Procedurele waarborgen in materiële EVRM-rechten
Einde inhoudsopgave
Procedurele waarborgen in materiële EVRM-rechten 2017/13.2.5:13.2.5 De mogelijke toegevoegde waarde van deze procedurele waarborgen ten opzichte van de artikelen 6 en 13 EVRM
Procedurele waarborgen in materiële EVRM-rechten 2017/13.2.5
13.2.5 De mogelijke toegevoegde waarde van deze procedurele waarborgen ten opzichte van de artikelen 6 en 13 EVRM
Documentgegevens:
Datum 01-03-2017
- Datum
01-03-2017
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Staatsrecht / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Zie paragraaf 7.4.
Zie paragraaf 4.4 (2 EVRM), paragraaf 5.5 (3 EVRM), paragraaf 6.4 (8 EVRM) en tot slot paragraaf 7.4 (1 EP EVRM).
De meningen in de literatuur zijn hierover verdeeld, zie eerder hoofdstuk 4 en 5.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Artikel 6 EVRM
In de eerste plaats vertoont een deel van de procedurele waarborgen onder de materiële EVRM-rechten overlap met de procedurele 6 EVRM-waarborgen. Zo kan het vereiste van de tenuitvoerlegging van de rechterlijke uitspraak ook onder artikel 8 EVRM een rol spelen, hoewel dit van origine een typische 6 EVRM-eis is. Waarschijnlijk is dit ingegeven vanuit een meer pragmatisch oogpunt, maar onder omstandigheden kan een 6 EVRM-eis dus wel onderdeel uitmaken van een materieel Verdragsrecht.
In de tweede plaats kunnen sommige 6 EVRM-waarborgen van betekenis worden in de voorfase, waarbij de uitvoerende autoriteiten nog aan zet zijn. De fase dus, voordat de zaak voor de rechter komt. Illustratief in dit verband is de verplichting die op de beslissende autoriteiten rust (en overigens ook op de rechterlijke autoriteiten) om de ouders te horen in een uithuisplaatsingsprocedure onder artikel 8 EVRM. In het geval van een vergunningverlening aan een kroeg of een fabriek die schadelijk afval verwerkt, is het ook aan de uitvoerende autoriteiten om de betrokkenen te horen en tijdig te informeren. Het vereiste van hoor en wederhoor is een 6 EVRM-waarborg die in beginsel alleen in de rechterlijke fase geldt. Nu wordt dit vereiste via artikel 8 EVRM al van toepassing in de bestuurlijke voorfase en op dit punt is er dus duidelijk sprake van meerwaarde. Het redelijke termijn-vereiste werkt onder artikel 6 EVRM al (het meest duidelijk) door in de voorfase. Dit maakt de toegevoegde waarde ten aanzien van dit vereiste beperkter wanneer dit vereiste via een materieel EVRM-recht van toepassing wordt in de voorfase.
In de derde plaats is een aantal van de procedurele waarborgen onder de materiële EVRM-artikelen nieuw, en niet een-op-een terug te vinden onder het recht op een eerlijk proces of een effectief rechtsmiddel. De ‘gewone’ onderzoeksplicht van artikel 2 en 3 EVRM is geen verplichting die op grond van artikel 6 EVRM op de nationale autoriteiten rust. Evenmin brengt dit laatste artikel de verplichting voor de autoriteiten met zich om een grondig onderzoek te doen naar de geloofwaardigheid van het relaas van de asielzoeker dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt op een met artikel 3 EVRM strijdige gebeurtenis. Deze onderzoeksverplichting rust wel op de nationale uitvoerende en rechterlijke autoriteiten ingevolge artikel 3 (en artikel 13) EVRM. De voorafgaande onderzoeksplicht onder artikel 8 EVRM in zaken waarin mogelijk gevaar voor de gezondheid of leefomgeving kan ontstaan, is evenmin aanwezig onder artikel 6 EVRM. Deze onderzoeksverplichtingen zijn dus nieuw ten opzichte van de eisen die artikel 6 EVRM met zich brengt. Het zijn niet alleen andersoortige eisen. De invulling van deze plichten is bovendien sterk ingegeven door de feiten. In de rechterlijke procedure spelen de feiten over het algemeen een minder grote rol. Verder hebben de procedurele verplichtingen als onderdeel van de materiële EVRM-rechten onder meer de effectuering van deze inhoudelijke rechten tot doel. Ook dit verklaart waarom een aantal van de aanvullende procedurele waarborgen onder deze EVRM-artikelen niet een-op-een terug is te vinden onder artikel 6 (en/of artikel 13) EVRM. Deze procedurele waarborgen van de materiële EVRM-rechten zijn ‘eigen’ aan deze rechten en worden bovendien sterk gekleurd door het recht waarin een inmenging plaatsvindt.
In de vierde plaats gebeurt het ook dat via een materieel artikel typische 6 EVRM-eisen worden toegepast op een terrein waar de toepassing van artikel 6 EVRM is uitgesloten. Het meest duidelijk is dit aanwezig op het terrein van het vreemdelingenrecht. Zowel onder artikel 3 EVRM zelfstandig, als in combinatie met artikel 13 EVRM (en ook onder artikel 13 EVRM zelfstandig) en onder artikel 8 EVRM is dit aan de orde. Op basis van deze artikelen worden eisen als het bieden van rechtsbijstand, een toegankelijke en niet onredelijk lange duur van de procedure, het horen van betrokkenen en het motiveren van beslissingen van toepassing in vreemdelingenrechtelijke zaken. Niet alleen vindt dan een uitbreiding van de fase plaats, maar de werkingssfeer van het recht op een eerlijk proces en de daarbij behorende eisen worden ook verruimd. De uitvoerende instanties moeten de asielzoeker tenslotte ook onder meer horen en het besluit motiveren. Op dit punt zijn de procedurele waarborgen onder de artikelen 3, 8 en 13 EVRM dus van toegevoegde waarde ten opzichte van de procedurele eisen van artikel 6 EVRM.
Ook kan het toepassingsverbod van artikel 6 EVRM op belastinggeschillen via het eigendomsrecht worden omzeild. In deze (schaarse) gevallen heeft het EHRM het redelijke termijn-vereiste en de tenuitvoerleggingseis via artikel 1 EP EVRM toegepast in een belastinggeschil.1
Artikel 13 EVRM
Over de toegevoegde waarde van de procedurele waarborgen als onderdeel van de artikelen 2, 3 en 8 EVRM en artikel 1 EP EVRM ten opzichte van artikel 13 EVRM kan het volgende worden opgemerkt.2 Om te beginnen is het recht op een effectief rechtsmiddel een accessoir recht, en dus wordt het vaak ingeroepen in combinatie met een ander materieel recht. Bovendien kleurt het inhoudelijke recht de invulling van een recht op een effectief rechtsmiddel, en kan het onder invloed van dit recht een andere betekenis krijgen. Zo brengt artikel 13 EVRM onder invloed van artikel 3 EVRM in asielzaken de verplichting met zich dat het rechtsmiddel het besluit automatisch schorst. Een rechtsmiddel waarbij deze automatisch schorsende werking ontbreekt, volstaat dus niet langer in het geval een uitzettingsbesluit wordt aangevochten. Daarnaast geldt onder artikel 13 EVRM in combinatie met artikel 2 en 3 EVRM de procedurele onderzoeksplicht. Verder is artikel 13 EVRM meeromvattend dan de procedurele onderzoeksplicht. Een tekortkoming van de procedurele plicht onder artikel 2 EVRM resulteert daarom in veel gevallen automatisch3 in een schending van artikel 13 EVRM. Tegelijk is een gedegen onderzoek naar de feiten onder artikel 2 EVRM van belang voor een schadeclaim onder artikel 13 EVRM.
Resumerend
De procedurele eisen als onderdeel van een materieel EVRM-recht hebben de grootste toegevoegde waarde wanneer deze eisen nieuw zijn ten opzichte van de procedurele eisen van artikel 6 EVRM. Daarnaast is meerwaarde gelegen in de procedurele eisen die van betekenis zijn voor de voorfase. Dit betekent tenslotte een verruiming van de fase waarop artikel 6 EVRM oorspronkelijk van toepassing is. Bovendien werd de toegevoegde waarde duidelijk zichtbaar in de gevallen waarin niet alleen de fase werd verruimd waarop 6 EVRM-eisen van toepassing zijn, maar ook de werkingssfeer. Via het folterverbod en het recht op privé- en familieleven en ook (in combinatie met) artikel 13 EVRM werd artikel 6 EVRM van toepassing in vreemdelingenrechtelijke zaken, en via het eigendomsrecht in sommige gevallen in belastinggeschillen.
Een duidelijk antwoord op de vraag naar de eventuele toegevoegde waarde van de procedurele waarborgen ten opzichte van artikel 13 EVRM bleek lastig te geven. Bovendien is het antwoord zeer genuanceerd. Wanneer artikel 13 EVRM onder invloed van een materieel recht een andere betekenis krijgt, zijn deze procedurele waarborgen van toegevoegde waarde ten opzichte van het recht op een effectief rechtsmiddel. Het is niet zozeer het materiële EVRM-artikel zelf dat additionele procedurele waarborgen met zich brengt, maar het is wel van invloed op de procedurele eisen onder artikel 13 EVRM. Iets gemakkelijker is de vraag te beantwoorden in hoeverre artikel 13 EVRM potentieel een meerwaarde heeft ten opzichte van artikel 6 EVRM. In de gevallen namelijk waarin via artikel 13 EVRM zelfstandig een 6 EVRM-vereiste wordt toegepast in een vreemdelingenrechtelijke casus kunnen deze nieuwe procedurele waarborgen van artikel 13 EVRM van toegevoegde waarde zijn ten opzichte van de procedurele eisen van artikel 6 EVRM. Het aantal procedurele verplichtingen neemt dit keer niet over de band van een inhoudelijk Verdragsrecht toe, maar via het procedurele recht op een effectief rechtsmiddel (artikel 13 EVRM) gelden nu extra verplichtingen op een terrein waar deze van oorsprong niet van toepassing zijn.