosten, in het onderhavige geval moeten worden aangemerkt als rechtstreekse schade in de zin van art. 361, tweede lid onder b, Sv geeft, mede in het licht van art. 6:96, tweede lid onder b, BW, niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Het Hof heeft in zijn overwegingen voorts als zijn oordeel tot uitdrukking gebracht dat ook is voldaan aan de vereisten dat de kosten die door de benadeelde partij te dezer zake zijn gevorderd in redelijkheid zijn gemaakt en ook in omvang redelijk zijn. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk en, in aanmerking genomen hetgeen blijkens het proces-verbaal door en namens de verdachte als verweer met betrekking tot deze onderdelen van de vordering is aangevoerd, toereikend gemotiveerd. Uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep blijkt niet dat een beroep is gedaan op de in de schriftuur vermelde feiten en omstandigheden. Beoordeling daarvan vergt een onderzoek van feitelijke aard zodat daarop niet voor het eerst in cassatie met vrucht een beroep kan worden gedaan.
Het middel is in zoverre tevergeefs voorgesteld.
2.6.
Ook voor het overige kan het middel niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en J. Wortel, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 8 januari 2013.