Einde inhoudsopgave
Renteaftrekbeperkingen in de VPB (FM nr. 119) 2006/8.5.5.2
8.5.5.2 Werkelijke winstuitdeling aftrekbaar en primair dividend
Dr. J. van Strien, datum 20-10-2006
- Datum
20-10-2006
- Auteur
Dr. J. van Strien
- JCDI
JCDI:ADS585160:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vennootschapsbelasting (V)
Ondernemingsrecht / Jaarrekeningenrecht
Vennootschapsbelasting / Winstbepaling
Dividendbelasting / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
De budgettaire derving bedraagt naar verwachting nagenoeg de gehele vennootschapsbelastingopbrengst. Zoals blijkt uit de miljoenennota 2006 bedraagt de opbrengst van de vennootschapsbelasting circa € 15,5 mrd. Dit is circa 11,3% van de totale belastingopbrengst, zie www.minfin.nl. In dit verlies aan belastingopbrengst moeten nog wel de mogelijke rente-effecten worden verdisconteerd die optreden door het naar voren halen van de heffing van inkomstenbelasting als gevolg van het eerder uitkeren van winsten. De omvang van deze renteeffecten laten zich niet eenvoudig inschatten. Ik verwacht echter dat dit voordeel voor de schatkist relatief beperkt is, ten opzichte van het nadeel van het verlies van de vennootschapsbelastingopbrengst.
Vergelijk Michielse, G.M.M.; Thin capitalisation in het fiscale recht, Fiscale monografieën nr. 67, Kluwer, Deventer, 1994, blz. 270-276. Een stelsel van aftrek van primair dividend heeft niet de voorkeur van Van der Geld, J.A.G.; Het onderscheid tussen eigen en vreemd vermogen in de Nederlandse vennootschapsbelasting, Afscheidsbundel prof. mr. D. Juch, Over de grenzen van de vennootschapsbelasting. De reden hiervoor is dat een dergelijke benadering strijdig is met het bronlandbeginsel. In gelijke zin Marres, O.C.R.; Winstdrainage door rente-aftrek, proefschrift-editie, blz. 279.
Overigens ligt de achtergrond van het stelsel van aftrek van primair dividend niet zozeer in de bedrijfseconomie (gelijkstelling productiefactoren eigen vermogen en vreemd vermogen) maar in het mitigeren van de dubbele heffing die voortkomt uit het klassieke stelsel. Daarom wordt de aftrek ook gekoppeld aan de dividenduitdeling.
Anders geformuleerd; de dividendquote wordt beïnvloed, Michielse, G.M.M.; Thin capitalisation in het fiscale recht, Fiscale monografieën nr. 67, Kluwer, Deventer, 1994, blz. 270.
Opgemerkt zij dat – evenals bij een stelsel van volledige aftrek van dividend – aandeelhouders veelal juist vanuit hun eigen fiscale perspectief een voordeel hebben bij het uitstellen van dividend.
Michielse noemt het uitkeren van (primair) dividend gevolgd door het terugstorten de ‘Schüttaus-hol-zurürck’-methode; Michielse, G.M.M.; Thin capitalisation in het fiscale recht, Fiscale monografieën nr. 67, Kluwer, Deventer, 1994, blz. 270.
Indien dividenden volledig aftrekbaar zijn, worden rente en dividend gelijk behandeld op het niveau van de vennootschap. Er bestaat dan wel een discrepantie tussen uitgedeelde en ingehouden winsten. Vanuit de vennootschap bezien is het fiscaal aantrekkelijker om dividenden uit te keren, dan om winsten te reserveren. Dividenden leiden namelijk tot aftrek. Op het niveau van de ontvanger kan dat anders zijn. Voor box 3 is het niet relevant of winsten al dan niet worden uitgedeeld. Hetzelfde geldt voor de aandeelhouder/vennootschap die recht heeft op toepassing van de deelnemingsvrijstelling, een vrijgestelde partij, dan wel een aandeelhouder die is gevestigd in een tax haven (waar geen belasting wordt geheven). Voor andere aandeelhouders kan het echter aantrekkelijker zijn dat de vennootschap overgaat tot reservering.
Gegeven de te verwachten budgettaire derving is het niet realistisch om over te gaan tot een volledige aftrek van de vergoeding op eigen vermogen.1 In deze paragraaf onderzoek ik wel enkele varianten waarin een deel van de vergoeding op eigen vermogen aftrekbaar is.
Aftrek primair dividend2
In een stelsel van aftrek van primair dividend komen de uitgedeelde winsten partieel in aftrek op de winst. Het deel dat ziet op de ‘normale’ vergoeding voor het ter beschikking stellen van vermogen kan ten laste van de winst worden gebracht. In zoverre wordt de aandeelhouder gelijkgesteld met een reguliere crediteur. Dit is het ‘primaire’ dividend. De resterende winst – de overwinst – is niet aftrekbaar.3 Het is niet eenvoudig om het dividend te splitsen in een normale vergoeding en een over-winstvergoeding (zie hiervoor nader paragraaf 8.5.3). Een eenvoudige oplossing is om wettelijk een bepaald percentage voor te schrijven. Hierbij kan bijvoorbeeld worden aangesloten bij bepaalde (langlopende) obligatieleningen. De omvang van het primaire dividend wordt dan berekend als het wettelijke percentage met als grondslag het nominaal gestorte kapitaal; de ‘rente’ over het nominaal gestort kapitaal is dus aftrekbaar. Deze aftrek vindt evenwel alleen plaats indien (en voor zover) er formeel dividend wordt uitgekeerd. Hierdoor wordt winstuitdeling – vanuit de vennootschap bezien – gestimuleerd boven de inhouding van winst.4 Dit geldt tot de omvang van het primaire dividend.5 Voor de resterende winst staat de vennootschap – behoudens dividendbelasting – vanuit fiscaal oogpunt in beginsel neutraal tegenover reserveren versus uitkeren. Indien de vennootschap de uitgedeelde winsten weer nodig heeft in de onderneming, kunnen de gelden wederom worden gestort in de vennootschap. Met ingang van 1 januari 2006 is geen kapitaalsbelasting verschuldigd.6