NJ 2007, 354
HR, 29-06-2007, nr. C06/068HR
HR 29-06-2007, ECLI:NL:PHR:2007:BA3030
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
29 juni 2007
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, E.J. Numann, J.C. van Oven, F.B. Bakels, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
C06/068HR
- Conclusie
A-G Wesseling-van Gent
- LJN
BA3030
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht (V)
Burgerlijk procesrecht / Cassatie
Goederenrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2007:BA3030, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 29‑06‑2007
ECLI:NL:PHR:2007:BA3030, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑06‑2007
Beroepschrift, Hoge Raad, 03‑02‑2006
- Wetingang
Rv art. 424
Essentie
Geding na verwijzing; grenzen rechtsstrijd.
Vervolg op HR 29 oktober 1999, NJ 1999, 823. De onderhavige nieuwe stelling betreft een nieuw verweer dat thans eiser tot cassatie had kunnen aanvoeren vóór het cassatieberoep waarop de Hoge Raad in genoemd arrest heeft beslist. Daarom is er geen grond af te wijken van het uitgangspunt dat de rechter naar wie het geding na cassatie wordt verwezen, de zaak verder dient te behandelen in de stand waarin deze zich bevond toen de door de Hoge Raad vernietigde uitspraak werd gewezen.
Samenvatting
Inzet van dit geding – waarin ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.