NJB 2007, 1778
HR, 07-09-2007, nr. C06/054HR
HR 07-09-2007, ECLI:NL:HR:2007:BA3522
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
7 september 2007
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst, E.J. Numann, A. Hammerstein, J.C. van Oven en F.B. Bakels
- Zaaknummer
C06/054HR
- Conclusie
A-G D.W.F. Verkade
- LJN
BA3522
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2007:BA3522, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑09‑2007
ECLI:NL:HR:2007:BA3522, Uitspraak, Hoge Raad, 07‑09‑2007
Beroepschrift, Hoge Raad, 22‑12‑2005
- Wetingang
EOV art. 69 lid 1; Row art. 53 lid 2
Essentie
Uitleg van conclusies van een octrooischrift. In HR 13 januari 1995, NJ 1995, 391 (Ciba Geigy/Oté) is tot uitdrukking gebracht dat ‘hetgeen voor de uitvinding waarvan de bescherming wordt ingeroepen, wezenlijk is’, onderscheidenlijk ‘de achter de woorden van die conclusies liggende uitvindingsgedachte’ niet langer als uitgangspunt dient, doch als gezichtspunt, tegenover de letterlijke tekst van de conclusies. De feitenrechter die zich gesteld ziet voor de taak de beschermingsomvang van een octrooi vast te stellen door uitleg van de octrooiconclusies, dient die maatstaf (met inbegrip van hetgeen in het arrest van 1995 overigens nog is overwogen) te ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.