NJB 2007, 481
HR, 09-02-2007, nr. C05/319HR1444
HR 09-02-2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ5833
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
9 februari 2007
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst, A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann, J.C. van Oven en W.D.H. Asser
- Zaaknummer
C05/319HR1444
- Conclusie
A-G E.M. Wesseling-van Gent
- LJN
AZ5833
- Vakgebied(en)
Onteigeningsrecht / Onteigening
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2007:AZ5833, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 09‑02‑2007
ECLI:NL:PHR:2007:AZ5833, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑11‑2006
Beroepschrift, Hoge Raad, 09‑11‑2005
- Wetingang
OW art. 36a; OW art. 37 lid 2; OW art. 54t
Essentie
Onteigening. Waar de onteigenende partij geen bezwaar had tegen de door de deskundigen berekende waardevermindering, kan niet worden gezegd dat zij ontijdig bezwaar heeft gemaakt tegen het, daarvan afwijkende en op een aanzienlijk hoger bedrag uitkomende, oordeel dienaangaande van de rechtbank in haar tussenvonnis. De onteigeningsrechter is niet gebonden aan zijn vóór het eindvonnis gegeven beslissingen in tussenvonnissen.
Partij(en)
De Staat der Nederlanden, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, adv. mr. M.W. Scheltema
tegen
verweerder, niet verschenen.
Uitspraak
FEITEN EN PROCESVERLOOP
Ten behoeve van de aanleg van de Hogesnelheidslijn-Zuid is een gedeelte van een perceel onteigend. Op het perceel ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.