JOL 2006, 841:Vernietiging arbitraal vonnis op grond motiveringsgebrek: terughoudende toepassing van precisering gegeven in HR 9 januari 2004, NJ 2005, 190; maatstaf. De precisering die in HR 9 januari 2004, NJ 2005, 190, m.nt. HJS is gegeven m.b.t. de in art. 1065 lid 1 onder d Rv vermelde vernietigingsgrond dat het vonnis niet met redenen is omkleed — te weten dat met het ontbreken van een motivering op één lijn moet worden gesteld het geval dat weliswaar een motivering is gegeven maar dat daarin enige steekhoudende verklaring voor de desbetreffende beslissing niet valt te onderkennen — moet door de rechter met terughodendheid worden toegepast, in die zin dat hij slechts in sprekende gevallen dient in te grijpen in arbitrale beslissingen: vernietiging van een arbitraal vonnis op de in genoemde bepaling vermelde grond is uitsluitend mogelijk indien een motivering onbtreekt, of indien een arbitraal vonnis zo gebrekkig is gemotiveerd dat het met een geheel ongemotiveerd vonnis op één lijn moet worden gesteld.