Rb. Haarlem, 03-09-2009, nr. 397496-CV EXPL 08-6490
ECLI:NL:RBHAA:2009:BJ7359, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Haarlem
- Datum
03-09-2009
- Zaaknummer
397496-CV EXPL 08-6490
- LJN
BJ7359
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBHAA:2009:BJ7359, Uitspraak, Rechtbank Haarlem, 03‑09‑2009; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHAMS:2011:BU6767, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 03‑09‑2009
Inhoudsindicatie
Dexia-zaak. Aandelenlease. Vordering tot betaling van restschulden uit hoofde van vaststellingsovereenkomst. Vaststellingsovereenkomst bindt niet de (voormalig) echtgenoot van gedaagde en staat daarom niet in de weg aan het beroep tot vernietiging van de effectenleaseovereenkomst dat ingevolge artikel 1:88 lid 1 sub d jo 89 BW aan de echtgenoot toekomt. De algemeen verbindend verklaring heeft geen gelding voor of tegenover afnemers van effectenleaseovereenkomsten ter zake waarvan al een vaststellingsovereenkomst tot stand was gekomen, zomin als voor of tegenover hun echtgenoten. De vordering wordt afgewezen.
Partij(en)
RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Zaandam
zaak/rolnr.: 397496/ CV EXPL 08-6490
datum uitspraak: 3 september 2009
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
de buitenlandse vennootschap VARDE INVESTMENTS (IRELAND) LIMITED
te Dublin, Ierland
eisende partij in conventie
verwerende partij in voorwaardelijke reconventie
hierna te noemen Varde
gemachtigde Swier & Van der Weijden gerechtsdeurwaarders
tegen
[gedaagde]
te [woonplaats]
gedaagde partij in conventie
eisende partij in voorwaardelijke reconventie
hierna te noemen [gedaagde]
De procedure
Varde heeft [gedaagde] gedagvaard op 25 augustus 2008. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord en zij heeft een tegenvordering ingesteld. De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 20 november 2008 een comparitie van partijen gelast. Deze heeft geen doorgang gevonden, in plaats daarvan hebben partijen over en weer schriftelijk op de conclusies gereageerd, Varde als laatste.
De feiten
- a.
Dexia Bank Nederland N.V. (hierna: Dexia) is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V. te Amsterdam die op haar beurt rechtsopvolgster is van Legio Lease B.V. Waar hierna over Dexia wordt gesproken, worden haar rechtsvoorgangsters daaronder begrepen.
- b.
[gedaagde] heeft met Dexia op of omstreeks 14 december 2000 een effectenleaseovereenkomst genaamd Korting Kado gesloten met overeenkomstnummer 59124475.
- c.
De Korting Kado-overeenkomst had een looptijd van tien jaar.
- d.
Op 10 juni 2003 heeft [gedaagde] het Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod ondertekend. Op dat formulier heeft [gedaagde] aangegeven, kort gezegd, in te gaan op het zogenoemde Dexia Aanbod.
- e.
Op 18 mei 2004 is een eindafrekening opgesteld bij de beëindiging van de overeenkomst volgens welke [gedaagde] een restschuld van € 20.089,53 aan Dexia diende te voldoen.
- f.
Bij brief van 8 september 2004 heeft [XXX], die ten tijde van het sluiten van de effectenleaseovereenkomst met [gedaagde] gehuwd was, de nietigheid ingeroepen van die effectenleaseovereenkomst met Dexia.
- g.
Het Gerechtshof te Amsterdam heeft bij beschikking van 25 januari 2007 (LJN:AZ7033) de op 8 mei 2006 door Dexia en enige belangenorganisaties gesloten overeenkomst (hierna de WCAM-overeenkomst) algemeen verbindend ver¬klaard voor de kring van gerechtigden als bedoeld in artikel 2 van de WCAM-overeenkomst. De WCAM-overeenkomst bevat een regeling met betrekking tot afwikkeling van de schade ontstaan uit effectenlease-overeenkomsten.
- h.
Dexia heeft haar vordering op [gedaagde] aan Varde geleverd door akte van cessie en mededeling aan [gedaagde] bij brief van 10 januari 2008.
- i.
Bij brief van 11 februari 2009 heeft [XXX] de nietigheid ingeroepen van de vaststellingsovereenkomst Dexia Aanbod.
Het geschil in conventie en in reconventie
Varde vordert in conventie (samengevat) veroordeling van [gedaagde] € 24.768,38, vermeerderd met de wettelijke rente over € 20.279,64 vanaf 10 januari 2008 tot de dag der algehele voldoening en veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten. Varde baseert haar vordering op de gesloten vaststellingsovereenkomst en vordert dat [gedaagde] de verschuldigde hoofdsom van € 20.279,64 betaalt, nu vermeerderd met € 3.941,94 voor buitengerechtelijke incassokosten, € 1.446,80 aan rente tot 10 januari 2008 en vermeerderd met verdere rente.
[gedaagde] voert in conventie gemotiveerd verweer en vordert in voorwaardelijke reconventie, voor het geval dat het beroep van [gedaagde] op vernietiging slaagt, dat voor recht wordt verklaard dat [XXX] de tussen Dexia en [gedaagde] gesloten overeenkomst van 14 december 2000 op goede gronden heeft vernietigd en dat Varde wordt veroordeeld om al hetgeen [gedaagde] uit kracht van die overeenkomst aan Dexia heeft betaald, aan [gedaagde] terug te betalen.
Varde heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering in reconventie.
De beoordeling van het geschil in conventie
- 1.
Gegeven de omstandigheid dat Varde gevestigd is in Ierland, draagt de vordering een internationaal-rechtelijk karakter en zal de kantonrechter vooreerst ambtshalve haar rechtsmacht alsmede het op de vordering toepasselijk recht beoordelen.
- 2.
Op de voet van het EEX verordering en met name artikel 15 en 16 is de Nederlandse rechter bevoegd omdat [gedaagde] in Nederland woont. Omdat niet blijkt van enige rechtskeuze en omdat de overeenkomsten het nauwst verbonden zijn met Nederland houdt de kantonrechter het ervoor dat op grond van artikel 4 van het EEG-Overeenkomstenverdrag (EVO) Nederlands recht van toepassing is.
- 3.
Varde heeft aan haar vordering de vaststellingsovereenkomst ten grondslag gelegd die [gedaagde] met Dexia heeft gesloten en op de cessie door Dexia aan Varde van de vorderingen die Dexia had op [gedaagde] op grond van die vaststellingsovereenkomst die tot stand is gekomen ter zake van de effectenleaseovereenkomsten.
- 4.
[gedaagde] heeft de vordering en de hoogte daarvan betwist, waarbij zij onder meer een beroep heeft gedaan op het inroepen van de nietigheid door haar van de effectenleaseovereen¬komst en de vaststellingsovereenkomst, de eerste vanwege dwaling, misbruik van omstandigheden en schending van de zorgplicht door Dexia en de laatste vanwege dwaling. [gedaagde] heeft de informatie die Dexia haar over het Dexia Aanbod gaf niet begrepen en niet kunnen begrijpen.
- 5.
Dit beroep van [gedaagde] kan niet slagen. Bij de vaststellingsovereenkomst heeft [gedaagde] afstand gedaan van rechten in ruil voor bepaalde voordelen (althans gunstiger voorwaarden) die voordien niet golden. De kantonrechter verwijst naar de uitspraak van het Hof Amsterdam van 14 oktober 2008, [LJN:BF8807] (een zaak waarin de Dexia Aanbod¬overeenkomst eveneens in het geding was) en in het bijzonder naar de rechtsoverwegingen 4.13 tot en met 4.26. De kantonrechter neemt het daarin gelegde oordeel over.
De bijzondere aard van de vaststellingsovereenkomst brengt met zich dat [gedaagde] zich er in het bijzonder van bewust behoorde te zijn dat partijen verschillende opvattingen hadden omtrent de rechten en risico’s van de onderliggende effentenleaseovereenkomst en dat het aanbod tot het aangaan van een dergelijke vaststellingsovereenkomst daarom kritisch moest worden beoordeeld. Voor die beoordeling stonden [gedaagde] onder meer de door haar als productie 12 overgelegde brieven, voorwaarden en toelichting van Dexia ten dienste. Voor zover [gedaagde] die beoordeling heeft nagelaten kan die niet aan Dexia en daarmee evenmin aan Varde worden tegengeworpen.
- 6.
Met het sluiten van die vaststellingsovereenkomst heeft [gedaagde] afstand gedaan van alle rechten uit hoofde van of verband houdend met de effectenleaseovereenkomst en van het recht (kort gezegd) om een beroep te doen op dwaling, misbruik van omstandigheden en schending van de zorgplicht door Dexia, ook als achteraf mocht blijken dat zij niet een juiste voorstelling van zaken had met betrekking tot de feiten en/of omstandigheden die voor haar voor het aangaan van de effectenleaseovereenkomst van belang zijn geweest.
Dat brengt mee dat het verweer van [gedaagde] ten aanzien van vernietiging door haar van (een van) beide overeenkomsten moet worden verworpen.
- 7.
[gedaagde] heeft zich er als verweer eveneens op beroepen dat de overeenkomsten door het beroep dat [XXX] bij zijn brieven van 8 september 2004 en 11 februari 2009 heeft gedaan, zijn vernietigd.
- 8.
Ten aanzien van de vaststellingsovereenkomst gaat dat verweer niet op.
[gedaagde] en [XXX] waren volgens de eigen stellingen van [gedaagde] ten tijde van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst immers al niet meer met elkaar gehuwd daar zij op 11 januari 2001 zijn gescheiden. Al om die reden is de brief van 11 februari 2009 waarin de neitigheid werd ingeroepen van de op 10 juni 2003 tot stand gekomen vaststellings¬overeen¬komst niet van betekenis. [gedaagde] heeft zich rechtsgeldig gebonden aan die vaststellingsovereenkomst.
- 9.
Ten aanzien van de onderliggende effentenleaseovereenkomst liggen de zaken anders. Ingevolge artikel 1:88 lid 1 sub d BW was de (schriftelijke) toestemming vereist van de echtgenoot van [gedaagde] voor het aangaan van de effectenleaseovereenkomsten, die moeten worden gekwalificeerd als huurkoopovereenkomsten (HR 28 maart 2008, LJN:BC2837). Omdat het beroep tot vernietiging ingevolge dat artikel en artikel 1:89 BW niet aan [gedaagde] als afnemer maar alleen aan haar echtgenoot toekomt, heeft [gedaagde] ook geen afstand kunnen doen van dat haar niet ten dienste staande recht.
Die door [gedaagde] gesloten vaststellings¬overeenkomst staat dus op zich, anders dan Varde stelt, aan een dergelijk beroep van de kant van haar ex-echtgenoot niet in de weg.
- 10.
Voorzover Varde heeft bedoeld dat ook [XXX] is gebonden aan een vaststellingsovereenkomst en wel aan de algemeen verbindend verklaarde WCAM-overeenkomst, gaat ook die stelling niet op. Gelet op artikel 2.2 sub f van die overeenkomst heeft die geen gelding voor of tegenover afnemers van effectenlease¬overeen¬komsten ter zake waarvan al een vaststellingsovereenkomst tot stand was gekomen, zomin als voor of tegenover hun echtgenoten.
- 11.
Dat betekent dat onderzocht moet worden of het beroep van [XXX] op de vernietigbaar¬heid van de effectenleaseovereenkomst en dat verweer van [gedaagde] doel treffen.
- 12.
[gedaagde] heeft gesteld en Varde heeft onbetwist gelaten dat [gedaagde] ten tijde van het sluiten van effectenleaseovereenkomst gehuwd was met [XXX]. Vast staat dat [XXX] noch de effectenleaseovereenkomst noch de vaststellings¬overeenkomst heeft getekend. Hij kon de nietigheid van de effectenleaseovereenkomst inroepen. Ook staat als onbetwist vast dat Dexia de brief van 8 september 2004 waarin [XXX] dat beroep ook heeft gedaan, heeft ontvangen.
- 13.
Varde heeft nog betoogd dat het beroep van [XXX] op vernietiging niet tijdig is gedaan, nu dat beroep is gedaan nadat de vaststellingovereenkomst met [gedaagde] tot stand was gekomen.
Wat de vaststellingsovereenkomst aangaat wordt verwezen naar hetgeen daarover hiervoor is overwogen. Voorzover Varde daarmee heeft bedoeld een beroep te doen op verjaring heeft zij haar stelling ter zake niet onderbouwd, terwijl [gedaagde] heeft aangevoerd dat [XXX] dat beroep heeft gedaan meteen nadat hij bekend was geworden met het bestaan van de effectenleaseovereenkomst. Dat beroep op verjaring kan daarom niet slagen. Dat betekent dat ervan moet worden uitgegaan dat de effectenleaseovereen¬komst door [XXX] rechtsgeldig is vernietigd.
- 14.
Dit alles brengt mee dat het op die vernietiging gebaseerde verweer slaagt tegen de vordering van Varde tot betaling van de restschulden voortvloeiende uit die effectenleaseovereen¬komst, zodat de vordering als ongegrond moet worden afgewezen.
- 15.
De proceskosten komen voor rekening van Varde omdat deze in het ongelijk wordt gesteld.
- 16.
Omdat aan de door [gedaagde] gestelde voorwaarde voor de vordering in reconventie is voldaan, moet nu die vordering worden beoordeeld.
De beoordeling van de vordering in reconventie
- 17.
De cessie van de (beweerde) vordering door Dexia aan Varde heeft niet tot gevolg dat Varde in de plaats is getreden van Dexia als partij bij de effectenleaseovereenkomst. De vorderingen gericht op een verklaring van recht en terugbetaling van hetgeen in het kader van die effectenleaseovereenkomst was betaald, moeten gericht zijn tegen de wederpartij bij die overeenkomst. Die wederpartij Dexia is evenwel niet in deze procedure als procespartij betrokken. De vordering zal al daarom als ongegrond worden afgewezen.
- 18.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht behoeft geen bespreking meer, nu dit in het licht van hetgeen in dit vonnis is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden.
- 19.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] omdat deze in het ongelijk wordt gesteld.
De beslissing
De kantonrechter:
In conventie
- -
wijst de vordering af;
- -
veroordeelt Varde tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde] tot en met vandaag worden begroot op € 800,00 aan salaris van de gemachtigde;
In reconventie
- -
wijst de vordering af;
- -
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van Varde tot en met vandaag worden begroot op € 400,00 aan salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Dubois en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.