HR, 25-04-2008, nr. 07/13606HR
ECLI:NL:HR:2008:BC7711
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
25-04-2008
- Zaaknummer
07/13606HR
- LJN
BC7711
- Vakgebied(en)
Insolventierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2008:BC7711, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 25‑04‑2008
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2008:BC7711
ECLI:NL:HR:2008:BC7711, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 25‑04‑2008; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2008:BC7711
- Wetingang
- Vindplaatsen
Conclusie 25‑04‑2008
Inhoudsindicatie
WSNP. Verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen op grond van art. 288 lid 2, aanhef en onder b, F. wegens het niet te goeder trouw laten ontstaan van schulden (81 RO).
Reknr. 07/13606
mr J. Spier
Parket 20 maart 2008
Conclusie inzake
[Verzoeker]
1. Uit het door mij opgevraagde hofdossier (het door [verzoeker] overgelegde dossier is verregaand incompleet) blijkt het volgende.
2. Bij vonnis van de Rechtbank Zwolle-Lelystad van 10 september 2007 is op zijn verzoek (hangende een verzoek van verschillende schuldeisers tot faillietverklaring) op [verzoeker] voorlopig de schuldsaneringsregeling van toepassing verklaard.
3. Bij de mondelinge behandeling van de definitieve toepassing heeft [verzoeker] blijkens het p.v. (samengevat) verklaard een huurkoopauto vóór de afloop van het contract te hebben verkocht zomede een werkgeversverklaring en loonstrook te hebben vervalst.
4. Bij vonnis van 29 oktober 2007 is het verzoek tot definitieve toepassing van deze regeling afgewezen. Volgens de Rechtbank bestaat "vanwege het gedrag van verzoeker gegronde vrees (..) dat hij zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren zal nakomen dan wel schuldeisers zal benadelen." In plaats van - zo vat ik samen - zijn met torenhoge schulden belaste onderneming te beëindigen, heeft [verzoeker] "met onrechtmatige en frauduleuze praktijken getracht nog enige ruimte te creëren." Hij had beter moeten weten "zeker gezien zijn -zij het lang geleden- eerdere faillissement." Ook wordt nog gewezen op de "ongeloorloofde verkoop van de auto in huurkoop". Van enig saneringsgedrag lijkt nog geen sprake. Daarom is de vrees gewettigd dat [verzoeker] ook tijdens de regeling zal trachten zijn crediteuren te benadelen of nieuwe schulden laat ontstaan.
4. [Verzoeker] heeft beroep ingesteld. In het beroepschrift wordt uitsluitend aangevoerd dat hem de kans moet worden geboden "om aan de verplichtingen uit de WSNP-regeling te kunnen voldoen".
5. Blijkens het p.v. van de mondelinge behandeling ten Hove heeft [verzoeker]s advocaat te berde gebracht dat de huurkoopauto(1)
ten tijde van de verkoop "al praktisch" eigendom was van [verzoeker]. Het klopt, aldus Z.E.G., dat [verzoeker] stukken voor het aanvragen van de hypotheek heeft vervalst en dat een hypothecaire lening tijdens de schuldsanering is aangevraagd. [Verzoeker] heeft daaraan nog toegevoegd dat het taxatierapport ziet op "het hele complex".(2) Mr Oldenhof heeft nog benadrukt dat [verzoeker] zijn bedrijf "koste wat kost draaiende [wilde] houden". [Verzoeker] heeft "volgende week een gesprek om weer aan het werk te gaan".(3)
6. In zijn arrest van 12 december 2007 heeft het Hof Arnhem (nevenzittingsplaats Leeuwarden) het bestreden vonnis bekrachtigd op de volgende - samengevatte - gronden. [Verzoeker] is niet te goeder trouw bij het ontstaan van de schuld aan een autobedrijf omdat de auto tijdens de huurkoopperiode is verkocht zonder dat hij is doorgegaan de huurkooptermijnen te betalen (rov. 1). Daarenboven heeft hij frauduleus gehandeld bij het aanvragen van een hypothecaire lening en heeft hij toegegeven dat de taxatiewaarde "(veel) te hoog was". Dit alles is gebeurd na indiening van het verzoek tot toelating van de schuldsaneringsregeling. Daarom bestaat gegronde vrees dat [verzoeker] tijdens de toepassing dier regeling zal trachten schuldeisers te benadelen of uit de regeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren zal nakomen (rov. 2).
7. [Verzoeker] heeft tijdig beroep in cassatie doen bezorgen door een procureur. Dat is in strijd met art. 426a lid 1 Rv. Het had immers door een advocaat moeten worden ingediend. Bovendien zijn in strijd met art. 278 lid 1 Rv. de voornamen van [verzoeker] niet genoemd. Ik ga hieraan verder maar voorbij omdat het beroep hoe dan ook mislukt.
9. Ook bij welwillender lezing kan de klacht niet slagen. [Verzoeker] heeft blijkens het p.v. immers erkend (zowel in eerste als in tweede aanleg) frauduleus te hebben gehandeld. Hij heeft niets aangevoerd dat deze verklaringen ontkracht of in een ander daglicht stelt.
10. Verder klaagt (de toelichting op) het middel er nog over dat de aanvraag van de hypothecaire lening niet heeft plaatsgevonden ná indiening van het onder 1 genoemde verzoek. Nog daargelaten dat deze klacht niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet (immers wordt niet aangegeven waaruit dat blijkt en waar deze stelling eerder is betrokken) én dat zij afstuit op de andersluidende mededelingen van [verzoeker]s raadsman (zie onder 5) doet zij niet ter zake. Ook wanneer veronderstellenderwijs zou moeten worden aangenomen dat de aanvraag (kort) vóór bedoelde indiening plaatsvond, blijft 's Hofs redengeving in stand.
11. Ten overvloede: de redenering die aan het onder 10 genoemde betoog ten grondslag ligt ([verzoeker] zou de hypothecaire lening met zijn arbeidsinkomsten kunnen aflossen) is niet goed te volgen. In de eerste plaats omdat [verzoeker] ten tijde van 's Hofs arrest nog steeds niet werkte en ten tweede omdat - naar de bewindvoerder bij de mondelinge behandeling ten Hove heeft gesteld en door [verzoeker] of zijn advocaat niet is bestreden - deze lening de problemen slechts zou hebben vergroot.
12. Het tweede middel voert aan dat [verzoeker] een kans moet worden geboden. Hij rept van saneringsgezindheid.
13. Deze klacht faalt reeds omdat uit niets blijkt van een serieuze saneringsgezindheid. Hij heeft niets concreets aangevoerd waaruit zou kunnen worden afgeleid dat hij daadwerkelijk van plan was de schulden af te lossen en nog minder waarom zijn inkomsten zelfs bij benadering toereikend zouden (kunnen) zijn om een meer dan verwaarloosbaar deel van zijn schulden af te lossen. Anders dan het middel lijkt te menen, heeft [verzoeker] wél voldoende tijd gehad om zijn stellingen te onderbouwen. Immers dateert zijn aanvraag van 14 juni 2007. Tussen die datum en die van de mondelinge behandeling door het Hof zit viereneenhalve maand. Bovendien - het is een zelfstandig dragende grond - heeft [verzoeker] het andersluidende oordeel van de Rechtbank in appèl niet bestreden.
14. Hoe dit zij: het middel loopt veel te lichtvoetig heen over de gepleegde fraude en de onregelmatige verkoop van een huurkoopauto. Deze omstandigheden kunnen 's Hofs oordeel ruimschoots dragen.
Conclusie
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden,
Advocaat-Generaal
1 Dat is mijn interpretatie. Gerept wordt slechts van een auto.
2 Terwijl, zo begrijp ik, de hypotheek daarop niet zou worden gevestigd.
3 Blijkens het verslag van de bewindvoerder genoot hij een WAO-uitkering.
Uitspraak 25‑04‑2008
Inhoudsindicatie
WSNP. Verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen op grond van art. 288 lid 2, aanhef en onder b, F. wegens het niet te goeder trouw laten ontstaan van schulden (81 RO).
25 april 2008
Eerste Kamer
Nr. 07/13606HR
IV/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. H. Oldenhof.
Verzoeker tot cassatie zal hierna worden aangeduid als [verzoeker].
1. Het geding in feitelijke instanties
De rechtbank heeft bij vonnis van 29 oktober 2007 het verzoek van [verzoeker] tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof Arnhem.
Na mondelinge behandeling heeft het hof bij arrest van 12 december 2007 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A. Hammerstein en C.A. Streefkerk , en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.D.H. Asser op 25 april 2008.