Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 februari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ0701.
Rb. Den Haag, 12-05-2021, nr. AWB - 20 , 4631
ECLI:NL:RBDHA:2021:5008
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
12-05-2021
- Zaaknummer
AWB - 20 _ 4631
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2021:5008, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 12‑05‑2021; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:RVS:2022:1069, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 12‑05‑2021
Inhoudsindicatie
bodemprocedure. Wet op de rechtsbijstand, toevoegingen, bedragen onder ondergrens van € 500
Partij(en)
RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/4631
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 mei 2021 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
en
het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand, verweerder
(gemachtigde: mr. C.W. Wijnstra).
Procesverloop
Bij besluiten van 7 februari 2020 en 10 februari 2020 heeft verweerder de aanvragen voor een toevoeging aan eiser afgewezen.
Bij besluit van 1 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 7 april 2021 via een Skypeverbinding. Eiser was daarbij aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
Waar gaat deze zaak over ?
1. Eiser wil meerdere verzetprocedures bij de rechtbank voeren. Ook wil hij in bezwaar gaan tegen een besluit van de Sociale Dienst Drechtstreden. De advocaat heeft hiervoor toevoegingen aangevraagd.
2 Verweerder vindt dat eiser niet in aanmerking komt voor de toevoegingen. Het financieel belang ligt in alle procedures immers onder de € 500,-. De kosten daarvan staan niet in redelijke verhouding tot het belang van de zaken.
Wat vinden partijen in beroep ?
3 Volgens eiser handelt verweerder in strijd met artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) door hem het recht op toegang tot de rechter te ontzeggen. Eiser verwijst voor zijn standpunt naar literatuur en arresten van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
4 Verweerder heeft op het beroep gereageerd.
Wat is het oordeel van de rechtbank ?
5 Verweerder heeft artikel 12, tweede lid, onder b, van de Wet op de rechtsbijstand toegepast. In die bepaling staat dat rechtsbijstand niet wordt verleend indien de kosten daarvan niet in redelijke verhouding staan tot het belang van de zaak. In het Besluit toevoegcriteria rechtsbijstand is bepaald dat rechtsbijstand op basis van een toevoeging niet wordt verleend indien het op geld waardeerbare belang beneden een bedrag van € 500,- blijft. Bij wijze van uitzondering is verlening van een toevoeging mogelijk maar dan moet bijvoorbeeld sprake zijn van een zwaarwegend belang.
6 Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat eiser niet in aanmerking komt voor een toevoeging omdat de bedragen waarvoor de toevoegingen zijn aangevraagd minder zijn dan de ondergrens van € 500,-. Zo heeft de hoogste bestuursrechter eerder al geoordeeld dat de toegang tot de rechter op zichzelf niet wordt beperkt door die ondergrens.1.Bovendien maakt het feit dat eiser geen advocaat krijgt toegewezen niet dat hij zijn zaak niet aan de rechter kan voorleggen. Voor een bestuursrechtelijke procedure is bijstand door een advocaat immers niet vereist. Het recht van eiser op toegang tot de rechter is dus niet in de kern aangetast, zodat artikel 6 van het EVRM niet is geschonden. De literatuur en de arresten waar eiser naar heeft verwezen, kunnen hem niet baten. Die gaan immers over griffierecht en daar is eiser in deze toevoegingsprocedure van vrijgesteld. Ten slotte ziet de rechtbank niet in dat de gevolgen van de afwijzingen voor eiser onevenredig zijn. Voor het maken van een uitzondering heeft verweerder dan ook geen aanleiding hoeven zien.
De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusies
7 Het beroep is ongegrond. Nu de besluiten van verweerder rechtmatig zijn, gaat de rechtbank niet mee in het verzoek van eiser op de zitting om een redelijk uurtarief voor verletkosten vast te stellen.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Dit is de uitspraak van mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, rechter, in aanwezigheid van mr. B.M. van der Meide, griffier. De uitspraak is in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2021.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak ?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 12‑05‑2021