Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer 2018192083, gesloten d.d. 20 december 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 88.
Rb. Limburg, 05-09-2022, nr. 03.005976.20
ECLI:NL:RBLIM:2022:6767
- Instantie
Rechtbank Limburg
- Datum
05-09-2022
- Zaaknummer
03.005976.20
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBLIM:2022:6767, Uitspraak, Rechtbank Limburg, 05‑09‑2022; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 05‑09‑2022
Inhoudsindicatie
Bezit kinderporno (gewoonte). Verweer verdediging bewijsuitsluiting verworpen. Gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Algemene en bijzondere voorwaarden. Beslag onttrekking aan het verkeer.
Partij(en)
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03/005976-20
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 oktober 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1968 ,
wonende te [adres]
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A.C. van der Hulst, advocaat kantoorhoudende te Amsterdam.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 14 mei 2020 en 8 oktober 2021. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte kinderporno heeft verworven, in bezit heeft gehad en/of zich toegang tot kinderporno heeft verschaft.
3. De beoordeling van het bewijs
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De officier van justitie heeft in dit verband verwezen naar de aangetroffen kinderpornografische afbeeldingen op de gegevensdragers van de verdachte en de bekennende verklaring van de verdachte.
Ten aanzien van de door de verdediging gevoerde verweren heeft de officier van justitie het volgende naar voren gebracht.
Op 13 juni 2019 hebben een medewerker van de reclassering en een tweetal verbalisanten de woning van de verdachte betreden. Zij waren in de veronderstelling dat de verdachte zich in het kader van een voorwaardelijke veroordeling in een lopende proeftijd bevond, tijdens welke proeftijd onder andere de bijzondere voorwaarde van ‘controle gegevensdragers’ van toepassing was. Het lijkt erop dat deze veronderstelling onjuist is en dat de verdachte zich op die datum niet meer in een lopende proeftijd bevond. Dit maakt dat sprake is geweest van onrechtmatig binnentreden. De volgende vraag is dan tot welk rechtsgevolg dit vormverzuim zou moeten leiden, waarbij het beoordelingskader van 359a van het Wetboek van Strafvordering in acht moet worden genomen. In deze zaak is geen sprake geweest van een doelbewust vormverzuim, maar van een menselijke vergissing. De rechter-commissaris had in deze zaak naar alle waarschijnlijkheid een machtiging tot doorzoeking afgegeven als daarom was verzocht, gelet op het strafblad van de verdachte. Het belang van de verdachte dat het gepleegde feit niet wordt ontdekt kan niet worden aangemerkt als een rechtens te respecteren belang, zodat een eventuele schending van dit belang als gevolg van een vormverzuim niet een nadeel oplevert als bedoeld in artikel 359a lid 2 van het Wetboek van Strafecht. Naar de mening van de officier van justitie is bewijsuitsluiting in deze zaak een te verregaande sanctie en kan het vormverzuim worden afgedaan met strafvermindering.
De officier van justitie heeft voorts naar voren gebracht dat uit het dossier niet blijkt dat de verdachte bij het geven van de toestemming voor de doorzoeking zodanig onder druk is gezet dat geen sprake is geweest van vrijwillige en ondubbelzinnige toestemming. Het is juist dat de verdachte in de woning door de verbalisanten niet op het recht op consultatiebijstand is gewezen, maar dit heeft geen nadeel voor de verdachte opgeleverd.
Ten aanzien van de inbeslagname van de gegevensdragers heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de verbalisanten zich wellicht in de grondslag van de inbeslagname hebben vergist, maar dat deze bevoegdheid hen op grond van artikel 96 van het Wetboek van Strafvordering hoe dan ook toekwam.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
De raadsvrouw heeft hiertoe aangevoerd dat de verdachte eerder is veroordeeld ter zake van het bezit van kinderporno. Deze veroordeling dateert van 13 september 2013. Er is destijds een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd en de proeftijd is vastgesteld op vijf jaren. De proeftijd ving aan op 13 mei 2014 en is geëindigd op 13 mei 2019. Een van de bijzondere voorwaarden was het gedurende de proeftijd toestaan dat de politie de bij hem in gebruik zijnde computer en andere gegevensdragers mocht controleren op de aanwezigheid van kinderpornografisch materiaal. Begin 2019 heeft de verdachte zelf bij de reclassering verzocht om een verlenging van zijn toezicht. De reclassering stelt in haar rapport van 7 mei 2020 dan ook dat de proeftijd was verlengd tot 13 mei 2020. Ex artikel 15c lid 3 van het Wetboek van Strafrecht geldt echter dat de rechter op vordering van het openbaar ministerie de proeftijd kan verlengen. Er is derhalve een vordering van het openbaar ministerie en een uitspraak van de rechter nodig om de proeftijd formeel te verlengen. Deze procedure heeft niet plaatsgevonden, met als gevolg dat de proeftijd formeel is geëindigd op 13 mei 2019, iets wat door het gerechtshof Amsterdam in haar uitspraak in januari 2020 in het kader van een vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf is bevestigd. Dit maakt dat op 13 juni 2019 onrechtmatig in de woning van de verdachte is binnengetreden en hetgeen daaruit is voortgekomen eveneens als onrechtmatig moet worden aangemerkt. Er is sprake van een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.
De raadsvrouw heeft ten overvloede aangevoerd dat de formulering van de bijzondere voorwaarde betreffende de controle van de gegevensdragers niet voldoet aan de eisen van artikel 14c lid 2 onder 14 van het Wetboek van Strafrecht. Ook heeft de raadsvrouw aangevoerd dat bewijsuitsluiting dient te volgen omdat de verdachte in zijn woning niet op het recht op consultatie van een advocaat is gewezen (Salduz-jurisprudentie), omdat door de politie de inbeslagnamebevoegdheid van artikel 551 van het Wetboek van Strafvordering op onrechtmatige wijze is gebruikt en er bovendien geen sprake is geweest van een vrijwillige en ondubbelzinnige toestemming van de verdachte voor de inbeslagname van de gegevensdragers.
3.3
Het oordeel van de rechtbank1.
Overwegingen met betrekking tot de rechtmatigheid van het opsporingsonderzoek
De rechtbank gaat bij de beoordeling van bovenstaande verweren van de raadsvrouw uit van de volgende feitelijke gang van zaken.
Op 21 november 2018 ontving het TBKK (Team Bestrijding Kinderporno en Kindersekstoerisme) van de Landelijke Eenheid van de ‘Child Abuse & Sexual Crime Group’ van de Queensland Police Service uit Australië een e-mail. In deze
e-mail stond vermeld dat deze dienst een chat had geanalyseerd. Door de betrokkene werd in de chat benoemd dat hij de vervaardiger was van de foto’s van zijn neefje ‘ [naam 1] ’ en dat hij deze afbeeldingen een paar jaar geleden was kwijtgeraakt. De betrokkene zou de afbeeldingen van zijn neefje wel weer willen hebben. De betrokkene gaf in de chat ook aan dat hij nog iets op oude schijven had staan. Uit onderzoek door het TBKK van de Landelijke Eenheid bleek dat bovenstaande betrokkene vermoedelijk de verdachte betrof.2.
Omdat er op de chat na geen aanvullende informatie kon worden aangeleverd door de
Australische autoriteiten, leverde dit in eerste instantie naar de beoordeling door de opsporingsinstanties nog geen concrete verdenking op tegen de verdachte. Aangezien er wel de nodige zorgen waren naar aanleiding van het bericht uit Australië werd door de officier van justitie besloten om bij de verdachte een hercontrole uit te voeren in samenwerking met Reclassering Nederland. Dit in het kader van een volgens de autoriteiten nog tot mei 2020 lopende proeftijd van een eerdere veroordeling op zedengebied. Tijdens deze proeftijd was onder meer de bijzondere voorwaarde van ‘controle gegevensdragers’ van toepassing.3.
Verbalisant [naam 2] is op 13 juni 2019 samen met verbalisant [naam 3] en reclasseringswerker [naam 4] naar de woning van de verdachte gegaan. Na aanbellen bij de centrale toegangsdeur van de flat opende de verdachte deze toegangsdeur op afstand. Aangekomen bij het appartement van de verdachte zag verbalisant [verbalisant 2] dat de voordeur openstond. [naam 4] stapte de woning binnen en deelde de verdachte mede dat hij een hercontrole kwam doen en hiervoor twee politiemensen ter assistentie had meegenomen. De verdachte gaf vervolgens aan zijn medewerking aan deze hercontrole te verlenen. Verbalisant [verbalisant 2] stelde vervolgens een onderzoek in aan de PC van de verdachte. Verbalisant [verbalisant 2] vroeg de verdachte om ook zijn mobiele telefoon ter beschikking te stellen, hetgeen de verdachte ook deed. Hierna startte [naam 4] een gesprek met de verdachte, waarbij verbalisant [verbalisant 2] de verdachte mededeelde dat hij niet tot antwoorden verplicht was. Tijdens het daarop volgende gesprek met de verdachte, waarin onder meer over de onderschepte chat en het bezit van kinderporno werd gesproken, bleef de verdachte lang stil en gaf de verdachte aan dat hij het moeilijk vond te verklaren. Verbalisant [verbalisant 2] beoordeelde vervolgens de afbeeldingen die ondertussen op de PC van de verdachte waren aangetroffen als kinderpornografisch. Verbalisant [verbalisant 2] vorderde vervolgens de uitlevering van alle gegevensdragers waarop kinderpornografische afbeeldingen stonden of konden staan. De verdachte verklaarde deze in eerste instantie niet te hebben en ook geen toestemming te willen verlenen aan het zoeken hiernaar. Verbalisant [verbalisant 2] gaf vervolgens aan telefonisch contact op te gaan nemen met zijn leidinggevende teneinde een doorzoeking met de rechter-commissaris te initiëren, waarop de verdachte naar de slaapkamer liep. Verbalisant [verbalisant 2] volgde hem en zag dat de verdachte een vijftal USB-sticks uit een doos pakte die op zijn bed stond. De verdachte bevestigde dat dit de gegevensdragers waren die werden genoemd in de chat. De verdachte gaf vervolgens toestemming voor de doorzoeking van zijn woning. Hierna werden meerdere gegevensdragers in beslag genomen.4.
De rechtbank overweegt als volgt. Blijkens het uittreksel uit het justitiële documentatieregister is de verdachte eerder veroordeeld voor (onder meer) het bezit van kinderporno. Deze veroordeling dateert van 13 september 2013. Aan de verdachte is destijds door het gerechtshof Amsterdam een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. Aan deze voorwaardelijke veroordeling was een aantal bijzondere voorwaarden verbonden, waaronder dat de verdachte gedurende de proeftijd moest toestaan dat de politie de bij de verdachte in gebruik zijnde gegevensdragers controleerde op de aanwezigheid van kinderpornografisch materiaal, waarbij de rechtbank opmerkt dat de beoordeling van de precieze formulering van die bijzondere voorwaarde buiten het kader van deze strafzaak ligt. De proeftijd werd destijds vastgesteld op vijf jaren en ving blijkens het uittreksel aan op
13 mei 2014 en eindigde op 13 mei 2019. De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat op 13 juni 2019 de proeftijd was geëindigd en dat de verdachte zich op die datum niet meer in een lopende proeftijd bevond.
De rechtbank stelt vast dat de verbalisanten de woning van de verdachte zijn binnengetreden zonder dat de verdachte daar toestemming voor had gegeven en zonder dat zij in het bezit waren van een machtiging. Dit betekent dat door de politie onrechtmatig in de woning van de verdachte is binnengetreden. Het daaropvolgende onderzoek aan de pc en de mobiele telefoon van de verdachte, alsmede de doorzoeking van zijn woning en de inbeslagname van de aangetroffen gegevensdragers, moet eveneens als onrechtmatig worden aangemerkt. Dat de verdachte uiteindelijk toestemming heeft gegeven voor de doorzoeking kan hieraan niet afdoen. In de gegeven omstandigheden kan die toestemming immers niet als welbewust en vrijwillig gelden. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van een bij het vooronderzoek begaan onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. De vraag is dan of, en zo ja, welk rechtsgevolg aan het hiervoor vastgestelde vormverzuim moet worden verbonden. Voor de beantwoording van die vraag dient de rechtbank rekening te houden met de in artikel 359a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering genoemde factoren, te weten het belang van het geschonden voorschrift, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt.
In deze zaak gaat het naar het oordeel van de rechtbank om een substantieel vormverzuim. De in het Wetboek van Strafvordering neergelegde bepalingen met betrekking tot het betreden en doorzoeken van plaatsen en in het bijzonder van woningen strekken tot de door artikel 8 EVRM gewaarborgde bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De verdachte is door bovenomschreven gang van zaken ook daadwerkelijk getroffen in het belang dat het geschonden voorschrift heeft te dienen. Het nadeel dat de verdachte heeft ondervonden ten gevolge van de inbreuk is gelegen in het moeten ondergaan van het onrechtmatig toegepaste dwangmiddel, te weten het binnentreden in zijn woning, het doorzoeken van zijn computer, mobiele telefoon en woning en het vorderen van de uitlevering van alle gegevensdragers, waarbij de rechtbank opmerkt dat een onderzoek aan elektronische gegevensdragers meer dan een beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer met zich brengt. Redenen die de verwijtbaarheid van het vormverzuim zouden opheffen of verminderen zijn uit het onderzoek ter terechtzitting niet naar voren gekomen.
Bewijsuitsluiting kan echter slechts aan de orde komen ter verzekering van het recht op een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM (Hoge Raad 19 februari 2013, LJN: BY5322)
Het vormverzuim levert naar het oordeel van de rechtbank een schending van het in artikel
8 EVRM gegarandeerde recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer op. Dat vormt echter in dit geval geen inbreuk op de in artikel 6 EVRM vervatte waarborg van een eerlijk proces.
In de arresten ECLI:NL:HR:2020:1889 en ECLI:NL:HR:2020:1890 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat naast het geval van een schending van artikel 6 EVRM bewijsuitsluiting noodzakelijk kan worden geacht als rechtstatelijke waarborg en als middel om met de opsporing en vervolging belaste ambtenaren te weerhouden van onrechtmatig opreden en daarmee als middel om te voorkomen dat vergelijkbare vormverzuimen in de toekomst zullen plaatsvinden. In het bijzonder dient de rechter te beoordelen of het vormverzuim zodanig ernstig is dat niet met strafvermindering kan worden volstaan, maar bewijsuitsluiting gerechtvaardigd is. Daarbij moet acht worden geslagen op de negatieve effecten die aan bewijsuitsluiting zijn verbonden, gelet op de zwaarwegende belangen van waarheidsvinding, van de vervolging en berechting van (mogelijk zeer ernstige) strafbare feiten, en in voorkomend geval van de rechten van slachtoffers. Voor het bepalen van de ernst van het vormverzuim kan mede betekenis toekomen aan het verwijt dat aan politie en justitie kan worden gemaakt en aan de omstandigheid dat een vormverzuim zich bij herhaling blijkt voor te doen.
In deze zaak is noch sprake van een situatie waarin toekomstige vergelijkbare vormverzuimen moeten worden voorkomen, noch sprake van vormverzuimen die een structureel karakter hebben ten aanzien waarvan de verantwoordelijke autoriteiten in gebreke blijven. Uit het dossier blijkt dat de verbalisanten op 13 juni 2019 in de oprechte veronderstelling verkeerden dat de verdachte zich op die datum in een lopende proeftijd bevond en dat zij handelden in het kader van een aan de verdachte opgelegde bijzondere voorwaarde. Van een structureel verzuim is dan ook geen sprake. Wat daarnaast ook meeweegt is dat het hier gaat om de vervolging en berechting van een (ernstig) zedenmisdrijf.
Dit alles brengt mee dat er geen plaats is voor bewijsuitsluiting en dat het daartoe strekkende verweer van de verdediging wordt verworpen. De rechtbank komt gelet op het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim, het nadeel dat daardoor voor de verdachte is veroorzaakt en de overige omstandigheden van het geval tot de slotsom dat in dit geval ten gunste van de verdachte strafvermindering dient plaats te vinden zoals verderop in dit vonnis zal worden vermeld.
Het betoog van de raadsvrouw voor wat betreft de zogenoemde Salduz-jurisprudentie strekt ertoe dat de verdachte gewezen had moeten worden op zijn recht op bijstand. Hoewel de Salduz-jurisprudentie ziet op de situatie waarin een verdachte bij de politie een verklaring aflegt nadat hij is aangehouden, waarvan in deze zaak geen sprake was, is dit op grond van artikel 27c van het Wetboek van Strafvordering ook een verplichting bij de niet aangehouden verdachte. Nu uit het dossier niet blijkt dat de verdachte voorafgaand aan zijn eerste verhoor in de woning op dit recht is gewezen, stelt de rechtbank vast dat sprake is van een vormverzuim. Nu deze verklaring niet wordt gebezigd tot het bewijs volstaat de rechtbank met de constatering van dit vormverzuim.
De bewezenverklaring
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 12 november 2020;5.
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting;6.
- het proces-verbaal van bevindingen (beschrijving digitaal);7.
- het proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal (TBKK) met bijlage I en II.8.
Overweging gewoonte maken
De verdachte heeft gedurende een periode, te weten van 9 mei 2018 tot en met 13 juni 2019, kinderpornografische afbeeldingen en filmmateriaal in zijn bezit gehad. De onderzoeken naar de inbeslaggenomen gegevensdragers hebben 76.219 foto’s en 3.222 films/video’s opgeleverd die volgens de criteria kinderpornografisch zijn, verspreid over dertien gegevensdragers. Vijf van deze gegevensdragers lagen in een open doos op het bed van de verdachte. De verdachte heeft in 2018 nog een map op een van de gegevensdragers verplaatst, waaruit de rechtbank afleidt dat de verdachte de afbeeldingen gedurende deze periode niet alleen in zijn bezit heeft gehad, maar kennelijk het voortduren van het bezit doelbewust zeker heeft gesteld. Dit alles maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de verdachte een gewoonte van het bezit van kinderporno heeft gemaakt.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
in de periode van 9 mei 2018 tot en met 13 juni 2019 in de gemeente Venray gegevensdragers, bevattende afbeeldingen - te weten USB-sticks en
een laptop en een CompactFlash card Canon en harde schijven - van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken, in bezit heeft gehad, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met een penis en mond/tong en met vinger/hand en een voorwerp oraal en anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en het met een penis en mond/tong oraal en anaal penetreren van het lichaam van een ander persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
Bestandsnaam: [bestandsnaam 1]
Bestandsnamen: [bestandsnaam 2]
Bestandsnaam: [bestandsnaam 3]
Bestandsnaam: [bestandsnaam 4]
Bestandsnaam: [bestandsnaam 5]
Bestandsnaam: [bestandsnaam 6]
en
het met de/een vinger/hand betasten van het eigen geslachtsdeel door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
Bestandsnaam: “ [bestandsnaam 7]
Bestandsnaam: [bestandsnaam 8]
en
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij door het camerastandpunt en en de uitsnede van de foto's nadrukkelijk het ontblote geslachtsdeel, de borsten en billen van die persoon in beeld gebracht worden, waarbij de afbeelding aldus telkens een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en strekt tot seksuele prikkeling
Bestandsnaam: [bestandsnaam 9]
Bestandsnaam: [bestandsnaam 10]
Bestandsnaam: [bestandsnaam 11]
en
het masturberen boven/bij en ejaculeren op het gezicht en lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht en lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet
had bereikt, waarbij op dat gezicht en lichaam een op sperma gelijkende substantie zichtbaar is, waarbij de afbeelding aldus telkens een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en strekt tot seksuele prikkeling
Bestandsnaam: [bestandsnaam 12]
Bestandsnaam: [bestandsnaam 6]
en hij aldus van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
meermalen een gegevensdrager, bevattende afbeeldingen van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken in bezit hebben, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte wordt gemaakt
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
5. De strafbaarheid van de verdachte
De psychiater R.J. Verkes (supervisor) en A.L. Verheijen, psychiater (supervisant) hebben over de geestvermogens van de verdachte op 16 maart 2021 een rapport uitgebracht.
De deskundigen hebben gerapporteerd dat bij de verdachte sprake is van een autismespectrumstoornis en een pedofiele stoornis. Deze stoornissen waren ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde aanwezig. De genoemde psychische stoornissen hebben hoogstens beperkte invloed gehad op de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde. Het in bezit hebben van en kijken naar kinderpornografie had voor de verdachte zowel een seksueel doel als een stressverlagend/dempend doel. Hij lijkt de beschikking te hebben over beperkte andere copingmechanismen. Bij het niet inleveren van het materiaal aan de autoriteiten speelde mede een rol zijn neiging om zaken te bewaren, zijn beperkte vertrouwen in de ander, schaamte en een beperkt probleembesef. Gezien de twijfelachtige doorwerking adviseren onderzoekers het ten laste gelegde toe te rekenen dan wel licht verminderd aan de verdachte toe te rekenen.
De psycholoog drs. R.A. Sterk heeft op 19 maart een rapport over de geestvermogens van de verdachte uitgebracht. De psycholoog heeft gerapporteerd dat bij de verdachte sprake is van een autismespectrumstoornis en pedofilie. De persoonlijkheid kenmerkt zich door sub- assertiviteit en vermijdende trekken. Van bovengenoemde psychische problematiek was sprake ten tijde van het tenlastegelegde en van een beïnvloeding ten tijde van het tenlastegelegde lijkt sprake te zijn geweest. De verdachte lijkt beperkt zicht op zijn binnenwereld te hebben. Het is hierbij niet goed duidelijk geworden in hoeverre de verdachte bewust zaken ontkent en zich sociaal wenselijk opstelt, ofwel dat er sprake is van een meer onbewust proces van loochening, waarbij hij heftige gevoelens afweert. Bij dit laatste is er sprake van loochening van gevoelens zoals zijn pedoseksuele voorkeur en gevoelens van lust. Vanuit de situatie van loochening begrijpt hij dan ook niet waarom hij naar de beelden heeft gekeken. Er zou echter ook sprake kunnen zijn van een bewuste vorm van ontkenning, waarbij hij zich bewust is van zijn procespositie. Ook zou, zoals reeds gesteld, ontkenning en loochening allebei door de verdachte kunnen worden gebruikt. Gezien de pedofilie waar hij aan lijdt en het feit dat hij kinderporno in bezit heeft en er naar kijkt, kan geconcludeerd worden dat hij zijn gevoelens wel kan ontkennen of loochenen, maar niet kan bedwingen. Volgens de onderzoeker is sprake van een verband tussen de geconstateerde psychische problematiek en het tenlastegelegde. De verdachte moet in staat worden geacht om de wederrechtelijkheid van het tenlastegelegde in te kunnen zien. Hij kan echter niet goed in staat worden geacht om zijn wil overeenkomstig voormeld inzicht geheel in vrijheid te bepalen. Geadviseerd wordt om het tenlastegelegde de verdachte in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank komt op basis van de in die rapporten vervatte bevindingen en de daarin vervatte adviezen niet tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit. De verdachte is aldus strafbaar.
6. De straf
6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen waarvan 179 dagen voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaar. Aan deze proeftijd dienen de bijzondere voorwaarden te worden verbonden zoals door de reclassering geadviseerd. Daarnaast dient aan de verdachte een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis te worden opgelegd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat bij een eventuele strafoplegging rekening moet worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de inhoud van het reclasseringsrapport.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Wat heeft de verdachte gedaan?
Op meerdere gegevensdragers van de verdachte zijn grote aantallen bestanden aangetroffen die volgens het onderzoek door gespecialiseerd personeel van de politie afbeeldingen en video’s bevatten die kunnen worden gekwalificeerd als kinderporno. Van die afbeeldingen en video’s is een representatief deel specifiek in de tenlastelegging opgenomen en bewezen verklaard.
Een gewoonte maken van het bezit van kinderporno levert een ernstig strafbaar feit op, met name omdat bij de vervaardiging van kinderporno kinderen seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd. De foto’s en video’s die bij verdachte zijn aangetroffen vertonen afschuwelijke beelden van jonge kinderen die seksuele handelingen moeten verrichten of moeten dulden. Gezegd kan worden dat het hier een zeer ernstige categorie betreft. Door het bezit van kinderporno houdt de verdachte deze markt en de vraag naar kinderpornografisch materiaal in stand. Dit is bijzonder ernstig. Het is een feit van algemene bekendheid dat kinderen die hier het slachtoffer van zijn, psychologische schade oplopen die zij jaren later en soms zelfs hun hele leven nog met zich meedragen en dat beelden op internet niet zomaar verdwijnen, zodat het misbruik in feite onbeperkt doorgaat. Voor een effectieve bestrijding van de vervaardiging van dit soort porno is het noodzakelijk niet alleen degenen aan te pakken die het vervaardigen, maar ook degenen die het verzamelen, zoals in onderhavige zaak de verdachte.
De LOVS-oriëntatiepunten
De rechtbank heeft zich voor de straftoemeting mede georiënteerd op de voor een soortgelijk strafbaar feit gebruikelijke straffen. Volgens de oriëntatiepunten voor straftoemeting, gepubliceerd door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), is voor een gewoonte maken van het bezit van kinderporno de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar het uitgangspunt voor de toemeting van de straf voor een first offender. De rechtbank merkt hierbij op dat in deze zaak het taakstrafverbod van toepassing is en aldus niet kan worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
De deskundigenrapporten
De psychiaters R.J. Verkes en A.L. Verheijen hebben het risico op seksuele recidive matig tot hoog ingeschat. De onderzoekers schatten in dat het risico op een 'hands off' delict, zoals het bezit van kinderpornografisch materiaal, aanzienlijk hoger is dan het risico op een 'hands on' delict. De psychiaters adviseren een combinatie van een ambulante behandeling op een forensisch psychiatrische polikliniek en een intensievere woonbegeleiding, zoals beschermd wonen. Zij adviseren de genoemde interventies uit te voeren in het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf.
De psycholoog drs. R.A. Sterk heeft meerdere risicofactoren geconstateerd. Statistisch gezien wordt de kans op herhaling als matig tot hoog ingeschat. Ten aanzien van de geconstateerde psychische problematiek is vanuit forensisch oogpunt behandeling geïndiceerd. Een passende behandeling zou plaats kunnen vinden bij een forensisch psychiatrische polikliniek zoals Kairos of De Horst te Venlo. Opgemerkt dient dan ook te worden dat de psychische problematiek moeilijk bewerkbaar is en dat een succesvol verloop van de behandeling niet al te rooskleurig ingeschat dient te worden. Geadviseerd wordt om voornoemde behandeling bij een forensisch polikliniek als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel op te leggen, teneinde de verdachte optimaal te motiveren,.
De reclassering zou de verdachte kunnen begeleiden en zou tevens toe kunnen zien op het handhaven van de voorwaarden.
De reclassering
De reclassering heeft over de persoon van de verdachte meerdere rapportages uitgebracht, te weten op 7 mei 2020 en 16 september 2021. De reclassering heeft in het laatstgenoemde rapport beschreven dat zij ten opzichte van de situatie in mei 2020 weinig verandering bij de verdachte ziet. De verdachte toont weinig openheid naar rapportrice toe, hij blijft vaag en terughoudend in het delen van informatie en vermijdend ten aanzien van het delictgedrag. Daarbij komt dat de verdachte rondom het delictgedrag geen concrete hulpvraag heeft. Dit samen met de geschiedenis van het niet nakomen van de bijzondere voorwaarden en behandelafspraken in het verleden, maakt dat de reclassering de oplegging van reclasseringstoezicht met dezelfde voorwaarden als voorheen niet zinvol acht. De nadruk dient te worden gelegd op het uitoefenen van controle op de verdachte. Zoals geadviseerd door de psychiater zou intensievere woonbegeleiding zoals een beschermde woonvorm passend zijn voor de verdachte. Een dergelijke plek biedt toezicht en controle die nodig is vanwege het ingeschatte recidiverisico. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog, evenals het risico op het onttrekken aan voorwaarden. Indien de verdachte ter zitting aangeeft mee te zullen werken aan een plaatsing binnen een RIBW kan overwogen worden om bijzondere voorwaarden op te leggen bij een (deels) voorwaardelijke straf, te weten een meldplicht bij de reclassering, het meewerken aan een ambulante behandeling, het meewerken aan begeleid wonen of maatschappelijke opvang en het vermijden van kinderporno.
Straf vermeerderende factoren
De rechtbank heeft in het nadeel van verdachte rekening gehouden met het uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 7 september 2021. Hieruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor (onder meer) een gewoonte maken van het bezit en het vervaardigen van kinderporno tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf. Deze eerdere veroordeling en de daaraan verbonden bijzondere voorwaarden hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw dit strafbaar feit te plegen.
Bij de bepaling van de strafmaat heeft de rechtbank voorts acht geslagen op het aantal afbeeldingen dat de verdachte in bezit had, de leeftijd van de kinderen op de afbeeldingen en de aard van de handelingen waartoe de kinderen zijn gedwongen.
Straf verminderende factoren
Het eerder vermelde rechtsgevolg van strafvermindering in verband met het geconstateerde onherstelbaar vormverzuim, zal de rechtbank verdisconteren in de duur van de op te leggen gevangenisstraf.
Ten slotte heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde feit licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf. Hoewel de officier van justitie de ernst van het feit eveneens heeft onderkend, komen in de door hem geëiste straf naar het oordeel van de rechtbank de ernst en de omstandigheden waaronder dit feit is begaan onvoldoende tot uitdrukking.
De rechtbank acht, alles overwegende, de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van 3 jaren passend. Het voorwaardelijk deel van de straf dient als stok achter de deur om de verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Nu de verdachte ter terechtzitting heeft aangegeven zijn medewerking te zullen verlenen aan het reclasseringstoezicht en het begeleid wonen zullen aan het voorwaardelijk deel de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd, te weten een meldplicht, het meewerken aan ambulante behandeling, het meewerken aan begeleid wonen of maatschappelijke opvang en het vermijden van kinderporno. Over deze laatste bijzondere voorwaarde, en de controle daarop, overweegt de rechtbank het volgende.
De reclassering heeft de rechtbank geadviseerd om te bepalen dat het toezicht op deze bijzondere voorwaarde onder andere kan bestaan uit controles van computers en andere apparatuur, en dat de verdachte meewerkt aan controle van digitale gegevensdragers tijdens een huisbezoek. De rechtbank is van oordeel dat de controle van geautomatiseerde werken en digitale gegevensdragers in potentie een grote inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de gebruiker daarvan betekent. Onder meer het arrest van de Hoge Raad van 7 juli 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1215) geeft er blijk van dat de rechter zich daarvan rekenschap moet geven.
Dat betekent in dit geval dat de rechtbank bij het opleggen van de gedragsvoorwaarde op de voet van artikel 14c, lid 2, onder 14, van het Wetboek van Strafrecht zoveel mogelijk moet voorkomen dat het toezicht wordt uitgeoefend op een wijze die op voorhand als strijdig met een grondrecht of andere belangrijke rechtsbeginselen is, zoals het beginsel dat niemand gehouden is tegen zichzelf bewijs te leveren of aan zijn eigen veroordeling mee te werken.
In dat kader acht de rechtbank het verbinden van een drietal beperkingen aan het uit te oefenen toezicht noodzakelijk. Dat betreft de maximale hoeveelheid en de frequentie van controles van geautomatiseerde werken en digitale gegevensdragers, de wijze waarop kennis wordt genomen van aangetroffen gegevens en het niet door een opsporingsambtenaar mogen uitvoeren van deze controles. Dit laatste vloeit voort uit het oordeel van de Hoge Raad dat een gedragsvoorschrift niet geacht kan worden gedrag van de verdachte te omvatten dat in feite overeenkomt met het meewerken aan door de politie uit te oefenen veelomvattende en ingrijpende dwangmiddelen.
De rechtbank is van oordeel dat het noodzakelijk is om de maximale hoeveelheid en de frequentie van controles van geautomatiseerde werken en digitale gegevensdragers te beperken ter voorkoming van een te ingrijpende inbreuk op het privéleven van de verdachte, maar beoogt met de hierna weer te geven modaliteit te bereiken dat vrijheid wordt gegeven aan de reclassering en/of de betrokken zorgverlener, om te voorkomen dat de verdachte zijn gedrag kan aanpassen aan het aantal en de frequentie van deze controles.
Het voorgaande leidt tot het volgende. Het toezicht op de hierna onder d vermelde voorwaarde kan onder andere bestaan uit controles van geautomatiseerde werken en digitale gegevensdragers. De verdachte dient daaraan mee te werken tijdens een huisbezoek. Deze controles mogen gedurende de proeftijd, die wordt gesteld op 3 jaren, maximaal 6 keer worden uitgevoerd. Tot slot bepaalt de rechtbank dat ten behoeve van deze controle een deskundige (niet zijnde een opsporingsambtenaar) de reclassering en/of de betrokken zorgverlener (technische) ondersteuning mag bieden.
7. Het beslag
De onder verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten 2 stuks Harddisk, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien deze voorwerpen kinderporno bevatten en daardoor van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
8. De wettelijke voorschriften
9. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- -
verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
- -
spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- -
verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- -
verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
- -
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren;
- -
bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 3 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- -
stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
De veroordeelde meldt zich binnen vijf werkdagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis bij Reclassering Nederland op het adres Slachthuisstraat 31 te Roermond via telefoonnummer 088-8041501. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
De veroordeelde laat zich door Vincent van Gogh ggz of Rooyse Wissel ambulant behandelen of door een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
De veroordeelde verblijft bij RIBW De Vliet of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
De veroordeelde onthoudt zich op welke wijze dan ook van:
- het seksueel getint communiceren met minderjarigen;
- gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen;
- gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd, waarbij de verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventies door of namens de reclassering of voornoemde zorgverlener aan de verdachte zullen worden gegeven en waarbij verdachte medewerking verleent aan het toezicht hierop;
- -
geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden. Het toezicht op de onder d vermelde voorwaarde vindt plaats door de reclassering en/of de betrokken zorgverlener en kan onder andere bestaan uit controles van geautomatiseerde werken en digitale gegevensdragers. De veroordeelde werkt daaraan mee tijdens een huisbezoek. Deze controles mogen gedurende de proeftijd van 3 jaren maximaal 6 keer worden uitgevoerd. Ten behoeve van deze controle mag een deskundige (niet zijnde een opsporingsambtenaar) de reclassering en/of een betrokken zorgverlener (technische) ondersteuning bieden;
- -
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
Beslag
- onttrekt aan het verkeer de volgende in beslag genomen voorwerpen:
- 1 1 STK Harddisk
- 2 1 STK Harddisk.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Feuth, voorzitter, mr. R.J.M.G. Rulkens en mr. W. Loof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.J.M. Feron-Voncken, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 22 oktober 2021.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
Hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 mei 2018 tot en met 13 juni 2019 in de gemeente Venray, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
afbeeldingen, te weten foto's en/of films/video's - en/of gegevensdragers, bevattende afbeeldingen - te weten USB-sticks en/of een laptop en/of een CompactFlash card Canon en/of harde schijven van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd
van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft verworven, in bezit heeft gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de/een penis en/of mond/tong en/of met vinger/hand en/of een voorwerp oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het met de/een penis en/of mond/tong oraal, vaginaal en/of
anaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
Bestandsnaam: [bestandsnaam 1]
Bestandsnamen: [bestandsnaam 2]
Bestandsnaam: [bestandsnaam 3]
Bestandsnaam: [bestandsnaam 4]
Bestandsnaam: [bestandsnaam 5]
Bestandsnaam: [bestandsnaam 6]
en/of
het met de/een penis en/of mond/tong en/of vinger/hand en/of een voorwerp betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het met de/een vinger/hand betasten van het eigen geslachtsdeel van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had
bereikt en/of het met de/een penis en/of mond/tong en/of vinger/hand en/of een voorwerp betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
Bestandsnaam: “ [bestandsnaam 7]
Bestandsnaam: [bestandsnaam 8]
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of met een voorwerp, en/of in een (erotisch getinte) houding
(op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's/films nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
Bestandsnaam: [bestandsnaam 9]
Bestandsnaam: [bestandsnaam 13]
Bestandsnaam: [bestandsnaam 11]
en/of
het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het gezicht en/of lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht en/of lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij op dat gezicht en/of lichaam een op sperma gelijkende substantie zichtbaar is (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
Bestandsnaam: [bestandsnaam 12]
Bestandsnaam: [bestandsnaam 6]
en hij aldus van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 05‑09‑2022
Stamproces-verbaal d.d. 20 december 2019, pagina 3.
Stamproces-verbaal d.d. 20 december 2019, pagina 3.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 juni 2019, pagina’s 24 en 25.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, d.d. 12 november 2020.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 8 oktober 2021.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 december 2019, pagina’s 64 tot en met 67.
Proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal (TBKK) en bijlagen I en II d.d. 21 november 2019, pagina’s 48 tot en met 60.