RvdW 2015/601
Incidentele vordering tot zekerheidstelling in cassatie; art. 415 jo. art. 235 Rv; moment van toelichten incidentele vordering. Voorwaarden toewijzing vordering; belangenafweging.
HR 24-04-2015, ECLI:NL:HR:2015:1140
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
24 april 2015
- Magistraten
Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek
- Zaaknummer
14/03973
- Conclusie
A-G mr. P. Vlas
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Cassatie
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:493, Uitspraak, Hoge Raad, 25‑03‑2016
ECLI:NL:PHR:2015:2479, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑12‑2015
ECLI:NL:HR:2015:1140, Uitspraak, Hoge Raad, 24‑04‑2015
ECLI:NL:PHR:2015:150, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑02‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 31‑07‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 15‑07‑2014
- Wetingang
Art. 415 jo. art. 208 lid 1, 415 jo. art. 235 Rv
Essentie
Incidentele vordering tot zekerheidstelling in cassatie; art. 415 jo. art. 235 Rv; moment van toelichten incidentele vordering. Voorwaarden toewijzing vordering; belangenafweging.
Een incidentele vordering moet worden toegelicht bij het instellen daarvan (art. 415 in verbinding met art. 208 lid 1 Rv). De door de man genoemde roldatum waarop hij zijn toelichting zou hebben gegeven, diende tot het fourneren van stukken in het incident. Aan de man is noch toen, noch eerder gelegenheid gegeven zijn incidentele vordering nader toe te lichten. Ook de Borgersbrief bood daartoe geen gelegenheid. De Hoge Raad ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.